ECLI:NL:RBNHO:2024:7551

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
15/304408-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met geweld van Rolex-horloges

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met geweld van meerdere Rolex-horloges. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data in november 2023, samen met mededaders, Rolex-horloges heeft gestolen. De diefstallen vonden plaats in Cruquius, Maastricht en Utrecht, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld voorwaarden zoals een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om zijn leven weer op te pakken door middel van reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/304408-23 (P)
Uitspraakdatum: 23 juli 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juli 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
thans gedetineerd in P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.W. van der Ploeg, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 november 2023 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge (Yachtmaster), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te stompen en/of slaan en eenmaal tegen het hoofd van van [slachtoffer 2] te stompen
- vervolgens met het horloge de deur uit te vluchten;
2
hij op of omstreeks 15 november 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge (Datejust 36), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 14 november 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Rolex horloge (Oyster Perpetual. Datejust 36), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] aan de kant te duwen en/of aan hem te trekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 16 november 2023 (dossierpagina’s 195 tot en met 208);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 16 november 2023 (dossierpagina’s 209 tot en met 215).
Ten aanzien van feit 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 15 november 2023 (dossierpagina’s 284 tot en met 287).
Ten aanzien van feit 3:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 14 november 2023 (dossierpagina’s 354 tot en met 359).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 16 november 2023 te Cruquius tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een Rolex horloge (Yachtmaster), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en eenmaal tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te stompen;
2
hij op 15 november 2023 te Maastricht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een Rolex horloge (Datejust 36), dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 14 november 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een Rolex horloge (Oyster Perpetual. Datejust 36), dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 4] aan de kant te duwen en aan hem te trekken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en 3 telkens:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, te worden verbonden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aandacht gevraagd voor de bekennende houding van de verdachte en het feit dat hij spijt heeft van zijn daden en heeft aangegeven ver weg te willen blijven van de criminaliteit. De raadsman heeft erop gewezen dat het vinden van werk voor de verdachte lastig wordt met een strafblad, hetgeen ook al een consequentie is van zijn daden. Hij heeft de rechtbank verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan het voorarrest, aangezien een langer verblijf in de gevangenis meer kwaad dan goed zal doen. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht om maximaal 15 maanden gevangenisstraf op te leggen waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, eventueel aangevuld met een taakstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft onder de naam “[naam 1]” via Marktplaats verkopers van waardevolle Rolex horloges benaderd en gedaan alsof hij interesse had om de horloges te kopen. Vervolgens heeft hij met de verkopers afspraken gemaakt om de horloges te komen bekijken. Met zijn mededaders reed hij naar de stad waar de betreffende afspraak was, met als doel om het horloge van de verkoper te stelen. Hij verscheen telkens met één van de mededaders op de afgesproken plek, leidde de verkoper af en zorgde er op die manier voor dat de mededader met het horloge weg kon rennen. De buitgemaakte horloges werden direct verkocht en de opbrengst werd onder de daders verdeeld. In Maastricht (feit 2) vond de diefstal plaats op het terras van een café. In Cruquius (feit 1) en Utrecht (feit 3) vonden de diefstallen plaats in een woning waar de bewoner zich veilig behoort te voelen, en gingen de diefstallen bovendien gepaard met geweld. De verdachte heeft op deze manier niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendom en het bezit van zaken die niet aan hem toebehoren, maar vooral heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van een aantal slachtoffers.
Vertrekpunt van straftoemeting
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vermelden voor een woningoverval met licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zij strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 4 april 2024, op grond waarvan de rechtbank hem als first offender beschouwt.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 februari 2024 van [naam 2] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering constateert dat de verdachte de afgelopen jaren een maatschappelijk geaccepteerd leven heeft geleid en in staat is gebleken positieve keuzes te maken. De reclassering vermoedt dat een financieel motief in combinatie met een negatief sociaal netwerk eraan ten grondslag heeft gelegen dat hij ogenschijnlijk uit het niets is gekomen tot het plegen van delicten. De reclassering ziet aandachtspunten in het psychosociaal functioneren en dan met name de mate van beïnvloedbaarheid en impulsiviteit.
Op de zitting heeft de verdachte uiteindelijk openheid van zaken gegeven over zijn beweegredenen om de diefstallen te plegen. Hij heeft op de zitting spijt betuigd aan de slachtoffers. De verdachte vindt het heel dom van zichzelf dat hij op deze manier zijn baan op het spel heeft gezet en hij heeft aangegeven in de toekomst ver weg te willen blijven bij criminaliteit. Hij heeft aangegeven daarbij graag te worden geholpen door middel van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De verdachte heeft al geruime tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat het – gelet op de persoon van de verdachte – in het belang is van de maatschappij en van de verdachte zelf dat hij binnen afzienbare termijn vrij komt om zijn maatschappelijk geaccepteerde leven weer op te pakken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 16 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten zes maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering is geadviseerd.

