ECLI:NL:RBNHO:2024:7530

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
HAA 24/2485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor renovatie jachthaven Rietpol te Spaarndam

In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2024 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, omwonenden van de jachthaven Rietpol in Spaarndam, hadden bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor de renovatie van de jachthaven, die op 17 april 2024 door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem was verleend. De vergunninghouder had plannen ingediend voor de renovatie van de jachthaven, waarbij de bestaande ligplaatsen en steigers zouden worden vervangen. Verzoekers vreesden dat de renovatie zou leiden tot een onomkeerbare situatie en dat de vergunninghouder al met de voorbereidingen was begonnen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, maar dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen had. De rechter concludeerde dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning helder was en dat de vergunning binnen de geldende bestemmingsplannen paste. De voorzieningenrechter wees erop dat de aanvraag niet als onzorgvuldig kon worden aangemerkt en dat de vergunninghouder niet verplicht kon worden om een gecombineerde aanvraag voor zowel de renovatie als de ontwikkeling van het eiland in te dienen. De rechter benadrukte dat de aanvraag voor de renovatie op zichzelf geen verandering van inrichting met grote gevolgen voor het milieu met zich meebracht, en dat de vergunning op basis van de Wabo correct was verleend. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2485

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] e.a., uit [plaats] , verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. P. Bos en A. Verhoek).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Jachthaven Rietpol (Spaarnedock)uit Spaarndam gem. Haarlem , vergunninghouder.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning.
1.2.
Bij besluit van 17 april 2024 heeft verweerder aan vergunninghouder op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning verleend voor bouwen en uitvoeren van een werk in verband met de renovatie van de jachthaven Rietpol (Spaarnedock) op het perceel Rietpol 1 te Spaarndam gemeente Haarlem. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker] , namens verzoekers en de gemachtigden van verweerder. Vergunninghouder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2.
2.1.
Jachthaven Rietpol is gelegen op het perceel Rietpol 1 in Spaarndam , gemeente Haarlem. De jachthaven ligt op het Rietpol -eiland. Er zijn onder andere (passanten) ligplaatsen en een (oude) scheepswerf. Verzoekers zijn omwonenden van de jachthaven. Op grond van de in dit gebied geldende bestemmingspannen [1] heeft het perceel de enkelbestemming ‘Recreatie-Jachthaven’, gedeeltelijk de dubbelbestemming ‘Waarde-Beschermd dorpsgezicht’ en de dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’. De locatie ligt binnen de gebiedsaanduiding ‘overige zone-herziening planregels 1’ en de gebiedsaanduiding ‘overige zone-herziening planregels 7’.
2.2.
De jachthaven, waaronder de oude scheepswerf is buiten gebruik geraakt en gesloten. Er zijn wel nog (enkele) ligplaatsen in gebruik. Een projectontwikkelaar is voornemens om de jachthaven opnieuw te gaan ontwikkelen onder de naam Spaarnedock . Deze heeft ervoor gekozen om dit in meerdere fases te doen en benoemt in ieder geval de renovatie van de bestaande jachthaven (fase 1) en de ontwikkeling (bebouwing) van het eiland (fase 2).
2.3.
Op 13 juli 2023 is er een omgevingsvergunning aangevraagd voor ‘het renoveren’ van de jachthaven. Verzoekers hebben op 28 juli 2023 gereageerd op deze aanvraag. Op 12 november 2023 hebben verzoekers hun bezwaren aangevuld. Zij menen – samengevat – dat sprake is van een geheel nieuwe ontwikkeling met grote gevolgen. Het gehele project moet volgens hen als één aanvraag worden gepresenteerd en beoordeeld. Zij hebben hun zorgen geuit over het ontbreken van benodigde voorzieningen voor onder andere parkeren en over de aantasting van de leefbaarheid.
2.4.
