ECLI:NL:RBNHO:2024:7358

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/15/340356 / HA ZA 23-320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens tekortkoming in nakoming door aannemer

In deze zaak hebben eisers in 2022 een overeenkomst gesloten met Totalroofs B.V. voor het realiseren van een dakopbouw op hun woning. Totalroofs heeft meerdere startdata beloofd, maar is nooit begonnen met de werkzaamheden. Eisers stellen dat Totalroofs in verzuim is geraakt, waardoor zij de overeenkomst buitengerechtelijk hebben kunnen ontbinden. Totalroofs betwist dit en stelt dat eisers eerst de aanbetalingsfactuur hadden moeten betalen voordat er een definitieve planning kon worden gegeven. De rechtbank oordeelt dat eisers in hun recht staan en dat Totalroofs tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank wijst een schadevergoeding toe aan eisers, maar lager dan gevorderd. De vordering van Totalroofs in reconventie wordt afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat eisers de overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden. De proceskosten worden toegewezen aan eisers, aangezien Totalroofs grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/340356 / HA ZA 23-320
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van

1.[eiseres] ,2. [eiser] ,

te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna te noemen: [eiseres] , [eiser] en (samen) [eisers] ,
advocaat: mr. M.B. van Munster,
tegen
TOTALROOFS B.V.,
te Akersloot,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Totalroofs,
advocaat: mr. P. Thole.
De zaak in het kort
[eisers] hebben in 2022 een overeenkomst gesloten met Totalroofs voor het realiseren van onder andere een dakopbouw op hun woning. Totalroofs heeft verschillende startdata toegezegd, maar is nooit begonnen met de werkzaamheden. [eisers] stellen dat Totalroofs daarom in verzuim is geraakt, zodat zij de overeenkomst buitengerechtelijk hebben kunnen ontbinden. Totalroofs stelt zich op het standpunt dat [eisers] eerst de aanbetalingsfactuur had moeten betalen, voordat Totalroofs een definitieve planning van de verbouwing kon geven. De rechtbank stelt [eisers] in het gelijk, maar wijst een lager bedrag aan schadevergoeding toe dan gevorderd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 mei 2023, met producties 1-17;
- de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid, met producties 1-2;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in incident van 4 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties 1-12;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 18-22;
- het tussenvonnis van 17 januari 2024;
- de mondelinge behandeling van 29 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
Totalroofs is een aannemingsbedrijf dat verscheidene bouwkundige diensten aanbiedt op het gebied van levering en montage van dakbedekkingen.
2.3.
In 2019 heeft Totalroofs voor het eerst een offerte uitgebracht voor het (onder andere) plaatsen van een dakopbouw op de woning. Vanaf januari 2022 heeft Totalroofs verschillende aangepaste offertes uitgebracht.
2.4.
Op 20 april 2022 hebben [eisers] akkoord gegeven op een offerte van Totalroofs voor een totaalbedrag van € 82.247,33. In de offerte is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

Betalingstermijnen:
15% bij bestelling materialen, in overleg.
2.5.
Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over de startdatum van de werkzaamheden. In april en mei 2022 hebben [eisers] Totalroofs een aantal keer op WhatsApp verzocht om een startdatum te geven. Totalroofs heeft hier op 18 mei 2022 als volgt op gereageerd:

He [eiseres] goede middag excuus excuus excuus (…). Ja bet je heel lastig deze tijd in zo ver vooruit te plannen met een exacte datum maar zullen we even oktober aanhouden.”
2.6.
In september, oktober en december 2022 en januari 2023 verzoeken [eisers] Totalroofs meermaals om een concrete planning en startdatum te geven. Totalroofs verplaatst de startdatum vervolgens naar december 2022 en later naar januari 2023.
2.7.
In een telefoongesprek met [eisers] op 12 januari 2023 geeft Totalroofs aan begin/half maart te kunnen starten met de werkzaamheden bij [eisers]
2.8.
Op 29 januari 2023 hebben [eisers] een aanbetalingsfactuur van Totalroofs ontvangen van € 12.337,10. Op de factuur staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:

Aanbetalingsfactuur (…)
(voorbehouden zijn de marktsegment prijs verhogingen van de diverse materialen).
Hierover zal [B.] u binnenkort inlichten, wat de prijs consequenties zijn.
(…)
Betalingstermijn:
Binnen 7 dagen na factuurdatum.
2.9.
Bij WhatsApp-bericht van 31 januari 2023 hebben [eisers] Totalroofs onder meer het volgende meegedeeld:

