ECLI:NL:RBNHO:2024:7509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/15/354295 / KG ZA 24-376
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gunning van verkoop van grond onder voormalig schoolgebouw Vrijburg door gemeente Uitgeest aan SBB

In deze zaak heeft de gemeente Uitgeest een openbare verkoopprocedure opengesteld voor de verkoop van de grond onder het voormalig schoolgebouw Vrijburg, met als doel de ontwikkeling en bouw van woningen. SBB, een van de gegadigden, is toegelaten tot de tweede ronde van de procedure, maar eindigde als tweede in de beoordeling. SBB stelt dat de gemeente in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel, omdat de gemeente andere deelnemers in staat heeft gesteld hun voorwaardelijke biedingen om te zetten in onvoorwaardelijke biedingen, terwijl SBB een onvoorwaardelijke bieding had gedaan. De gemeente verdedigt zich door te stellen dat er sprake was van een kennelijke verschrijving die zij mocht laten herstellen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente niet had mogen toestaan dat de andere deelnemers hun biedingen aanpasten na de sluiting van de termijn. Dit wordt niet beschouwd als een kennelijke verschrijving, maar als een wezenlijk gebrek dat de gemeente had moeten uitsluiten. De rechter verbiedt de gemeente om uitvoering te geven aan de gunningsbeslissing ten gunste van Efy Group en gebiedt de gemeente om deze beslissing in te trekken. De gemeente wordt ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan SBB.

De uitspraak benadrukt het belang van het gelijkheidsbeginsel in openbare verkoopprocedures, zelfs wanneer de Aanbestedingswet niet van toepassing is. De gemeente heeft de mogelijkheid om de verkoopprocedure af te breken en opnieuw te starten, maar is niet verplicht om aan SBB te gunnen, ondanks dat zij de enige overgebleven deelnemer is met een geldige inschrijving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/354295 / KG ZA 24-376
Vonnis in kort geding van 23 juli 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMITS BOUWBEDRIJF B.V,,
gevestigd te Beverwijk,
eiseres,
advocaat mr. N.J. Stephan te Velsen-Zuid,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UITGEEST,
zetelend te Uitgeest,
gedaagde,
advocaat mr. M.W. Langhout te Haarlem.
Partijen zullen hierna SBB en de gemeente genoemd worden.
De zaak in het kort
De gemeente heeft een openbare verkoopprocedure opengesteld voor verkoop van de grond onder voormalig schoolgebouw Vrijburg voor de ontwikkeling en bouw van woningen. SBB is een van de partijen die zich als gegadigden hebben aangemeld en is één van de drie partijen die de gemeente heeft toegelaten tot ronde II, de dialoogfase en indiening van een aanbieding.
SBB is bij de beoordeling als tweede geëindigd. Zij is van mening dat de gemeente in strijd gehandeld heeft met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zij wijst er op dat in de Verkoopleidraad was opgenomen dat een grondbieding onvoorwaardelijk moest zijn, maar dat de gemeente de twee andere gegadigden in ronde II de mogelijkheid heeft gegeven hun voorwaardelijke bieding om te zetten in een onvoorwaardelijke bieding. SBB is van mening dat de gemeente deze deelnemers in staat gesteld heeft een wezenlijk andere bieding in te dienen na sluiting van de termijn voor indienen. Zij stelt dat de gemeente de andere twee deelnemers had moeten uitsluiten van verdere deelname en aan SBB had moeten gunnen. De gemeente wijst op haar bevoegdheid in de Verkoopleidraad om niet ernstige gebreken, onvolledigheden of onjuistheden te laten aanpassen en stelt dat hier sprake was van een kennelijke verschrijving die zij kon laten herstellen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet kon worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving en dat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de productie van de zijde van de gemeente
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de gemeente.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 16 juli 2024 zijn verschenen namens SBB de heer [betrokkene 1] (projectontwikkelaar), mevrouw [betrokkene 2] (hoofd projectontwikkeling) en de heer [betrokkene 3] (directie), bijgestaan door mr. Stephan voornoemd, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. M. de Waal en namens de gemeente de heer [gedaagde 1] (juridisch adviseur vastgoed en grondzaken) en de heer [gedaagde 2] (projectontwikkelaar), bijgestaan door mr. Langhout voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 10 oktober 2023 is de gemeente een openbare verkoopprocedure gestart met betrekking tot de voormalige schoollocatie Vrijburg, gelegen in de wijk De Koog. De gemeente wenst dit perceel te verkopen als planlocatie voor de bouw van maximaal 44 woningen in verschillende woningbouwcategorieën en heeft hiervoor een ruimtelijk kader op hoofdlijnen vastgesteld.
