ECLI:NL:RBNHO:2024:7376

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
11078497
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstige schending van re-integratieverplichtingen door de werknemer

In deze zaak verzoekt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 30 oktober 2017 in dienst is als productiemedewerker. De kantonrechter wijst het verzoek toe en ontbindt de arbeidsovereenkomst, omdat de werknemer vanaf het begin van haar arbeidsongeschiktheid in ernstige mate in strijd met de op haar rustende re-integratieverplichtingen heeft gehandeld. De werknemer heeft zich op 5 juli 2023 ziek gemeld, maar is niet verschenen op meerdere afspraken bij de bedrijfsarts, ondanks herhaalde aanmaningen van de werkgever. De kantonrechter oordeelt dat het ontbreken van een deskundigenverklaring van het UWV niet aan de werkgever kan worden verweten, aangezien de werknemer geen medewerking heeft verleend aan de totstandkoming daarvan. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, waardoor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 27 juni 2024, zonder dat de werkgever een transitievergoeding verschuldigd is. De proceskosten komen voor rekening van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 11078497 \ AO VERZ 24-10
Uitspraakdatum: 27 juni 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
gevestigd te [plaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.L. Weel
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
verwerende partij
verder te noemen: [gedaagde]
[gemachtigde]
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe en ontbindt de arbeidsovereenkomst, omdat de werknemer vanaf het begin van haar arbeidsongeschiktheid in ernstige mate in strijd met de op haar rustende re-integratieverplichtingen heeft gehandeld. Weliswaar ontbreekt een deskundigenverklaring van het UWV, maar de werknemer heeft geen medewerking verleend aan de totstandkoming daarvan. Daarom kan het overleggen van een deskundigenverklaring in redelijkheid niet van de werkgever worden gevergd.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [gedaagde] heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2.
[gedaagde] heeft op 19 juni 2024 een verzoek tot wraking gedaan. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 20 juni 2024 het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard.
1.3.
Op 20 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden, waarvoor [gedaagde] en haar gemachtigde per aangetekende e-mail zijn opgeroepen en welke e-mail door de gemachtigde van [gedaagde] is opgehaald. De aangetekende e-mail is niet opgehaald door [gedaagde] zelf. [gedaagde] is niet verschenen op de zitting. [eiser] is verschenen bij de heer [naam] (HR adviseur) met de gemachtigde, en heeft daar haar standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [eiser] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde] , geboren [geboortedatum] 1974, is sinds 30 oktober 2017 in dienst bij [eiser] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De functie van [gedaagde] is productiemedewerker met een salaris van € 2.617,12 bruto per maand, exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Pluimveeverwerkende industrie van toepassing (hierna: de CAO).
2.2.
[gedaagde] heeft zich op 5 juli 2023 ziek gemeld.
2.3.
Op 1 september 2023 is [gedaagde] in eerste instantie niet verschenen op het video spreekuur van de bedrijfsarts omdat zij naar eigen zeggen geen e-mail hierover heeft ontvangen. Op de nieuwe afspraak van 12 september 2023 is zij wel verschenen. In het verslag van de bedrijfsarts daarvan staat dat [gedaagde] tijdelijk niet belastbaar is voor werk, in verband met medische klachten veroorzaakt door een combinatie van factoren. De bedrijfsarts verwacht dat bij adequate behandelingen voor de klachten, de klachten en beperkingen zodanig zullen verbeteren, dat [gedaagde] het eigen werk weer kan oppakken. De herstelprognose is daarbij meer dan zes weken. De bedrijfsarts adviseert werkgever en werknemer om regelmatig contact te onderhouden en bij verder herstel van de klachten en de belastbaarheid, werkafspraken te maken.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] op 5 en 6 oktober 2023 per sms herinnerd aan de vervolgafspraak bij de bedrijfsarts op 10 oktober 2023. [gedaagde] heeft in een mail van 9 oktober 2023, gericht aan [eiser] , laten weten dat zij de bedrijfsarts per mail heeft gevraagd om de afspraak te verzetten in verband met een familie zaak. [eiser] heeft naar de reden van afmelding gevraagd en vervolgens op 10 oktober 2023 aan [gedaagde] laten weten dat de afspraak van die dag blijft staan. [gedaagde] is niet verschenen op de afspraak bij de bedrijfsarts op 10 oktober 2023.
2.5.
Op 13 oktober 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een officiële schriftelijke waarschuwing gegeven, omdat zij op 10 oktober 2023 niet is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Daarbij heeft [eiser] aan [gedaagde] medegedeeld dat tweemaal € 90,00 zal worden ingehouden op het salaris, omdat zij tot tweemaal toe niet bij de bedrijfsarts is verschenen. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat als [gedaagde] nogmaals haar verplichtingen in het kader van ziekte niet nakomt, de salarisbetaling zal worden opgeschort.