(…) In het kader van prijs consequenties qua prijsverhoging marktsegment. Moeten we nog ergens over ingelicht worden? Even een vraagje ivm prijsverhoging van de totale factuur.”
“Dit bedrag wordt trouwens gewoon overgemaakt”
2.10.
Partijen zijn vervolgens telefonisch tot een akkoord gekomen over een eenmalige prijsverhoging, die door iedere partij voor de helft zou worden betaald.
2.11.
Bij brief van 6 maart 2023 heeft de advocaat van [eisers] aan Totalroofs - voor zover van belang - onder meer het volgende meegedeeld:

Cliënten gaan er vanuit dat Totalroofs medio maart 2023 begint met haar werkzaamheden en dat zij dit zal doen tegen de tussen partijen overeengekomen aanneemsom. Ter bescherming van de rechtspositie van cliënten stel ik Totalroofs hierbij in gebreke en verzoek ik Totalroofs - zo nodig sommeer ik haar - om de werkzaamhedenuiterlijk 20 maart a.s.te starten alsmede om deze vervolgens zonder onderbrekingen uit te voeren.
2.12.
Bij e-mail van 10 maart 2023 heeft Totalroofs daar - voor zover van belang - als volgt op gereageerd:

Wij hebben op 28-01-2023 een aanbetalingsfaktuur gestuurd, zodat wij de goederen voor de werkzaamheden kunnen bestellen, tot op heden geen betaling binnen, dus kan er ook geen startdatum worden vermeld, aangezien wij de betaling nodig hebben om onze leveranciers te betalen.
Ondanks het feit (…) dat mevr. [eiseres] duidelijk heeft vermeld dat ze die zou betalen. Na bovenstaande datum is er nog een aantal maal gevraagd om de betaling.
Dus uw termijn van 20 maart 2023 is niet haalbaar.
2.13.
Bij e-mail van 16 maart 2023 heeft de advocaat van [eisers] aan Totalroofs - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

Cliënten kunnen zich niet vinden in uw lezing. Na ontvangst van de aanbetalingsfactuur van 29 januari jl. heeft cliënte op 31 januari jl. en op 7 februari jl. contact met u opgenomen. (…) Hierop belde u op 8 februari jl., bood u uw excuses aan en is afgesproken dat een nieuwe factuur zonder de bewuste passage zou worden gestuurd. Hierna zouden cliënten overgaan tot betaling. Ondanks herinneringen hierover op o.a. 17 februari jl. heeft Totalroofs tot op heden geen juiste factuur verstuurd aan cliënten.
Het is dus uitdrukkelijk niet zo dat cliënten geweigerd hebben te betalen en dat dit de reden van de vertraging is. (…)
De namens cliënten gestelde termijn voor het starten van de werkzaamheden verstrijkt aanstaande maandag. Totalroofs verkeert hierna in verzuim, als zij dat niet al verkeert vanwege het niet nakomen van eerdere termijnen. (…)
Indien Totalroofs dit wilt voorkomen, dan ontvang ik graagvóór aanstaande maandageen concrete planning voor de werkzaamheden.
2.14.
Totalroofs heeft hier bij e-mail van 21 maart 2023 onder andere als volgt op gereageerd:

Hierbij de concrete startdatum.
Aanvang werkzaamheden 24 april 2023. (…)
Als tegenprestatie wens ik graag een betalingsplan.
2.15.
Bij e-mail van 30 maart 2021 heeft de advocaat van [eisers] aan Totalroofs - voor zover van belang - het volgende meegedeeld:

