ECLI:NL:RBNHO:2024:7359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/15/343421 / HA ZA 23-456
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake samenwerkingsovereenkomst en bewijsopdracht tussen eiseres en BrainProfs B.V.

In het tussenvonnis van 10 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkzaamheden die gedaagde, BrainProfs B.V., zonder tussenkomst van eiseres bij een derde heeft verricht, onder het relatiebeding van hun samenwerkingsovereenkomst vallen. De rechtbank heeft BrainProfs de mogelijkheid gegeven om bewijs aan te dragen van haar stelling dat partijen in december 2021 een afwijkende afspraak hebben gemaakt. In het tussenvonnis is vastgesteld dat BrainProfs niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en dat zij in strijd met de samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld. Eiseres is in de gelegenheid gesteld een akte te nemen om zich uit te laten over haar gestelde schade uit wanprestatie.

De procedure heeft geleid tot een beoordeling van de bewijsstukken die door BrainProfs zijn ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is geleverd om te stellen dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt in december 2021. De rechtbank heeft benadrukt dat zonder ondersteunende getuigenverklaringen, de overgelegde bescheiden niet voldoende zijn om tot een oordeel te komen dat de partijen bij Van der Valk in Oostzaan een overeenkomst hebben gesloten die afwijkt van de samenwerkingsovereenkomst.