2.6.
[gedaagde] is op 19 oktober 2023 niet verschenen op de opnieuw geplande afspraak bij de bedrijfsarts. [eiser] heeft [gedaagde] per sms laten weten dat zij op 24 oktober 2023 bij de bedrijfsarts wordt verwacht en dat, als zij niet verschijnt, het salaris zal worden opgeschort. [gedaagde] heeft hierop op 23 oktober 2023 geantwoord dat zij volgens haar behandelaar half november voldoende uitgerust is om het gesprek met [eiser] voort te zetten. [gedaagde] is op 24 oktober 2023 niet verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts. Op 25 oktober 2023 heeft [eiser] de loonbetaling opgeschort.
2.7.
Op 27 november 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [eiser] .
2.8.
Op 28 november 2023 is [gedaagde] opnieuw niet verschenen op de afspraak met de bedrijfsarts.
2.9.
[eiser] heeft [gedaagde] nogmaals uitgenodigd voor een afspraak met de bedrijfsarts op 19 december 2023. Daarbij heeft zij aangegeven dat een gesprek tussen [eiser] en [gedaagde] kan worden gepland nadat zij bij de bedrijfsarts is geweest.
2.10.
[gedaagde] is niet verschenen bij de afspraak met de bedrijfsarts op 19 december 2023, maar heeft via haar gemachtigde in een mail van 19 december 2023 laten weten dat zij zich op 27 november 2023 persoonlijk en later zowel schriftelijk als telefonisch beter heeft gemeld. De gemachtigde van [gedaagde] heeft verder aangegeven dat zij uit de manier van communicatie hebben geconstateerd dat er maar een optie overblijft, te weten de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiser] . De gemachtigde van [gedaagde] heeft [eiser] verzocht de procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te starten.
2.11.
Bij brief van 21 december 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] medegedeeld dat geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige hersteld melding van haar persoonlijk, gericht aan [eiser] . [eiser] verzoekt [gedaagde] zich hersteld te melden bij haar direct leidinggevende. Eveneens verzoekt [eiser] [gedaagde] om het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden nader toe te lichten.
2.12.
Op 15 januari 2024 heeft [eiser] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Op 16 februari 2024 heeft het UWV schriftelijk medegedeeld dat zij niet kan beoordelen of de re-integratie inspanningen van [gedaagde] voldoende zijn geweest omdat de arbeidsdeskundige haar niet heeft kunnen spreken en haar wettelijk vertegenwoordiger geen toestemming geeft om informatie over [gedaagde] te delen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[eiser] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen en een verstoorde arbeidsverhouding. [eiser] heeft daarbij naar voren gebracht dat [gedaagde] zonder deugdelijke grond haar re-integratieverplichtingen niet nakomt. Sinds de eerste ziektedag is zij slechts eenmaal op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen. Op de andere afspraken die gepland stonden op 1 september, 10 oktober, 19 oktober, 24 oktober, 28 november en 19 november 2023 is zij niet verschenen, ondanks dat zij daartoe door [eiser] schriftelijk was aangemaand en ondanks dat [eiser] is overgegaan tot opschorting van haar loon. [gedaagde] heeft door haar opstelling niet voldaan aan de verplichtingen die voor haar als werknemer bij arbeidsongeschiktheid gelden, zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst, het verzuimprotocol en de CAO.
3.2.
[gedaagde] heeft geen verweerschrift ingediend en is ook niet op de zitting verschenen om mondeling verweer te voeren.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is aanvankelijk opgeroepen voor de zitting per gewone post. Omdat [gedaagde] binnen de daarvoor gestelde termijn geen verweerschrift heeft ingediend, heeft [eiser] de deurwaarder opdracht gegeven [gedaagde] op te roepen per deurwaardersexploot. Daarbij is gebleken dat [gedaagde] geen vaste woon- of verblijfplaats meer heeft en is ervoor gekozen haar en haar gemachtigde voor de zitting op te roepen per aangetekende e-mail. De gemachtigde van [gedaagde] heeft de aangetekende e-mail opgehaald en vervolgens een wrakingsverzoek ingediend. Hoewel de aangetekende e-mail niet door [gedaagde] zelf is opgehaald, gaat de kantonrechter ervan uit dat de oproep voor de zitting en het verzoekschrift haar hebben bereikt via haar gemachtigde, door wie zij zich steeds heeft laten bijstaan.
4.2.