Uw voorstel is niet akkoord. (…) Totalroofs is toerekenbaar tekort geschoten en verkeert al langere tijd in verzuim. Met dit bericht ontbind ik de tussen partijen gesloten overeenkomst. Cliënten zullen de opdracht verstrekken aan een andere partij. De extra kosten die hiermee gepaard gaan, zijn directe schade van de wanprestatie van Totalroofs. Die meerkosten zullen dus op Totalroofs worden verhaald. (…) De verhoging van de kosten (en daarmee de schade voor cliënten) (…) is€ 26.593,14 inclusief BTW. Voor dit bedrag is Totalroofs aansprakelijk.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op 30 maart 2023 op rechtsgeldige wijze buitengerechtelijk is ontbonden;
subsidiair
II. de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbindt;
primair en subsidiair
III. Totalroofs veroordeelt tot betaling van € 26.593,14, althans een nader door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
IV. Totalroofs veroordeelt tot betaling van € 1.040,93 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. Totalroofs veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag. Totalroofs is toerekenbaar tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen zoals die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Totalroofs heeft namelijk nooit haar werkzaamheden uitgevoerd, terwijl er meerdere starttermijnen zijn toegezegd en afgesproken. Totalroofs verkeerde daarom in verzuim. Bovendien zou Totalroofs een aangepaste aanbetalingsfactuur sturen naar [eisers] , nadat partijen overeenstemming hebben gekregen over een eenmalige prijsverhoging. Totalroofs heeft dat nagelaten. [eisers] stellen daarom dat zij de overeenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden op 30 maart 2023. Als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Totalroofs hebben [eisers] bovendien schade geleden, doordat zij de werkzaamheden door een andere partij hebben moeten laten uitvoeren. De schade bestaat volgens [eisers] uit het verschil tussen de offertes van Totalroofs en de aannemer die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Dit komt neer op € 26.593,14 (inclusief BTW).
3.3.
Totalroofs voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat [eisers] eerst in verzuim waren door de aanbetalingsfactuur niet te voldoen, zodat Totalroofs niet in verzuim kon raken. Doordat [eisers] niet hebben voldaan aan hun betalingsverplichting, kon Totalroofs haar verplichtingen opschorten en dus (nog) geen materialen bestellen. [eisers] hebben Totalroofs daarnaast geen redelijke termijn voor nakoming geboden, zodat om die reden ook geen sprake kon zijn van verzuim. Volgens Totalroofs hebben [eisers] de aannemingsovereenkomst om de voorgaande redenen dus niet rechtsgeldig kunnen ontbinden.
3.4.
Voor zover de rechtbank oordeelt dat de overeenkomst wel rechtsgeldig is ontbonden, kan de offerte van de nieuwe aannemer volgens Totalroofs niet als uitgangspunt dienen van de schadeberekening. Volgens haar is die offerte onvoldoende gespecificeerd, zijn er geen betalingsbewijzen overgelegd en bevat die offerte bepaalde werkzaamheden die geen deel uitmaakten van de overeenkomst tussen [eisers] en Totalroofs. Daarnaast dateert de offerte van Totalroofs uit 2019 en de offerte van de nieuwe aannemer uit 2023. In die tijd zijn de prijzen fors gestegen, zodat Totalroofs niet aan de daarin genoemde prijzen kan worden gehouden. Tot slot voert Totalroofs aan dat de gevorderde schade met een bedrag van € 3.300,- verlaagd dient te worden, aangezien partijen begin 2023 overeenstemming hebben gekregen over die prijsverhoging.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.6.
Totalroofs vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis:
I. [eisers] hoofdelijk veroordeelt om aan Totalroofs een bedrag van € 17.109,47 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
II. [eisers] hoofdelijk veroordeelt om aan Totalroofs een bedrag van € 946,09 aan buitengerechtelijke incassokosten te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [eisers] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.7.
Totalroofs legt aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag. [eisers] mochten de overeenkomst niet ontbinden. Door dit toch te doen hebben zij de aannemingsovereenkomst opgezegd als bedoeld in artikel 7:764 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Totalroofs maakt daarom aanspraak op betaling van de door haar ten gevolge van de opzegging gemiste marge, begroot op een bedrag van € 17.109,47 (zijnde 20% van de totale aanneemsom van € 85.547,33).
3.8.
[eisers] voeren verweer. Zij stellen zich op het standpunt dat [eisers] bevoegd waren om de overeenkomst te ontbinden, omdat niet [eisers] maar Totalroofs in verzuim verkeerde. Dit brengt volgens [eisers] met zich mee dat er geen sprake is van opzegging ingevolge artikel 7:764 BW.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen van [eisers] en de tegenvorderingen van Totalroofs hangen met elkaar samen. De rechtbank zal de vorderingen daarom gezamenlijk behandelen. Voordat aan de juridische beoordeling wordt toegekomen, zet de rechtbank eerst uiteen van welke feiten bij de beoordeling wordt uitgegaan.
Feitelijke uitgangspunten