Op 23 november 2023 is een gewijzigde aanvraag ingediend. Als projectomschrijving is aangegeven dat het een renovatie betreft van de oude jachthaven. Volgens de omschrijving is het uitgangspunt om het bestaande zoveel mogelijk te behouden en alleen aan te passen daar waar nodig ten behoeve van de functionaliteit van het geheel. Als bijlagen zijn productbladen van composiet, drijvers en een steigersysteem overgelegd.
2.5.
Op 2 januari 2024 is er een aanvraag voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden ingediend. Daarbij is aangegeven dat het gaat om renovatiewerkzaamheden aan de ligplekken van de jachthaven. Hierbij zijn constructieve uitgangspunten, een memo ten aanzien van parkeervoorzieningen, en tekeningen ‘bestaand en nieuw’, met een plantoelichting overgelegd. Op 11 april 2024 is een tekening ten aanzien van parkeren overgelegd.
De omgevingsvergunning
3.
3.1.
Verweerder heeft aan vergunninghouder bij besluit van 17 april 2024 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen en het uitvoeren van een werk of werkzaamheden omdat er volgens hem geen redenen zijn om deze te weigeren.
3.2.
Ten aanzien van
de activiteit bouwenheeft verweerder hieraan – samengevat – ten grondslag gelegd dat de aanvraag met betrekking tot de enkelbestemming ‘Recreatie-Jachthaven’ aan de gebruiks- en bebouwingsvoorschriften voldoet en daarmee binnen het bestemmingsplan past. De aanvraag voldoet ook aan de geldende voorschriften voor de dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’ en de gebiedsaanduiding ‘overige zone- herziening planregels 1’. Ook past de aanvraag binnen de gebiedsaanduiding ‘overige zone - herziening planregels 7’. Verder overweegt verweerder dat, omdat de huidige parkeervoorzieningen op het eiland gehandhaafd blijven en er gelet op de aanvraag geen sprake is van toename van het aantal ligplaatsen, geen extra parkeervraag aan de orde is. Daarmee past de aanvraag ook binnen het ‘Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018’.
De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) heeft positief geadviseerd over de aanvraag.
Er is volgens verweerder verder geen sprake van strijd met de constructieve veiligheidsvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012. De planbeoordelaar heeft geen bezwaar tegen afgifte van de vergunning als wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
De activiteit voldoet tot slot aan de voorschriften uit de Haarlemse bouwverordening.
Ten aanzien van de activiteit bouwen zijn er volgens verweerder dan ook geen redenen voor weigering van de gevraagde vergunning.
3.3.
Ten aanzien van
de activiteit uitvoeren van een werkoverweegt verweerder
– samengevat – als volgt.
Op grond van het bestemmingsplan wordt voor deze activiteit op een perceel met de dubbelbestemming ‘Waarde-Beschermd dorpsgezicht’ niet eerder een vergunning verleend dan nadat de Dorpsraad Spaarndam in de gelegenheid is gesteld aan het college van burgemeester en wethouders advies uit te brengen. Een vergunning wordt gelet op de planregels niet verleend indien door de werken en werkzaamheden de schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden aangetast.
Uit het besluit volgt verder dat de dorpsraad op 11 januari 2024 heeft geadviseerd. Dit advies is integraal overgenomen in het besluit. Aanvankelijk is geen positief advies afgegeven. Samengevat was aangegeven dat de drijvende steigers een verbetering van de huidige situatie waren. Er was echter onder meer nog onvoldoende inzicht in de feitelijke uitvoering en er waren onduidelijkheden over de hoogte van de palen, de bevestiging en de maatvoering van de drijvende steigers, de locatie van twee bij het plan betrokken steigers en de vorm en constructie van de golfbreker. Volgens dit advies werden door een deel van het voorgenomen plan de vaar- en aanlegmogelijkheden ongewenst beperkt of onmogelijk gemaakt.
De tekeningen zijn vervolgens op 7 maart 2024 aangepast en er is een reactie gegeven op voornoemd advies. Uit het besluit volgt dat de dorpsraad op 13 maart 2024, gelet op de aanpassing en de gegeven toelichting, goedkeuring aan het plan heeft gegeven met betrekking tot het aanzien en het passen in het beschermd dorpsgezicht.
De ARK heeft op 11 maart 2024 eveneens positief op de aanvraag geadviseerd.
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het uitvoeren van een werk of werkzaamheid zijn er dan ook volgens verweerder geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
Bekendmaking beschikking aan verzoekers
4. Voornoemde omgevingsvergunning is op 24 april 2024 met een begeleidende brief aan verzoeker(s) bekend gemaakt. Daarbij is in reactie op de door verzoekers ingediende zienswijze/bezwaar het volgende vermeld. Als een aanvraag voldoet aan de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo genoemde criteria dan moet de omgevingsvergunning worden verleend. In dit geval is sprake van een gebonden beschikking. Voor een belangenafweging is in dat geval geen ruimte. De bezwaren tegen het bouwplan voor het renoveren van de jachthaven mogen in dat geval niet betrokken worden bij de beoordeling van de aanvraag.
Toegelicht is dat, en waarom het eerst ingediende bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan. Aangegeven is dat, en op welke wijze, de aanvraag vervolgens is aangepast, waarbij deze binnen het bestemmingsplan past.
Verder is toegelicht dat het aantal ligplaatsen met de aanvraag niet wordt uitgebreid. De parkeerbehoefte neemt niet toe. De aanvrager heeft aangegeven dat de bestaande parkeervoorzieningen op het eiland gehandhaafd blijven.
Tot slot is uitgelegd dat de aanvrager niet verplicht kan worden om een aanvraag in te dienen waarin zowel de renovatie als de ontwikkeling van het eiland zijn opgenomen. Op het moment dat een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend voor de ontwikkeling van het eiland, dan zal hierbij ook aangegeven moeten worden op welke wijze de parkeervoorzieningen voor de jachthaven in de planvorming zijn meegenomen, zo vermeldt verweerder.
Bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening
5. Verzoekers hebben vervolgens op de hierna te bespreken gronden bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en de voorzieningenrechter verzocht om deze te schorsen totdat op het bezwaarschrift is beslist. Zij geven aan dat de vergunninghouder al is begonnen met de voorbereidingen en de ligplaatsen voor de haven te koop heeft gezet. Hierdoor dreigt volgens verzoekers een onomkeerbare situatie te ontstaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter dient te beoordelen of verzoekers de bezwaarprocedure kunnen afwachten, zonder dat een voorziening wordt getroffen. Een voorlopige voorziening wordt alleen getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verder is het bij de vraag of er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening van belang of – in dit geval – het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekers of de verleende omgevingsvergunning naar verwachting in bezwaar stand zal kunnen houden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
8. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekers hebben aangevoerd voldoende aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen.
Geen redelijke kans van slagen van het bezwaar
1. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen en zal de verleende omgevingsvergunning naar verwachting in stand blijven. Zij overweegt daarover het volgende.
Zijn de aanvraag en omgevingsvergunning onduidelijk en is sprake van een onzorgvuldige voorbereiding?
10.1.
Verzoekers stellen zich allereerst op het standpunt dat de aanvraag en de vergunning onduidelijk zijn en onjuistheden bevatten. Het is volgens hen onduidelijk of de tekening ‘bestaande en nieuwe situatie met plantekening’ die bij de aanvraag is ingediend, onderdeel is van de vergunning. Volgens verzoekers hadden de (verwaarloosde) gebouwen, net als de ligplaatsen die in strijd zijn met het bestemmingsplan, ook met een rood kruis moeten worden aangeduid. Verder ontbreekt de hijskraan op de tekening. Onduidelijk is wat hier mee gaat gebeuren. De begrenzing van het gebied is ook onjuist weergegeven op de tekening. Het water aan de Spaarnekant van de steiger is niet van de projectontwikkelaar en moet dan ook buiten het projectplan vallen. Het project en de activiteiten waarop deze betrekking heeft is volgens verzoekers niet duidelijk beschreven in de vergunning.