De rechtbank heeft verder overwogen dat voor schadevergoeding een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis vereist is. Eiseres heeft gesteld dat BrainProfs zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de onderbouwing van de schade niet inzichtelijk is. Eiseres krijgt de gelegenheid om zich verder uit te laten over de schade en de onderbouwing daarvan, waarna BrainProfs kan reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/343421 / HA ZA 23-465
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] handelend onder de naam [eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A.W. Boer,
tegen
BRAINPROFS B.V.,
te Akersloot, gemeente Castricum,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: BrainProfs,
advocaat: mr. J. de Haan.
De zaak in het kort
In het tussenvonnis van 10 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkzaamheden die BrainProfs zonder tussenkomst van [eiseres] bij een derde heeft verricht, onder het relatiebeding van hun samenwerkingsovereenkomst vallen. Daarnaast heeft de rechtbank BrainProfs de mogelijkheid gegeven om bewijs aan te dragen van haar stelling dat partijen in december 2021 een afwijkende afspraak hebben gemaakt. De rechtbank oordeelt in dit tussenvonnis dat BrainProfs niet is geslaagd in haar bewijsopdracht en dat BrainProfs in strijd met de samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld. [eiseres] wordt in de gelegenheid gesteld een akte te nemen om zich uit te laten over haar gestelde schade uit wanprestatie.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte van BrainProfs, met producties 9-18;
- de antwoordakte na tussenvonnis met bewijsopdracht van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis is BrainProfs toegelaten te bewijzen dat zij met [eiseres] in december 2021 bij Van der Valk in Oostzaan heeft afgesproken dat [naam 1] zou bepalen wie zij zou inschakelen voor training of coaching, waardoor verzoeken voor persoonlijke begeleiding vanuit HR van [naam 1] via [eiseres] zouden verlopen en verzoeken voor trainingen voor groepen of consultancy vanuit de zogenaamde ‘business’ (het managementteam van [naam 1] ) via BrainProfs zouden verlopen.
2.2.
BrainProfs heeft om bewijs te leveren op 8 mei 2024 een akte ingediend met bewijsstukken. Het betreft, aldus de toelichting van BrainProfs bij die akte:
- twee afspraken van een Teams-vergadering met [eiseres] (producties 9 en 12);
- door BrainProfs zelf gemaakte aantekeningen (producties 10, 13, 15);
- een e-mail van 20 oktober 2021 van [eiseres] aan BrainProfs (productie 11);
- een afspraak van een Teams-vergadering met mevrouw [HR-manager] (HR-manager bij [naam 1] ) (productie 14);
- een op 4 oktober 2021 door BrainProfs ondertekende offerte van [eiseres] (productie 16);
- twee facturen oktober en december 2022 van [eiseres] (productie 17); en
- twee kassabonnen van Van der Valk Oostzaan-Amsterdam van 30 maart en 23 juni 2022 (productie 18).
2.3.
Ter toelichting op deze bewijsstukken stelt BrainProfs het volgende.
Uit de afspraken van twee Teams-vergaderingen op 21 september 2021 en 3 december 2021 blijkt volgens BrainProfs dat [naam 2] van BrainProfs twee keer een een-op-een gesprek heeft gehad met [eiseres] .
Uit de zelfgemaakte aantekeningen door BrainProfs blijkt dat tijdens (Teams-)
vergaderingen is besproken dat ‘klanteigendom’ niet meer van deze tijd is en dat de klant zelf bepaalt met wie hij/zij in zee wil gaan. Ook volgt daar volgens BrainProfs uit dat ‘consulting’ een apart onderdeel vormt en geen onderdeel uitmaakt van de met elkaar getroffen regeling, dat [eiseres] een samenwerkingsovereenkomst wilde voor het geven van training of coaching bij [naam 1] op basis van ‘klant bepaalt’ en welke onderdelen van het implementatieplan zouden zijn besproken.
BrainProfs stelt dat uit een e-mail van [eiseres] aan BrainProfs van 20 oktober 2021 blijkt dat [eiseres] kennelijk terugkomt op een Teams-vergadering van 21 september 2021, waarin BrainProfs heeft meegedeeld consultancy werkzaamheden voor [naam 1] te verrichten.
Uit een afspraak van een Teams-vergadering van 17 december 2021 volgt volgens BrainProfs dat zij met [HR-manager] heeft besproken dat [eiseres] akkoord was met ‘klant bepaalt’.
Uit de ondertekende offerte van oktober 2022 en facturen uit oktober en december 2022 blijkt dat BrainProfs vanuit [naam 1] het verzoek kreeg voor een training, BrainProfs dit aan [eiseres] heeft doorgezet en [eiseres] vervolgens een trainer heeft gekozen om een training bij [naam 1] te verzorgen. Dit duidt er volgens BrainProfs op dat [eiseres] wist van de rechtstreekse contacten tussen BrainProfs en [naam 1] .
2.4.
Verder stelt BrainProfs dat uit zijn bewijsstukken volgt dat [eiseres] wist van de rechtstreekse contacten van BrainProfs met [naam 1] en haar werkzaamheden voor [naam 1] sinds de Teams-vergadering van 21 september 2021. Volgens BrainProfs refereert [eiseres] namelijk al in haar e-mail van 20 oktober 2021 aan die Teams-vergadering. Uiteindelijk volgt door middel van een brief van 3 april 2023 pas een sommatie. Door dit afwachten heeft [eiseres] haar rechten verwerkt om tegen een beweerdelijke schending van de samenwerkingsovereenkomst op te komen. Bovendien ontbreekt er volgens BrainProfs een ingebrekestelling, zodat ze nooit in verzuim is geraakt.
Bewijsopdracht niet geslaagd
2.5.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of met een redelijke mate van zekerheid is komen vast te staan dat BrainProfs met [eiseres] afwijkende afspraken heeft gemaakt in december 2021 bij Van der Valk in Oostzaan. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is komen vast te staan. Zij licht dit hierna toe.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat beide partijen in hun akten veel hebben gesteld in het kader van de bewijsopdracht. Partijen verliezen daarbij uit het oog dat deze bewijsopdracht ziet op het vergaren van bewijs, zodat de rechtbank dit vervolgens kan waarderen. Zonder (ondersteunende) getuigenverklaringen, kan de rechtbank aan enkel de overgelegde bescheiden geen conclusies verbinden die leiden tot het oordeel dat [eiseres] en BrainProfs bij Van der Valk in Oostzaan in december 2021 hebben afgesproken dat [naam 1] zou bepalen wie zij zou inschakelen voor training of coaching.
2.7.
Zoals geoordeeld in het tussenvonnis onder 4.7.1., staat daarmee vast dat BrainProfs in strijd met de samenwerkingsovereenkomst heeft gehandeld. Daarom is het vervolgens de vraag vanaf welk moment BrainProfs schadeplichtig is. In het tussenvonnis heeft de rechtbank al overwogen dat daarbij van belang is op welk moment [eiseres] kennis heeft gekregen van het feit dat BrainProfs de overeenkomst niet nakwam, zodat [eiseres] op dat moment had kunnen protesteren en mogelijk een ingebrekestelling had kunnen sturen. Daar voegt de rechtbank (hier) aan toe dat het de vraag is of een ingebrekestelling nodig is doordat bij overtreding van het verbod door BrainProfs nakoming blijvend onmogelijk is.
Akte uitlaten over gestelde schade
2.8.
In het verlengde daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
Voor schadevergoeding is vereist een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. Verder is kort gezegd van belang dat sprake is van schade, causaal verband tussen de wanprestatie en de schade, en verzuim. [1]
2.9.
[eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat BrainProfs zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt, omdat nakoming van de samenwerkingsovereenkomst volgens haar blijvend onmogelijk is geworden. In haar antwoordakte heeft [eiseres] vervolgens gesteld dat zij in oktober 2021 bij BrainProfs heeft geklaagd, volgens haar binnen één maand nadat zij bekend werd met het feit dat BrainProfs in strijd met de samenwerkingsovereenkomst handelde. [eiseres] stelt dat zij daarom recht heeft op het gehele (bij dagvaarding) gevorderde schadebedrag van € 138.434,50. Voor de onderbouwing van haar schade, heeft [eiseres] bij dagvaarding naar een schadeoverzicht (productie 9) verwezen.
2.10.
Het schadeoverzicht waar [eiseres] naar verwijst, maakt de onderbouwing van de schade voor de rechtbank niet inzichtelijk. De rechtbank stelt [eiseres] daarom in de gelegenheid - door het nemen van een akte - om zich verder uit te laten over hoe de schade precies is opgebouwd, waarom zij recht heeft op de diverse gevorderde schadebedragen en in hoeverre verzuim nodig was voordat [eiseres] aanspraak kon maken op schadevergoeding. Gelet op wat BrainProfs in haar laatste akte heeft aangevoerd over vermeende rechtsverwerking, krijgt [eiseres] bovendien de gelegenheid om in die akte daarop te reageren.
BrainProfs krijgt hierop volgend de mogelijkheid om een antwoordakte te nemen.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 14 augustus 2024voor het nemen van een akte door [eiseres] over wat is vermeld onder 2.10, waarna BrainProfs op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
in conventie en in reconventie
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek.