ECLI:NL:RBNHO:2024:7542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
C/15/351535 / JU RK 24/610
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 april 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelde dat [de minderjarige] niet kan verblijven bij de ouders of in het eigen netwerk, aangezien de ouders door persoonlijke problematiek niet in staat zijn om de zorg en opvoeding te bieden die [de minderjarige] nodig heeft. De moeder is tijdelijk in Jordanië en heeft geen contact met de GI, terwijl de vader erkent dat hij hardhandig is geweest tegen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie van [de minderjarige] zorgwekkend is en dat haar emotionele veiligheid niet langer gewaarborgd kan worden. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, met als doel [de minderjarige] rust, structuur en veiligheid te bieden in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de moeder om aanhouding van de zaak is afgewezen, omdat de belangen van [de minderjarige] voorop staan. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is op 13 mei 2024 vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351535 / JU RK 24/610
Datum uitspraak: 30 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- en Gezinsbeschermers,
gevestigd in Alkmaar,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende in Haarlem,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 19 april 2024 en het daarin genoemde verzoekschrift, met bijlagen, van de GI;
  • de beschikking van 16 februari 2024 over een verlenging van de ondertoezichtstelling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van de Pol, namens de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De ouders zijn, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De vader heeft de kinderrechter voorafgaand aan de zitting van zijn afwezigheid op de hoogte gesteld.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] uitgenodigd voor een kindgesprek. Van deze mogelijkheid heeft zij geen gebruik gemaakt. Bij monde van de vertegenwoordiger van de GI heeft [de minderjarige] haar mening kenbaar gemaakt. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn bij beschikking van 7 maart 2018 gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 december 2019 is [de minderjarige] , met ingang van 16 december 2019, onder toezicht gesteld. Die ondertoezichtstelling is verlengd en heeft geduurd tot 16 december 2021. [de minderjarige] is vervolgens bij beschikking van 19 augustus 2022 opnieuw onder toezicht gesteld. Die ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nu nog tot 19 augustus 2024.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 april 2024 een machtiging verleend om [de minderjarige] , met ingang van 19 april 2024 tot 17 mei 2024, met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen door de kinderrechter te worden gehoord, is het verzoek voor het overige aangehouden. De behandeling van het verzoek is bepaald op 30 april 2024.
2.4.
Sinds 19 april 2024 verblijft [de minderjarige] bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] .

3.De verzoeken

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen om [de minderjarige] voor de duur van vier weken met spoed uit huis te plaatsen, welke machtiging op 19 april 2024 is verleend. Aansluitend heeft de GI de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen om [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 19 augustus 2024, uit huis te plaatsen. De GI heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van het verzochte – samengevat – het volgende gesteld. De GI maakt zich ernstig zorgen over de huidige situatie en de (emotionele) veiligheid van [de minderjarige] . De GI ziet dat de ouders door hun persoonlijke problematiek, welke ondanks inzet van de hulpverlening terugkerend op de voorgrond staat, beperkte leerbaarheid en verbetering laten zien binnen de zorg en opvoeding van [de minderjarige] . Dit in combinatie met hun ambivalente houding richting de hulpverlening, zorgt ervoor dat de GI de veiligheid van [de minderjarige] niet langer kan waarborgen in de situatie zoals deze nu is. De moeder is plotseling langdurig afwezig en wisselend bereikbaar voor de GI. Daarnaast is het voor de GI onduidelijk wat de reden van haar afwezigheid is en wat er speelt. Ook is het onduidelijk of de moeder mogelijk in onveiligheid verkeert. De laatste informatie die de GI heeft is dat de moeder verblijft in Jordanië en naar Nederland terugkeert om financiële zaken te regelen. Het is echter nog onduidelijk of, en zo ja, wanneer de moeder daadwerkelijk terugkeert naar Nederland, en hoe lang zij dan in Nederland blijft. De plotselinge afwezigheid van de moeder en de onduidelijkheid hierover zorgen ervoor dat zij niet de zorg en opvoeding aan [de minderjarige] kan geven die zij nodig heeft. De afwijzing van [de minderjarige] door de moeder maakt dat [de minderjarige] momenteel emotioneel belast is met de problematiek van de moeder. Daarnaast is de onduidelijkheid die hierin heerst zeer belastend voor [de minderjarige] . Daar komt bij dat de thuissituatie bij de vader, waarin [de minderjarige] aangeeft zich niet veilig te voelen en de vader erkent hardhandig te zijn geweest tegen [de minderjarige] , maakt dat de GI de veiligheid van [de minderjarige] niet kan waarborgen. Tot slot is er beperkt netwerk.
3.3.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd, nader toegelicht en ten verstaan gegeven dat [de minderjarige] ’s huidige plaatsing een crisisplek betreft, waarvan de maximale verblijfsduur vier weken is. De kans is echter klein dat op korte termijn een nieuwe plek gevonden wordt, daarom poogt de GI, ondanks dat [de minderjarige] wat betreft haar persoon en gedrag niet thuishoort in de groep, de huidige plaatsing bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] te verlengen. Daarvoor is mede redengevend dat [de minderjarige] heeft aangegeven niet terug te willen naar de ouders. Het aanhouden van het reeds aangehouden verzoek tot een nader te bepalen zitting voor 17 mei 2024, acht de GI niet in het belang van [de minderjarige] . Zij heeft behoefte aan duidelijkheid en stabiliteit. Daarnaast is de huidige plek niet gewaarborgd, en een eventuele verlenging evenmin, als de machtiging uithuisplaatsing niet tot het einde van de ondertoezichtstelling wordt verleend.