De aanvraag is volgens verzoekers bovendien niet aan de dorpsraad voorgelegd, maar aan de commissie beschermd dorpsgezicht. Deze commissie beperkt zich enkel tot de visuele gevolgen van het projectplan en weegt de overige aspecten niet mee.
10.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de aanvraag helder. Deze ziet gelet op de daarbij gegeven projectomschrijving op renovatie van de jachthaven, waarbij het uitgangspunt is om het bestaande zoveel mogelijk te behouden. Uit de overgelegde tekening en brochures volgt verder genoegzaam welke steigers zullen worden vervangen en waarmee. De eventuele sloop van (oude) gebouwen en de hijskraan maken, gelet op de aanvraag, hiervan geen onderdeel uit. Uit de omgevingsvergunning volgt vervolgens op welke activiteiten deze ziet. Dit betreft bouwen en uitvoeren van een werk. Verder volgt uit het besluit van verweerder dat de aanvraag aan de dorpsraad is voorgelegd ter advies. Verzoekers stellen dat dit niet zo is, maar hebben dit vooralsnog niet onderbouwd. Ter zitting is door verweerder verwezen naar het besluit waarin staat dat de aanvraag aan de dorpsraad is voorgelecht en toegelicht dat er inhoudelijk in ieder geval over de juiste zaken advies is gegeven. Of de aanvraag is voorgelegd aan de juiste commissie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet helemaal duidelijk geworden. Dit leidt er echter nog niet toe dat om die reden een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Dit omdat het standpunt van verzoekers niet is onderbouwd, bovendien kan vooralsnog gevolgd worden dat er geadviseerd is over de juiste onderwerpen en dat de voorbereiding op dit punt zorgvuldig is geweest. Verweerder kan hierover bovendien bij het nog te nemen besluit op bezwaar nog opheldering geven.
Is er sprake van verandering van een inrichting?
11.
11.1.1.
Verzoekers stellen zich verder op het standpunt dat van een renovatie van de jachtwerf geen sprake is. Gelet op de activiteiten die plaatsvonden op de jachthaven ten opzichte van het plan van de ontwikkelaar met de Rietpol is volgens hen feitelijk sprake van verandering van een inrichting met grote gevolgen voor onder meer het milieu en de fysieke omgeving. Hiervoor is een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo nodig en zal moeten worden getoetst aan artikel 2.14, van de Wabo en de Wet milieubeheer. Gelet hierop had verweerder volgens hen dan ook de uitgebreide procedure moeten toepassen.
11.1.2.
De veranderingen bestaan er volgens verzoekers onder meer uit dat toilet- en douchevoorzieningen en activiteiten voor de afvalinzameling verdwijnen. Gevolg hiervan is dat de ligplaatshouders en hun bezoekers hun behoeften en afval op een ongewenste illegale manier zullen lozen. Dit had bij de beoordeling moeten worden betrokken. De beoogde steigers leiden er bovendien toe dat er een ander type/categorie schepen met bijbehorende doelgroep in de haven komt te liggen. De ligplaatsen zullen naar alle waarschijnlijkheid worden verkocht aan personen uit bijvoorbeeld Amsterdam, Bloemendaal of Haarlem. Deze nieuwe doelgroep zal per auto komen, terwijl de doelgroep van vroeger over water kwam. Dit heeft aantrekkende verkeersbewegingen en een grotere parkeerbehoefte tot gevolg. Hiermee is bij de beoordeling van de aanvraag ook geen rekening gehouden.