2.2.
De Verkoopleidraad houdt voor zover hier van belang het volgende in:
Disclaimer
Deze verkoopprocedure is geen aanbestedingsprocedure in de zin van de Aanbestedingswet 2012 en/of Europese wet- en regelgeving. De algemene beginselen van het aanbestedingsrecht zijn niet op deze procedure van toepassing. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn vanzelfsprekend wel van toepassing.
(…)
3.3
Ronde II: Dialooggesprekken en indienen aanbieding
(…)
De geselecteerde partijen uit ronde I gaan door naar ronde II. Het doel van ronde II is het door de beoordelingscommissie vaststellen van de rangorde van de aanbiedingen en de (voorlopige) gunning door de gemeente aan de voorlopige contractpartij, oftewel de deelnemer met de hoogste rangorde.
In deze ronde van de procedure vragen wij u om een schetsontwerp uit te werken met een visie op de samenwerking. Als resultaat van deze ronde verwachten wij:
1. Een tot schetsontwerp uitgewerkte visie, gebaseerd op het voorstel;
2. een onvoorwaardelijke grondbieding.
Uw visie (…) gaat in ieder geval in op dezelfde onderwerpen als ronde I, maar is verder gedetailleerd en nader onderbouwd met een grondaanbieding. (…)
Na de dialooggesprekken dienen de deelnemers een definitieve aanbieding in. De aanbiedingen dienen onvoorwaardelijk te zijn.
(…)
3.5
Indicatieve planning
(…)
Deelnamevoorwaarden
(…)
Artikel 8
RONDE TWEE: INDIENEN AANBIEDING
(…)
8.7
Het is de Gemeente toegestaan om niet ernstige gebreken/onvolledigheden/onjuistheden in een
Aanbieding binnen een redelijke termijn te laten herstellen door de betreffende Deelnemer (…) In geval van wezenlijke gebreken/ onvolledigheden/onjuistheden kan de Gemeente besluiten om een Aanbieding uit te sluiten van verdere beoordeling. Gebreken/onvolledigheden/onjuistheden kunnen ook leiden tot een lagere beoordeling van een Aanbieding.
2.3.
SBB heeft zich tijdig aangemeld in de procedure en is door de gemeente, samen met twee andere gegadigden, toegelaten tot ronde II.
2.4.
De dialooggesprekken hebben plaats gevonden in april 2024 en op 15 mei 2024 is de nota van toelichtingen gedeeld met de gegadigden.
De aanbiedingen moesten uiterlijk 29 mei 2024 zijn ingediend.
2.5.
De beoordeling door de beoordelingscommissie is op 10 juni 2024 te 12.00 uur gesloten, waarna het proces-verbaal van beoordeling is opgesteld.
2.6.
In een e-mailbericht van 18 juni 2024 heeft de gemeente SBB meegedeeld dat de verkoop voorlopig is gegund aan Efy Group en dat het plan van SBB op de 2e plaats is geëindigd.
2.7.
Het door de gemeente opgestelde Procesverbaal Ronde II houdt het volgende in:
(…)
3. Beoordeling inschrijvingen
(…)
Hieronder een willekeurige verbeelding van de verschillende aanbiedingen.
3.1.
Ruimtelijke voorstellen compleet en volledig?
Alle drie de inschrijvingen zijn tijdig en compleet ingediend. Geen van de inschrijvingen heeft wijzigingen aangeleverd op de deelname voorwaarden. Deelnemer 1 en 7 zijn na opening van de financiële biedingen in de gelegenheid gesteld om de opgenomen voorwaarden in te trekken. Deze voorwaarden zijn voor de gestelde termijn ingetrokken.
3.2
Advies klankbordgroep
(…) De gecumuleerde beoordeling van alle klankbordgroepleden heeft geleid tot een voorkeur voor deelnemer 7. Bij de omwonenden scoren Deelnemer 6 en 7 op een gedeelde eerste plaats. (…)
3.3.
