ECLI:NL:RBNHO:2024:7451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/15/350116 / HA ZA 24-147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voorlopige voorziening inzake erfdienstbaarheid en verjaring

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 26 juni 2024, is een incident tot voorlopige voorziening aan de orde. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.M.R. Janssen, wordt gelast de erfdienstbaarheid van weg na te komen en vrije toegang te verschaffen tot de garage en moestuin. De vordering is gebaseerd op een erfdienstbaarheid die in 1998 is gevestigd. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid is over de uitleg van de erfdienstbaarheid en dat bewijslevering noodzakelijk is, wat het bestek van de voorlopige voorziening te buiten gaat. De rechtbank wijst de incidentele vordering af, omdat het belang van de gedaagde bij behoud van de bestaande situatie groter is dan het belang van de eiser bij de gevraagde voorziening. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, begroot op € 320,00. De hoofdzaak zal op 7 augustus 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/350116 / HA ZA 24-147
Vonnis in incident van 26 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. S. Jankie te Hoofddorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 1],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. D.M.R. Janssen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende vordering tot voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
  • de akte overlegging producties met producties 1 t/m 10 van de zijde van [eiser]
  • de akte overlegging nadere producties met producties 11 t/m 13 van de zijde van [eiser]
  • de conclusie van antwoord in het incident
  • de akte eis in de hoofdzaak en tevens in het incident van de zijde van [eiser]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofzaak

2.1.
[eiser] vordert in de hoofdzaak – na aanvulling van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagde] te gelasten/bevelen/gebieden de erfdienstbaarheid van weg aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2] na te komen en de vrije toegang tot de garage, moestuin en alle ruimten aan de achterzijde van het houten gebouw te verschaffen, althans van de zijde van het gebouw/perceel van [eiser] waar de garage en moestuin zich bevinden, zoals opgenomen in de bedingen en voorwaarden van de erfdienstbaarheid van weg als vermeld in de akte van levering aan [gedaagde] van 7 januari 2021, dan wel op de al vanaf juli 1988 bestaande wijze van uitoefening van het recht van overpad om te komen en te gaan naar en van de garages en de moestuin. Zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of ieder gedeelte van de dag, dat [gedaagde] deze veroordeling niet nakomt, met een maximum van € 500.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [gedaagde] te veroordelen om de erfdienstbaarheid, inhoudende het recht van weg/overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2], te respecteren en [eiser] ongehinderd het genot te verschaffen van het pad voor de garages en moestuin van [eiser] en wel op zodanige wijze dat [gedaagde] ongehinderd en te allen tijde de garages en moestuin kan bereiken vanaf de openbare weg en vice versa, dit door het verwijderen van alle op het pad aanwezige zaken en van het door [gedaagde] aangebrachte deel van de muur en schutting die het recht van overpad belemmeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of ieder gedeelte van de dag dat [gedaagde] deze veroordeling niet nakomt, met een maximum van € 500.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. een en ander met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, dan wel binnen twee dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis;
IV. voor recht te verklaren dat [gedaagde] het recht op overpad heeft geschonden vanaf 12 juli 2023 of 12 december 2023 tot de datum van algehele verwijdering van de obstakels die het recht van overpad belemmeren en derhalve een door de rechtbank te bepalen boete is verschuldigd indien en zolang er niet is voldaan aan het in deze te wijzen vonnis;
V. voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld vanaf 12 juni 2023 of 12 december 2023 totdat geheel is voldaan aan de rechtsgevolgen van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 december 2023 en/of het in deze te wijzen vonnis;
VI. in goede justitie een of meerdere beslissingen te nemen, althans een zodanige veroordeling uit te spreken als de rechtbank passend en redelijk vindt;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,-, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan de toe te wijzen (rechts)vorderingen van [eiser] met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maximum;
subsidiair
VIII. [gedaagde] te gebieden en/of te bevelen om het recht van overpad van de achterzijde van het houten gebouw aan de [straat] [nummer 2] te [plaats 2] na te leven en ongestoord toegang naar de garage en moestuin te verlenen. Dan wel (subsidiair) een bevel door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
IX. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan de toe te wijzen (rechts)vorderingen van [eiser] met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maximum;
X. een en ander met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, dan wel binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
XI. in goede justitie een of meerdere beslissingen te nemen, althans een zodanige veroordeling uit te spreken als de rechtbank passend en redelijk vindt;
meer subsidiair
XII. voor recht te verklaren dat het recht van overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2] door verjaring is verkregen door [eiser] en/of zijn rechtsvoorganger;
XIII. [gedaagde] wordt veroordeeld om het recht van overpad na te leven en ongestoorde toegang naar de garage en moestuin te verlenen dit door het verwijderen van alle op het pad aanwezige zaken en van het door [gedaagde] aangebrachte deel van de muur en schutting die het recht van overpad belemmeren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of ieder gedeelte van een dag, dat [gedaagde] deze veroordeling niet nakomt, met een maximum van € 500.000,- dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
XIV. dan wel (meer meer subsidiair) een bevel door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
meer (meer) subsidiair
XV. [gedaagde] te veroordelen om de erfdienstbaarheid, inhoudende het recht van weg/overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2], te respecteren en [eiser] ongehinderd het genot te verschaffen van het pad voor de garages en moestuin van [eiser] en wel op zodanige wijze dat [gedaagde] ongehinderd en te allen tijde de garages en moestuin kan bereiken vanaf de openbare weg en vice versa, dit door het verwijderen van alle op het pad aanwezige zaken en van het door [gedaagde] aangebrachte deel van de muur en schutting die het recht van overpad belemmert, waarbij een stuk van minimaal vier meter van de muur dient te worden verwijderd of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel van de muur, zodat er toegang is tot de garages en de moestuin, zulks op straffe van een dwangsom als gevorderd, dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
bij alle vorderingen
XVI. [gedaagde] te veroordelen in de door [eiser] gemaakte kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten forfaitair berekend op € 178,- zonder betekening voor de vordering en verhoogd met € 92,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval de voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening. Althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn voor voldoening van de kosten.

3.De vordering in het incident

3.1.
[eiser] vordert – na aanvulling van eis – totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, en voor zover wettelijk mogelijk op de minuut en op alle dagen en uren:
I. [gedaagde] te gelasten/bevelen/gebieden de erfdienstbaarheid van weg aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2] na te komen en de vrije toegang tot de garage, moestuin en alle ruimten aan de achterzijde van het houten gebouw (de garages) te verschaffen, zoals opgenomen in de bedingen en voorwaarden van de erfdienstbaarheid van weg als vermeld in de akte van levering aan [gedaagde] van 7 januari 2021, dan wel op de al vanaf juli 1988 bestaande wijze van uitoefening van het recht van overpad om te komen en te gaan naar en van de garages en de moestuin. Zulks op straffe van als hierna gevorderd, dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
II. [gedaagde] te veroordelen om de erfdienstbaarheid, inhoudende het recht van weg/overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2], te respecteren en [eiser] ongehinderd het genot te verschaffen van het pad voor de garages en moestuin van [eiser] en wel op zodanige wijze dat [gedaagde] ongehinderd en te allen tijde de garages en moestuin kan bereiken vanaf de openbare weg en vice versa, dit door het verwijderen van alle op het pad aanwezige zaken en van het door [gedaagde] aangebrachte deel van de muur en schutting die het recht van overpad belemmeren, zulks op straffe van een dwangsom als hierna gevorderd, dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 200,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan de toe te wijzen (rechts)vorderingen van [eiser] met een maximum van € 150.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen maximumbedrag;
IV. een en ander met onmiddellijke ingang na het wijzen van het vonnis, dan wel binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
V. althans een andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ordemaatregel te treffen die ertoe leidt dat de hindernissen snel worden verwijderd en het recht van overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2] ongehinderd kan worden uitgeoefend totdat vonnis is gewezen in de hoofdzaak;
VI. in goede justitie een of meerdere beslissingen te nemen, althans een zodanige veroordeling uit te spreken als de rechtbank passend en redelijk vindt;
VII. dan wel (subsidiair) een bevel door de rechtbank in goede justitie te bepalen
meer (meer) subsidiair
VIII. [gedaagde] te veroordelen om de erfdienstbaarheid, inhoudende het recht van weg/overpad aan de [straat] [nummer 1] en [nummer 2] te [plaats 2], te respecteren en [eiser] ongehinderd het genot te verschaffen van het pad voor de garages en moestuin van [eiser] en wel op zodanige wijze dat [gedaagde] ongehinderd en te allen tijde de garages en moestuin kan bereiken vanaf de openbare weg en vice versa, dit door het verwijderen van alle op het pad aanwezige zaken en van het door [gedaagde] aangebrachte deel van de muur en schutting die het recht van overpad belemmert, waarbij een stuk van minimaal vier meter van de muur dient te worden verwijderd of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel van de muur, zodat er toegang is tot de garages en de moestuin, zulks op straffe van een dwangsom als gevorderd, dan wel een dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
bij alle vorderingen
IX. [gedaagde] te veroordelen in de door [eiser] gemaakte kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten forfaitair berekend op € 178,- zonder betekening voor de vordering en verhoogd met € 92,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval de voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening. Althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn voor voldoening van de kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding is alleen mogelijk wanneer een partij daarbij voldoende belang heeft. Dit belang kan bijvoorbeeld daarin bestaan dat deze partij de afloop van de hoofdzaak niet kan afwachten of dat een deel van de hoofdvordering krachtens een eindbeslissing reeds toewijsbaar is.
4.2.
De rechtbank zal de vordering in het incident afwijzen. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
Erfdienstbaarheid
4.3.
Partijen zijn het oneens over de uitleg en strekking van de erfdienstbaarheid, gevestigd bij akte van 16 juni 1998. Deze erfdienstbaarheid is in genoemde akte als volgt omschreven:
De erfdienstbaarheid, ten laste van voormeld kadastraal perceel gemeente [gemeente], [kadasternummer], als dienend erf, en ten nutte van het verkochte als heersend erf, om te komen en te gaan van en naar het verkochte op de thans bestaande wijze.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of deze erfdienstbaarheid ook ziet op een strook grond gelegen in de tuin van [gedaagde] voor de garage (zoals aangegeven met schuine paarse strepen op de afbeelding onder 12. in de conclusie van antwoord in het incident). Indien het antwoord op die vraag ontkennend luidt, dan is vervolgens de vraag of [eiser] door verjaring een recht van overpad heeft verkregen.
4.4.
In het kader van deze voorlopige voorziening kan niet beoordeeld worden hoe de erfdienstbaarheid moet worden uitgelegd. Door partijen zal nader moeten worden toegelicht en onderbouwd wat de ‘thans bestaande wijze’ inhoudt. Dit zal mogelijk plaatsvinden aan de hand van bewijslevering, waarbij het horen van getuigen over de situatie in 1998 in de reden ligt. Bewijslevering gaat het bestek van deze voorlopige voorziening te buiten.
4.5.
Hetzelfde geldt voor het beroep op het ontstaan van een erfdienstbaarheid door verjaring. Op [eiser], als partij die zich erop beroept dat sprake is van verjaring, rust de stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat aan de vereisten voor verkrijgende of bevrijdende verjaring is voldaan. Ook hiervoor is mogelijk bewijslevering noodzakelijk en dat gaat het bestek van deze voorlopige voorziening te buiten.
Conclusie
4.6.
Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in deze procedure geen plaats is, bestaat er nog onvoldoende duidelijkheid over (de uitleg van) de erfdienstbaarheid om te oordelen dat het aannemelijk is dat [eiser] krachtens een erfdienstbaarheid gebruik kan maken van het perceel van [gedaagde] op de wijze als gevorderd. Het debat hierover dient in de hoofdzaak nog ten volle gevoerd te worden. Gelet op de huidige onduidelijkheid is het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande situatie groter dan het belang van [eiser] bij de gevraagde voorziening. De incidentele vordering houdende een voorlopige voorziening – die bovendien vrijwel gelijkluidend is aan de eis in de hoofdzaak – zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 320,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 augustus 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1589