ECLI:NL:RBNHO:2024:7506

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10989034 BM VERZ 24-519 jb
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens aanhoudende noodzaak voor bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind dat op 26 juli 2018 was ingesteld over de goederen van verzoeker. Verzoeker, die kampt met geestelijke en lichamelijke problemen, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat zij financiële wensen heeft die zij wil vervullen, waaronder het ondersteunen van haar ernstig zieke zoon en haar dochter die nog geen eigen woning heeft. Verzoeker heeft echter aangegeven dat zij door haar bewindvoerder, R.C.F. Vos, wordt tegengehouden in haar wensen en dat zij ontevreden is over de manier waarop hij haar behandelt. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2024 heeft verzoeker haar onvrede geuit over het gebrek aan inzicht in haar financiën en het feit dat haar bewindvoerder haar niet op de hoogte heeft gesteld van een compensatiebedrag van € 30.000,-- dat zij heeft ontvangen als gedupeerde van de kindertoeslagaffaire.

De kantonrechter heeft de argumenten van verzoeker overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is. Verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat zij in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren, en de kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker nog steeds problematische schulden heeft van ongeveer € 40.000,--. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker vaak om extra geld vraagt, wat niet budgettair mogelijk is, en dat zij recentelijk een vakantie heeft geboekt zonder overleg, wat getuigt van een gebrek aan financieel inzicht. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, omdat de gronden voor het bewind nog steeds bestaan.

De beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 10989034 BM VERZ 24-519 jb
Uitspraakdatum: 22 juli 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
R.C.F. Vos, vennoot van Vos Bewindvoering VOF,
gevestigd te Den Helder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 8 maart 2024;
  • het verweer van de bewindvoerder, ingekomen op 3 april 2024.
Op 26 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 26 juli 2018 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand. Daarnaast was er sprake van problematische schulden.
Verzoeker heeft daartoe het volgende aangevoerd. Zij heeft diverse wensen die zij in vervulling wil laten gaan. Haar oudste zoon is ernstig ziek en daarom wil zij nog veel leuke dingen met hem en haar gezin doen en daar is geld voor nodig. Ook heeft zij een dochter die nog geen eigen woning heeft maar die zij wel financieel wil ondersteunen zodra zij een woning heeft. Verzoeker wordt echter door de bewindvoerder tegengehouden in deze zaken. Zij is ook heel ontevreden over hem. Zij wordt door hem als een klein kind behandeld. De bewindvoerder zegt vervelende dingen tegen haar maar vertelt ook nare dingen over haar tegen anderen. Het bewind bezorgt haar veel stress. De bewindvoerder heeft haar ook niet verteld dat zij als gedupeerde van de kindertoeslagaffaire een bedrag van € 30.000,-- heeft ontvangen. Daarmee heeft hij schulden afgelost terwijl dat geld daar niet voor bedoeld was.
Verzoeker krijgt ook geen inzicht in haar financiën van de bewindvoerder.
Zij wil heel graag van het bewind en de bewindvoerder af. Volgens het BKR is zij schuldvrij en zij kan daarom met behulp van haar kinderen haar zaken verder regelen.
De dochter van verzoeker heeft ter zitting daar nog aan toegevoegd dat haar goederen ook onder bewind hebben gestaan maar dat dat inmiddels voorbij is en zij nu zelf haar zaken goed kan regelen. Zij wil ook graag haar moeder met geld leren omgaan, omdat de bewindvoerder dat tot nu toe niet gedaan heeft.
De kantonrechter is van oordeel dat de noodzaak voor het bewind nog aanwezig is. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij (al) in staat is zelf haar financiën te beheren. Zij heeft juist zelf aangegeven dat zij de hulp van haar kinderen nodig heeft.
De bewindvoerder heeft met het uitgekeerde compensatiebedrag alleen schulden afgelost die niet door SBN werden overgenomen. Dat heeft hij dus terecht gedaan. Daarbij komt dat verzoeker niet schuldvrij is maar nog steeds problematische schulden heeft van rond de € 40.000,=. De kantonrechter is van oordeel dat de dochter (en/of andere kinderen) van verzoeker, die nu op de goede weg is, niet met de financiële problemen van haar moeder belast moet worden.
Volgens de bewindvoerder vraagt verzoeker ook vaak om extra geld terwijl dat budgettair niet mogelijk is. Zo had zij ook opeens een vakantie van € 4.000,= geboekt zonder overleg, die zij heeft moeten annuleren omdat daar geen geld voor beschikbaar was.
De kantonrechter begrijpt dat verzoeker extra geld vraagt vanwege haar oudste zoon, maar het getuigt niet van een verantwoord financieel inzicht van verzoeker nu zij een uitkering heeft en flinke schulden.
De kantonrechter zal het verzoek afwijzen omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gronden van het bewind niet meer bestaan.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier kantonrechter