Advies welstand
Op maandag 3 juni heeft (de grote) welstandscommissie van Mooi Noord-Holland zelfstandig de drie
ruimtelijke plannen beoordeeld. (…). De beoordeling in volgorde van voorkeur:
1. Plan Vrijburcht (deelnemer 7) is het meest realistisch en haalbaar. Klimaatadaptatie zit in het DNA
van het plan.
2. De Oogsttuin (deelnemer 1) schetst een aantrekkelijk beeld, maar is kwetsbaar omdat er twijfels
bestaan over de haalbaarheid van bijvoorbeeld de groen gevels.
3. Venneborg (deelnemer 6) is een algemeen plan zonder specifieke architectuur. De ruimte van het
binnengebied is onvoldoende benut.
3.4.
Beoordelingscommissie
De beoordelingscommissie heeft in ronde II de voorstellen beoordeeld op ruimtelijke kwaliteit (25%),
programma (25%), samenwerking (10%) en grondaanbieding (40%). (…). Hieronder een korte samenvatting. (…)
3.5.
Vaststelling rangorde ronde II
Voornoemde beoordelingen leidt uiteindelijk tot de volgende rangorde. Hierbij mag niet onvermeld blijven dat de score van deelnemer 6 en deelnemer 7 ontzettend dicht op elkaar liggen.
2.8.
Op 20 juni 2024 heeft SBB bezwaar gemaakt tegen de beoordeling omdat uit het proces-verbaal van beoordeling blijkt dat Deelnemer 1 en Deelnemer 7 (Efy Group) in de gelegenheid zijn gesteld om de door hun in hun aanbieding opgenomen voorwaarden in te trekken.
2.9.
In een e-mailbericht van 21 juni 2024 heeft de gemeente als volgt gereageerd:
(…)
Nadere procesbeschrijving
Nadat de ruimtelijke plannen met de deelnemers van de Beoordelingscommissie zijn gedeeld, zijn in de loop van de week van 3 juni de financiële biedingen bestudeerd. Hierbij is geconstateerd dat de aanbiedingsbrief van zowel Deelnemer 3 als Deelnemer 7 niet konden worden gelezen als een onvoorwaardelijke grondbieding. De beoordelingscommissie heeft deze kennelijke verschrijvingen constateert. Na een juridische afstemming en interne belangenafweging zijn beide verschrijvingen gekwalificeerd als een niet ernstig gebrek c.q. onjuistheid en zijn beide inschrijvers op grond van artikel 8.7 van de Deelnamevoorwaarden in de gelegenheid gesteld dit tijdig te herstellen.
De per abuis opgenomen voorwaarden zijn door beide deelnemers op donderdag 6 juni 2024 voor 16:00 uur herstelt door doorhaling van de opgenomen voorwaarden. Beide partijen zijn dus enkel in de gelegenheid gesteld om een materiële onvolkomenheid recht te zetten en hun aanbieding daarmee te preciseren. De aanbiedingen zijn ruimtelijk, programmatisch, organisatoren en financieel ongewijzigd gebleven. Zodoende heeft de Beoordelingscommissie op donderdag 6 juni en vrijdag 7 juni drie gelijkwaardige ruimtelijke voorstellen en drie onvoorwaardelijke grondbiedingen beoordeeld.
Het proces-verbaal is het resultaat van deze beoordeling. (…) Zodra de Koopovereenkomst is ondertekend met de voorlopige contractpartij vervalt de publiekrechtelijke geheimhouding en kunnen wij voornoemde procesbeschrijving nader onderbouwen door de achterliggende stukken met jullie te delen.
2.10.
Op 2 juli 2024 heeft de gemeente aan SBB de biedingen van de overige twee deelnemers in Ronde II toegestuurd, zowel de originele aanbieding als de na verzoek van de beoordelingscommissie aangepaste aanbieding. SBB heeft in reactie hierop nog gevraagd om de e-mail van de beoordelingscommissie hierover aan de twee andere deelnemers. De gemeente heeft SBB de e-mail toegestuurd die zij had verstuurd aan Efy Group.
Dat e-mailbericht houdt het volgende in:
De beoordelingscommissie heeft de ruimtelijke kwaliteit van de ingediende voorstellen tot zich genomen en is toegekomen aan de beoordeling van de financiële aanbiedingen.