4.Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is verzocht de beslissing op het resterende verzoek van de GI aan te houden tot een zitting vóór 17 mei 2024, te weten de verloopdatum van de spoedmachtiging uithuisplaatsing, om op die manier de moeder in de gelegenheid te stellen haar mening kenbaar te maken. Er is meerdere keren door de advocaat geprobeerd contact te zoeken met de moeder, die zich in Jordanië bevindt. De pogingen hiertoe hebben echter niet tot het gewenste resultaat geleid, waardoor het standpunt en de proceshouding van de moeder onbekend is. Daar komt bij dat het onduidelijk is of het de moeder bekend is dat [de minderjarige] bij geen van beide ouders wil wonen. In het kader van de pilot ‘gratis rechtsbijstand bij uithuisplaatsing’ is het terecht dat de moeder in de gelegenheid wordt gesteld haar advocaat te spreken over het voorliggende verzoek en het in te nemen standpunt.

5.De beoordeling

Spoedmachtiging uithuisplaatsing
5.1.
In wat ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het oordeel, zoals geformuleerd in de beschikking van 19 april 2024, te wijzigen. Die beschikking moet daarom worden gehandhaafd.
Machtiging uithuisplaatsing
5.2.
Daarnaast is de kinderrechter op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Daartoe is het volgende redengevend.
5.3.
De moeder is vanwege mentale en fysieke problematiek vertrokken naar Jordanië, waardoor zij momenteel niet in staat is de verzorging en de opvoeding van [de minderjarige] te dragen. Ondanks dat de moeder de zorg en opvoeding van [de minderjarige] heeft overgedragen aan het familienetwerk (te weten de tante en de zus van [de minderjarige] ), is de kinderrechter van mening dat de moeder zeer onverantwoordelijk heeft gehandeld door zonder enig overleg met de GI, [de minderjarige] achter te laten in Nederland. Daar komt bij dat zowel de tante als de zus niet in staat zijn gebleken de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen, nu zij daarvoor mede vanwege eigen persoonlijke problematiek onvoldoende beschikbaar zijn. Het is de kinderrechter daarnaast gebleken dat ook de vader niet in staat is de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen. Daarvoor is redengevend dat [de minderjarige] heeft aangegeven zich in de thuissituatie bij de vader niet veilig te voelen en de vader bovendien heeft erkend [de minderjarige] ‘een handje te hebben geholpen’ om van een stoel te komen en naar boven te gaan. Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat [de minderjarige] niet terecht kan bij de ouders of in het eigen netwerk. De kinderrechter acht het zorgelijk dat [de minderjarige] hiermee is geconfronteerd en wordt belast met de (persoonlijke) problematiek van de ouders en hun tekortkomingen. [de minderjarige] is gebaat bij rust en duidelijkheid, die haar bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] geboden wordt. Daarnaast heeft zij de wens uitgesproken naar geen van beide ouders terug te willen. Bij deze stand van zaken is het daarom in het belang van [de minderjarige] dat de plaatsing bij [accommodatie jeugdhulpaanbieder] (of een soortgelijke accommodatie van een jeugdhulpaanbieder), wordt gewaarborgd, zodat haar (emotionele) veiligheid niet verder en langer in gevaar komt en [de minderjarige] blijvend rust, structuur en regelmaat geboden kan worden. De komende periode zal in het belang van [de minderjarige] moeten worden bekeken waar zij – blijvend – terecht kan, en die plek zal vervolgens moeten worden gewaarborgd.
5.4.
Het voorgaande maakt dan ook dat de kinderrechter, anders dan door de advocaat van de moeder is verzocht, het aanhoudingsverzoek zal afwijzen. De belangen van [de minderjarige] prevaleren boven het belang van de moeder om haar mening kenbaar te maken in deze procedure. Dat de moeder geen gelegenheid heeft gehad het verzoek inhoudelijk met haar raadsvrouw te bespreken, maakt het voorgaande niet anders. Het is de verantwoordelijkheid van de moeder adequaat contact te onderhouden met haar raadsvrouw en daartoe alle mogelijke inspanningen te leveren. De kinderrechter stelt echter vast dat de moeder slechts het tijdsverschil tussen Nederland en Jordanië heeft opgeworpen als excuus voor het gebrek aan contact met haar raadsvrouw. Deze motivering van het aanhoudingsverzoek van de moeder is naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende.
5.5.
Alles overziend volgt de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 mei 2024 tot 19 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024 door mr. F.W. van Dongen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgelegd op 13 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te [plaats] .