In het tussenvonnis van 10 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkzaamheden die gedaagde, BrainProfs B.V., zonder tussenkomst van eiseres bij een derde heeft verricht, onder het relatiebeding van hun samenwerkingsovereenkomst vallen. De rechtbank heeft BrainProfs de mogelijkheid gegeven om bewijs aan te dragen van haar stelling dat partijen in december 2021 een afwijkende afspraak hebben gemaakt. In het tussenvonnis is vastgesteld dat BrainProfs niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en dat zij in strijd met de samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld. Eiseres is in de gelegenheid gesteld een akte te nemen om zich uit te laten over haar gestelde schade uit wanprestatie.
De procedure heeft geleid tot een beoordeling van de bewijsstukken die door BrainProfs zijn ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd om te stellen dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt in december 2021. De rechtbank heeft benadrukt dat zonder ondersteunende getuigenverklaringen, de overgelegde bescheiden niet voldoende zijn om tot een oordeel te komen dat de partijen bij Van der Valk in Oostzaan een overeenkomst hebben gesloten die afwijkt van de samenwerkingsovereenkomst.
De rechtbank heeft verder overwogen dat voor schadevergoeding een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis vereist is. Eiseres heeft gesteld dat BrainProfs zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de onderbouwing van de schade niet inzichtelijk is. Eiseres krijgt de gelegenheid om zich verder uit te laten over de schade en de onderbouwing daarvan, waarna BrainProfs kan reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.