7.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is – conform de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 stk telefoon Apple iPhone (goednummer 1546347)
dient te worden teruggegeven aan de beslagene; de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
immateriële schade € 2.000,00
toekomstige materiële schade
€ 2.000,00
totaal € 4.000,00
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van € 1.000,00 voor geleden immateriële schade – gelet op vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie – op zijn plaats zou zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van toekomstige materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de toekomstige materiële schade op het standpunt gesteld dat gelet op het tijdsverloop en nu vooralsnog niet van materiële schade is gebleken, sprake is van een te ver verwijderd verband zodat deze post moet worden afgewezen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde immateriële schade wordt voor het overige afgewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(en) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De vordering tot vergoeding van materiële schade wordt afgewezen. [slachtoffer 1] heeft vergoeding gevorderd van niet-onderbouwde toekomstige materiële schade, voor het geval er nog therapie nodig zou zijn en voor het geval er nog een factuur zou komen voor de ambulance die ter plaatse is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij dergelijke schade, indien aanwezig, ruim zeven maanden na de schadeveroorzakende gebeurtenis zou moeten kunnen onderbouwen met stukken. Bij gebreke daarvan moet de vordering worden afgewezen.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
immateriële schade € 2.000,00
toekomstige materiële schade
€ 2.000,00
totaal € 4.000,00
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een vergoeding van € 1.000,00 voor geleden immateriële schade – gelet op vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie – op zijn plaats zou zijn, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van toekomstige materiële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de toekomstige materiële schade op het standpunt gesteld dat gelet op het tijdsverloop en nu vooralsnog niet van materiële schade is gebleken, sprake is van een te ver verwijderd verband zodat deze post moet worden afgewezen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde immateriële schade wordt voor het overige afgewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(en) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De vordering tot vergoeding van materiële schade wordt afgewezen. [slachtoffer 2] heeft vergoeding gevorderd van niet-onderbouwde toekomstige materiële schade, voor het geval er nog therapie nodig zou zijn en voor het geval er nog een factuur zou komen voor de ambulance die ter plaatse is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij dergelijke schade, indien aanwezig, ruim zeven maanden na de schadeveroorzakende gebeurtenis zou moeten kunnen onderbouwen met stukken. Bij gebreke daarvan moet de vordering worden afgewezen.
8.3
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 9.950,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft de dagwaarde van het gestolen Rolex horloge conform een taxatierapport van 17 augustus 2023.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat deze vordering moet worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(en) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.4
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.550,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
dagwaarde van de gestolen Rolex € 6.050,00
immateriële schade
€ 500,00
totaal € 6.550,00
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 4.850,00 moet worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 4.350,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De rechtbank gaat daarbij niet uit van de waarde van € 6.050,00 uit de taxatie die [slachtoffer 4] achteraf heeft laten verrichten op basis van foto’s van het gestolen horloge, maar van de vraagprijs van € 4.350,00 waarvoor [slachtoffer 4] het horloge op Marktplaats heeft gezet en waarvoor hij zelf kennelijk bereid was het te verkopen. Dat laatste bedrag geeft naar het oordeel van de rechtbank het beste de dagwaarde van het horloge weer, mede gelet op het feit dat [slachtoffer 4] het horloge zelf in juni 2023 voor € 3.050,00 via Catawiki had gekocht. De gevorderde materiële schade wordt voor het overige afgewezen.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(en) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde handelen [diefstal in vereniging en diefstal vergezeld van geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (ZESTIEN) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (ZES) MAANDEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de veroordeelde zich laat behandelen door E25 Coaching of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met de medeverdachten
- [naam en geboortedatum en -plaats 1];
- [naam en geboortedatum en -plaats 2]
en met de slachtoffers:
- [slachtoffer 1], geboren te [geboortedatum en -plaats 2];
- [slachtoffer 2], geboren te [geboortedatum en -plaats 3];
- [slachtoffer 3], geboren te [geboortedatum en -plaats 4];
- [slachtoffer 4], geboren te [geboortedatum en -plaats 5],
zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het door [slachtoffer 1] meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 22 (tweeëntwintig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte (en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het door [slachtoffer 2] meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.250,00 (twaalfhonderdvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 22 (tweeëntwintig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte (en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 9.950,00 (negenduizendnegenhonderdenvijftig euro)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.950,00 (negenduizendnegenhonderdenvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 84 (vierentachtig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.750,00 (vierduizendzevenhonderdvijftig euro), bestaande uit € 4.350,00 als vergoeding voor de materiële en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(en) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het door [slachtoffer 4] meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 4.750,00 (vierduizendzevenhonderdvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 57 (zevenenvijftig) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. stk telefoon Apple iPhone (goednummer 1546347)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mrs. M.E. Francke en M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2024.
Mr. Francke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.