11.2.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er in het verleden sprake was van een jachthaven en een actieve scheepswerf. Deze stond vanwege de milieubelastende activiteiten onder toezicht van de provincie. Inmiddels zijn de jachthaven en de scheepswerf gesloten. Het perceel is verkocht. Op dit moment liggen er nog enkele jachtjes in de haven. Op het gedeelte dat bedoeld is voor jachtjes als deze worden de steigers vervangen door moderne, voor jachthavens gebruikelijke steigers. Dat is waar nu een aanvraag voor is ingediend. Er is volgens verweerder sprake van renovatie en niet van verandering van een inrichting.
11.3.
De voorzieningenrechter kan verweerder hierin volgen. Gelet op deze ter zitting gegeven toelichting is op dit moment van verandering van een inrichting geen sprake. Zoals hiervoor al overwogen ziet de aanvraag op vervanging van de steigers. En dat betreft op zichzelf geen verandering van inrichting. De stelling van verzoekers dat de nieuwe steigers niet geschikt zijn voor de boten die voorheen de jachthaven aandeden en dat er daardoor wel sprake is van verandering van een inrichting, hebben zij niet concreet onderbouwd en leidt vooralsnog niet tot een ander standpunt. Verweerder heeft dan ook de reguliere procedure kunnen toepassen. Dat deze aanvraag onderdeel is van een groter projectplan, maakt het voorgaande niet anders. Dat blijkt ook uit het hierna volgende.
Is er sprake van onlosmakelijk samenhangende activiteiten?
12.
12.1.
Verzoekers stellen (in het verlengde van het voorgaande) dat de benodigde activiteiten met betrekking tot de toilet- en douchevoorzieningen, de afvalinname en de parkeervoorzieningen elkaar in fase 1 en 2 overlappen. Deze zullen ergens moeten worden gerealiseerd. Zoals de plannen er nu uitzien komen deze echter in beide fases niet aan de orde, met alle gevolgen van dien. Voornoemde- en aangevraagde activiteiten zijn volgens verzoekers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op grond van artikel 2.7, van de Wabo hadden deze als gevolg hiervan bij de aanvraag genoemd en dus beoordeeld moeten worden. Daarnaast had op grond van artikel 3.5, van de Wabo een exploitatieplan moeten worden vastgesteld en had de beslissing moeten worden aangehouden als dit plan nog niet onherroepelijk was. De aanvraag is dan ook niet volledig geweest en het besluit over fase 1 is daarmee onduidelijk en onzorgvuldig.
12.2.
De voorzieningenrechter snapt de zorgen van verzoekers. Echter, van onlosmakelijk samenhangende activiteiten als bedoeld in artikel 2.7, van de Wabo is naar haar voorlopig oordeel geen sprake. Het vervangen van de steigers en de ontwikkeling van het eiland zijn feitelijke activiteiten die fysiek van elkaar zijn te onderscheiden. Dat er hiertussen een relatie bestaat doet hier niet aan af. De projectontwikkelaar heeft de door verzoekers genoemde voorzieningen dan ook niet bij onderhavige aanvraag hoeven betrekken. Dat deze in een latere fase al dan niet moeten worden gerealiseerd is bij een eventuele nieuwe, andere aanvraag van belang. Bij de beoordeling van onderhavige aanvraag kunnen deze geen rol spelen. Hetzelfde geldt voor het al dan niet vaststellen van een exploitatieplan. In deze fase van het project is dat (nog) niet aan de orde.
Valt de aanvraag binnen de geldende bestemmingsplannen?
13. Verzoekers hebben tot slot geen gronden gericht tegen het standpunt van verweerder dat de aanvraag binnen de bestemmingsplannen past en daarmee geen reden is om de omgevingsvergunning te weigeren. Er is dan ook geen aanleiding hieraan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

1. Er is gelet op het voorgaande geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat in dat geval geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De bestemmingsplannen: “Hekslootgebied/Spaarndam ”, “Reparatieplan B Haarlem 2019 ”, Reparatieplan C Haarlem ” en het “Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018 ”