Omdat [gedaagde] geen verweerschrift heeft ingediend en niet is verschenen, heeft zij geen verweer gevoerd tegen het verzoek van [eiser] , geen informatie gegeven en geen vragen kunnen beantwoorden van de kantonrechter. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [gedaagde] .
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.4.
Eerst moet worden beoordeeld of sprake is van een opzegverbod, omdat [gedaagde] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Als in deze procedure komt vast te staan dat [gedaagde] haar re-integratieverplichtingen niet nakomt, is het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing. Onweersproken is immers gebleven dat [eiser] haar schriftelijk heeft aangemaand tot nakoming van deze verplichtingen en om die reden heeft gewaarschuwd voor een loonstop en betaling van het loon uiteindelijk heeft gestaakt. [1]
4.5.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2]
4.6.
[eiser] heeft als grond voor ontbinding verwijtbaar handelen of nalaten van [gedaagde] vanwege het zonder deugdelijke grond niet nakomen van haar re-integratieverplichtingen aangevoerd. Een ontbindingsverzoek op deze grond moet worden afgewezen als een deskundigenverklaring ontbreekt, tenzij het overleggen van deze verklaring in redelijkheid niet van [eiser] kan worden gevergd. [3] [eiser] heeft een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, maar [gedaagde] heeft geen medewerking verleend aan de totstandkoming van het deskundigenoordeel. Daarom was het voor het UWV niet mogelijk een deskundigenoordeel te geven. Onder deze omstandigheden kan het overleggen van een deskundigenverklaring in redelijkheid niet van [eiser] worden gevergd.
4.7.
De stelling van [eiser] dat [gedaagde] niet verschijnt op met haar geplande afspraken bij de bedrijfsarts ondanks oproepen daartoe door de bedrijfsarts en herinneringen per sms van [eiser] , is niet weersproken. Daarom staat vast dat [gedaagde] niet aan haar re-integratieverplichtingen voldoet. [eiser] heeft daarop een loonstop ingesteld om [gedaagde] ertoe te bewegen de op haar rustende re-integratieverplichtingen na te komen. [eiser] heeft [gedaagde] ook voor de loonstop gewaarschuwd en op enig moment aan [gedaagde] laten weten dat zij een ontbindingsverzoek zal indienen als [gedaagde] niet verschijnt op een geplande afspraak met de bedrijfsarts. Ook dit alles heeft niet tot een verandering geleid. [eiser] heeft daarbij onweersproken aangevoerd, en dit blijkt ook uit de stukken, dat zij zich heeft ingezet om rechtstreeks contact te krijgen met [gedaagde] . Dat was niet mogelijk, omdat haar partner en gemachtigde alle communicatie heeft overgenomen. Op de afspraak bij [eiser] op 27 november 2023 zijn [gedaagde] en haar gemachtigde wel verschenen, maar zijn zij na overhandiging van een volmacht weggelopen en was een gesprek niet mogelijk. [gedaagde] heeft verder geen medewerking verleend aan het aangevraagde deskundigenoordeel en is niet op de zitting verschenen en heeft dus ook bij deze gelegenheden geen enkele verklaring gegeven voor de reden van haar handelen in strijd met haar re-integratieverplichtingen. Dit alles leidt ertoe dat moet worden geoordeeld dat [gedaagde] in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende verplichtingen die op grond van de wet gelden. [4] Dit betekent dat niet slechts sprake is van verwijtbaar handelen, maar van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten door [gedaagde] .
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er gelet op het voorgaande een redelijke grond voor ontbinding. Aangezien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen ligt herplaatsing van [gedaagde] niet in de rede. De conclusie is dat het verzoek van [eiser] zal worden toegewezen en dat de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [gedaagde] , wordt met betrekking tot de ontbindingsdatum van de arbeidsovereenkomst geen opzegtermijn in acht genomen en wordt de arbeidsovereenkomst per heden ontbonden. [5] [eiser] is de transitievergoeding niet verschuldigd. [6]
4.9.
De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] geen recht heeft op een billijke vergoeding zal worden afgewezen, omdat [eiser] dit niet heeft onderbouwd.
4.10.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 808,00 (€ 130,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 27 juni 2024;
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten en daarom geen recht heeft op een transitievergoeding ten laste van [eiser] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 808,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, moet [gedaagde] ook de kosten van betekening aan [eiser] betalen;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:670a lid 1 in verbinding met artikel 7:629a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 en lid 3 BW.
3.Artikel 7:671b lid 5 aanhef en onderdeel b BW.
4.Artikel 7:660a BW.
5.Artikel 7:671b lid 9 aanhef en onder b BW.
6.Artikel 7:673 lid 7 onder c BW.