In dat kader merken wij op dat wij jullie aanbieding beschouwen als voorwaardelijke
grondaanbieding, terwijl een onvoorwaardelijke grondaanbieding is gevraagd.
Graag vernemen wij vóór morgenmiddag, donderdag 6 juni 2024, 16:00 uur namens de
rechtsgeldige vertegenwoordiging of wij jullie financiële bieding mogen beschouwen als
onvoorwaardelijke grondbieding.
2.11.
De oorspronkelijke grondbieding van 29 mei 2024 van Efy Group hield de volgende voorwaarde in:
Deze bieding is onder de navolgende hoofdverkoopvoorwaarden en -condities
- op de huidige marktomstandigheden, de locatie eigenschappen en de potentiële ontwikkelingswaarde die wij voor ogen hebben;
- Geen financieringsvoorbehoud;
- De Vrijburgschool wordt opgeleverd vrij van huur en gebruik, opleveringsniveau “As is”;
- Objecten: Percelen bestaande uit circa. 5.180m2 met school;
- Kadastrale gegevens: Gemeente Uitgeest, Sectie B,
o nummer 4800 (groot ca. 4.170m2) in volledig eigendom en;
o (deels) nummer 8648 (groot ca. 1.000m2) in volledig eigendom.
In reactie op de e-mail van de gemeente van 5 juni 2024 heeft Efy Group deze gehele passage verwijderd uit haar aanbieding.

3.Het geschil

3.1.
SBB vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de gemeente zal verbieden uitvoering te geven aan haar (voorlopige) gunningsbeslissing ten gunste van Efy Group, en
2. de gemeente zal gebieden de gunningsbeslissing aan Efy Group, ten gunste van SBB, in te trekken, deze beslissing ingetrokken te houden, en
3. de gemeente zal gebieden de deelname van Efy Group alsnog af te wijzen, dan wel ongeldig te verklaren, dan wel ter zijde te leggen, en
4. de gemeente zal gebieden de onderhavige verkoop (voorlopig) te gunnen aan SBB, en
5. voor zover de gemeente op het moment van de uitspraak al een definitieve gunningsbeslissing ten gunste van Efy Group heeft genomen en/of al een koopovereenkomst heeft gesloten, deze beslissing en/of overeenkomst zal vernietigen en daarvoor deze uitspraak in de plaats zal stellen, en
6. de gemeente zal veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
SBB legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dan met name in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur.
Zij stelt dat de deelnamevoorwaarden in de Verkoopleidraad bepalen dat een onvoorwaardelijke grondbieding moest worden gedaan en dat gebleken is dat haar mede-deelnemers (en met name Efy Group aan wie de gemeente voorlopig wenst te gunnen) voorwaarden hadden verbonden aan hun aanbieding, zodat deze aanbiedingen als strijdig met de deelnamevoorwaarden uitgesloten hadden moeten worden of in ieder geval lager ingeschaald hadden moeten worden. SBB stelt dat de gemeente deze partijen ten onrechte in de gelegenheid heeft gesteld hun aanbieding aan te passen buiten de termijn bepaald voor indiening. Zij stelt dat weliswaar de Aanbestedingswet 2012 niet van toepassing is op deze verkoopprocedure, maar dat de gemeente wel heeft gekozen voor een openbare selectieprocedure met alle kenmerken van een aanbesteding, zodat de aanbestedingsregels wel een rol spelen en de jurisprudentie gewezen in aanbestedingsprocedures, onder meer over het niet mogen wijzigen van een inschrijving, analoog kan worden toegepast. SBB stelt dat de gemeente de door Efy Group opgenomen voorwaarde in ieder geval niet als een kennelijke verschrijving had mogen aanmerken.
3.3.
De gemeente voert verweer. Zij betwist dat zij het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Zij voert aan dat, gelet op de inhoud van de reeds gevoerde dialooggesprekken, de voorwaarde die door twee van de deelnemers in hun bieding waren opgenomen vreemd voorkwamen, waardoor zij daar vragen over gesteld heeft. Zo had Efy Group opgenomen een levering ‘as is’, vrij van huur en gebruik terwijl tijdens de dialooggesprekken aan de orde was geweest dat het perceel op dit moment niet vrij van huur en gebruik was. Zij voert verder aan dat het in het geval van Efy Group niet ging om echte voorwaarden maar om algemene, nietszeggende frasen waar geen waarde aan gehecht moet worden en die zij om die reden heeft kunnen beschouwen als een vergissing of een kennelijke verschrijving, die zij op grond van artikel 8.7 van de Deelnamevoorwaarden mocht laten herstellen. De gemeente voert daarbij aan dat zij de inspraak van de omwonenden en de klankbordgroep belangrijk vindt en dat als zij de beide andere deelnemers in Ronde II zou hebben uitgesloten alleen SBB zou zijn overgebleven, zodat van die inspraakprocedure weinig over zou blijven. Zij stelt dat zij mede vanuit die gedachte de andere deelnemers juist heeft gevraagd of zij hun voorwaardelijke aanbiedingen als onvoorwaardelijk gedaan mocht beschouwen, waarna beide partijen binnen de daarvoor gestelde termijn de voorwaarden hebben ingetrokken. De gemeente stelt dat zij als gevolg daarvan drie gelijkwaardige, namelijk onvoorwaardelijke, biedingen kon beoordelen. De gemeente wijst op de disclaimer in de Verkoopleidraad en betwist dat de jurisprudentie over het aanpassen van inschrijvingen in een openbare aanbesteding analoog toegepast kan worden in dit geval.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Volgens de Verkoopleidraad was de gemeente voornemens op 16 juli 2024 een contract te sluiten met de partij aan wie voorlopig gegund is. Hieruit volgt dat SBB voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
Heeft de gemeente het gelijkheidsbeginsel geschonden?
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of de gemeente heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4.3.
De gemeente heeft in de Verkoopleidraad een disclaimer geplaatst waarin wordt vermeld dat de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht niet op de verkoopprocedure van toepassing zijn. Zij heeft echter een verkoopprocedure ontwikkeld waarin zij regels heeft opgenomen die een sterke gelijkenis vertonen met aanbestedingsregels en daar moet zij zich aan houden. Dit betekent dat ook de jurisprudentie ontwikkeld in aanbestedingszaken over de vraag in hoeverre er nog ruimte is voor aanpassing van een eenmaal gedane bieding tot op zekere hoogte analoog kan worden toegepast.
4.4.
In de Verkoopleidraad heeft de gemeente bepaald dat deelnemers in ronde II, de dialooggesprekken en het indienen van een aanbieding, een onvoorwaardelijk grondbieding moeten uitbrengen. Dit is een harde eis, want de gemeente benadrukt aan het eind van die paragraaf nogmaals dat de aanbiedingen onvoorwaardelijk moeten zijn.
4.5.
SBB heeft een onvoorwaardelijke grondbieding uitgebracht, de andere twee deelnemers hebben een of meer voorwaarden verbonden aan de door hen uitgebrachte grondbieding. Nadat de gemeente dit had geconstateerd heeft zij deze twee deelnemers aangeschreven en meegedeeld dat zij de aanbieding beschouwen als voorwaardelijke
grondaanbieding, terwijl een onvoorwaardelijke grondaanbieding is gevraagd. Vervolgens heeft zij beide partijen in de gelegenheid gesteld om uiterlijk de volgende dag om 16.00 uur te laten weten of zij de financiële bieding als onvoorwaardelijke grondbieding mag beschouwen, waarna beide partijen de eerder opgenomen voorwaarde(n) hebben laten vallen.
4.6.
De gemeente heeft gesteld dat het hier ging om een kennelijke verschrijving, waarvan zij op grond van artikel 8.7 van de deelnamevoorwaarden herstel mocht vragen. In dit betoog wordt zij niet gevolgd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hier geen sprake is van een kennelijke verschrijving die zich leent voor eenvoudig herstel.
Een verschrijving is alleen kennelijk indien bij kennisneming onmiddellijk duidelijk is dat het geschrevene niet juist kan zijn. Dat is hier niet het geval.
Bij het uitbrengen van een onvoorwaardelijke grondbieding moet een deelnemer immers verschillende risico’s meewegen in de prijsstelling bij het bepalen van zijn bieding. Bij een grondbieding onder voorwaarden kan een deelnemer de voor zijn rekening komende risico’s geheel of gedeeltelijk beperken en daardoor een scherpere prijs bieden. Uit de inschrijvingen zelf is niet af te leiden dat de betrokken inschrijvers zich bij het opnemen van de voorwaarde hebben vergist. Daarvoor was uitvraag nodig. Het antwoord kan ook niet als onomstotelijk bewijs van vergissing worden beschouwd, maar zou ook het resultaat van een nadere afweging kunnen zijn.
Door de deelnemers die een voorwaarde hadden opgenomen in hun grondbieding in de gelegenheid te stellen aan te geven of hun bieding als een onvoorwaardelijke bieding mag worden opgevat, heeft de gemeente deze deelnemers in de gelegenheid gesteld om na sluiting van de termijn voor het indienen van de biedingen een wezenlijk andere bieding uit te brengen. De aard van het gebrek is van dien aard dat de gemeente niet anders kon dan de betrokken partijen uitsluiten. De omstandigheid dat de gemeente zich in art 8.7 de bevoegdheid heeft voorbehouden om op wezenlijke gebreken of onjuistheden anders dan met uitsluiting te reageren, kan er niet toe leiden dat de gemeente over een gebrek dat zo essentieel is als het onderhavige simpelweg heenstapt. Daarmee zou, juist vanwege de aard van het gebrek, van een procedure die voldoet aan het gelijkheidsbeginsel niet langer sprake zijn. De slotsom is dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4.7.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, had de gemeente onder deze omstandigheden dan ook niet mogen gunnen aan Efy Group. Dit betekent dat de vorderingen van SBB om de gemeente te verbieden uitvoering te geven aan haar (voorlopige) gunningsbeslissing ten gunste van Efy Group, om haar te gebieden de gunningsbeslissing aan Efy Group in te trekken en om de deelname van Efy Group alsnog af te wijzen, dan wel ongeldig te verklaren, dan wel ter zijde te leggen kunnen worden toegewezen, op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ wordt vermeld.
4.8.
Anders dan door SBB is gevorderd, zal daarbij niet worden bepaald dat die intrekking ten gunste van SBB moet plaatsvinden. Weliswaar is SBB de enige overgebleven deelnemer met een geldige inschrijving in ronde II, maar op grond van het beginsel van contractsvrijheid is de gemeente niet verplicht om aan SBB te gunnen en met haar een koopovereenkomst te sluiten. Het staat de gemeente vrij om te besluiten deze verkoopprocedure af te breken en, aangenomen dat zij het project nog steeds wenst uit te voeren, een op selectie gerichte procedure uit te schrijven waaraan de tot fase 2 toegelaten partijen opnieuw kunnen deelnemen. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur staan er niet aan in de weg dat de gemeente alsnog de ruimte neemt om ook het openbaar belang dat het beste plan wordt gekozen tot gelding te brengen. Indien de gemeente van opvatting is dat dit belang met een besluit om het werk aan SBB te gunnen voldoende tot gelding wordt gebracht staat het haar ook vrij om aan SBB te gunnen, maar zij is daartoe niet verplicht.
Dat betekent dat de vordering sub 4 niet toewijsbaar is.
4.9.
De gemeente heeft verklaard dat zij nog geen overeenkomst heeft gesloten met Efy Group. Om die reden heeft SBB geen belang bij toewijzing van haar vordering om de gemeente te veroordelen een al gesloten overeenkomst te vernietigen, zodat ook deze vordering wordt afgewezen.
4.10.
De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde van SBB begroot op:
dagvaarding € 115,22
vastrecht € 688,00
salaris advocaat € 1.107,00
nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.088,22.
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten is ook toewijsbaar.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de gemeente uitvoering te geven aan haar (voorlopige) gunningsbeslissing ten gunste van Efy Group,
5.2.
gebiedt de gemeente de gunningsbeslissing aan Efy Group in te trekken en deze beslissing ingetrokken te houden in de huidige verkoopprocedure,
5.3.
gebiedt de gemeente de deelname van Efy Group alsnog af te wijzen, dan wel ongeldig te verklaren, dan wel ter zijde te leggen,
5.4.
veroordeelt de gemeente tot betaling aan SBB van een bedrag van € 2.088,22 in verband met de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gemeente niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de gemeente € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
veroordeelt de gemeente in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 23 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155