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat ter zitting is vast komen te staan dat de offerte die [eisers] hebben getekend in april 2022, in april 2022 is uitgebracht door Totalroofs (toegezonden per e-mail van 15 april 2022, overgelegd door [eisers] ). De datum van 21 januari 2019 op die offerte is abusievelijk niet aangepast naar de datum van verzending daarvan. De ondertekende offerte is daarmee gebaseerd op het prijspeil van dat moment (april 2022) en dus niet, zoals Totalroofs heeft aangevoerd, op dat van januari 2019. De prijsstijgingen van na januari 2019 zijn dan ook, zo blijkt ook uit eerder in 2022 door Totalroofs uitgebrachte offertes, al in de ondertekende offerte verwerkt.
Ook ontvalt hiermee de basis aan de stelling van Totalroofs dat zij door het lange tijdsverloop van 3,5 jaar tussen het uitbrengen van de offerte en de acceptatie daarvan geen ruimte in haar planning had voor dit project.
4.3.
Door de ondertekening van de offerte is in april 2022 een aannemingsovereenkomst ontstaan tussen partijen en niet, zoals Totalroofs heeft aangevoerd, pas in februari 2023.
Daarnaast zijn partijen het er over eens dat er verschillende startmaanden voor de werkzaamheden zijn genoemd door Totalroofs. Zo heeft Totalroofs na het tekenen van de offerte in april 2022 oktober, december, januari en vervolgens begin/half maart genoemd. Uit de overgelegde producties is gebleken dat [eisers] telkens hebben moeten navragen wanneer Totalroofs zou beginnen met haar werkzaamheden.
4.4.
Verder is niet in geschil dat [eisers] op een bepaald moment een aanbetaling zouden moeten doen aan Totalroofs. Totalroofs heeft in dat verband op 29 januari 2023 een aanbetalingsfactuur toegezonden, waarin onder meer het volgende was opgenomen:
“(voorbehouden zijn de marktsegment prijs verhogingen van de diverse materialen).”
Deze toevoeging is aanleiding geweest voor partijen om afspraken te maken over een eenmalige prijsverhoging.
In dat verband is komen vast te staan dat [B.] (werkzaam bij Totalroofs) op 8 februari 2023 telefonisch heeft toegezegd een aangepaste aanbetalingsfactuur te maken en te sturen. [eisers] hebben dit namelijk gemotiveerd gesteld, onder meer onderbouwd met een verklaring van de vader van [eiseres] die bij het telefoongesprek aanwezig was. Totalroofs heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat Totalroofs geen aangepaste aanbetalingsfactuur heeft gestuurd naar [eisers] is niet in geschil.
Buitengerechtelijke ontbinding door [eisers]
4.5.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Totalroofs tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eisers] en in verband daarmee in verzuim is geraakt. [eisers] hebben de overeenkomst op 30 maart 2023 rechtsgeldig ontbonden. Dit wordt als volgt toegelicht.
[eisers] eerst in verzuim?
4.6.
Totalroofs heeft als meest vergaand verweer aangevoerd dat [eisers] zelf in verzuim zijn geraakt door de aanbetalingsfactuur niet te voldoen, zodat Totalroofs niet in verzuim kon komen. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Daarbij is van belang dat [eisers] niet gehouden waren in te stemmen met het op de aanbetalingsfactuur vermelde voorbehoud van prijsverhoging, omdat partijen een vaste aanneemsom waren overeengekomen. Hiervoor is al overwogen dat de stelling van Totalroofs dat een prijsverhoging gerechtvaardigd was omdat de uitgebrachte offerte pas na 3,5 jaar werd geaccepteerd geen stand houdt. Op grond daarvan hoefden [eisers] niet de aanbetalingsfactuur met het voorbehoud voor prijsverhoging te voldoen. Bovendien heeft Totalroofs toegezegd een aangepaste aanbetalingsfactuur te sturen, zonder die toezegging na te komen. [eisers] waren dan ook niet gehouden de aanbetalingsfactuur van 29 januari 2023 in ongewijzigde vorm te voldoen.
Los daarvan heeft Totalroofs overigens niet kunnen aangeven per wanneer [eisers] in verzuim zijn geraakt. Het feit dat [eisers] aanvankelijk heeft toegezegd om de aanbetalingsfactuur te betalen, leidt op zichzelf niet tot verzuim.
Opschorting?
4.7.
Het beroep van Totalroofs op opschorting slaagt evenmin. Vanwege de toezegging namens Totalroofs dat in verband met de eenmalige prijsverhogingsafspraak een aangepaste factuur zou worden gestuurd, kon Totalroofs geen betaling op grond van de oorspronkelijke factuur vorderen en was het bedrag niet opeisbaar. Van rechtsgeldige opschorting door Totalroofs van haar verplichtingen in verband met het onbetaald blijven van de oorspronkelijke aanbetalingsfactuur is daarom geen sprake.
Verzuim - gestelde termijn redelijk?
4.8.
Op 6 maart 2023 hebben [eisers] Totalroofs een ingebrekestelling gestuurd waarin [eisers] Totalroofs sommeren om op 20 maart 2023te starten met de werkzaamheden. Anders dan Totalroofs stelt, oordeelt de rechtbank dat dit een redelijke termijn is. Hierbij is van belang dat Totalroofs zelf heeft toegezegd om begin/half maart te starten met de werkzaamheden en dat de startdatum eerder ook al meermaals door Totalroofs is toegezegd en opgeschoven.
4.9.
Het verweer van Totalroofs dat zij geen zekerheid kon geven over een startdatum zolang [eisers] niet zouden aanbetalen, slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat dit zo is afgesproken met [eisers] Evenmin wijst de feitelijke gang van zaken daarop, aangezien Totalroofs zelf verschillende keren een startdatum heeft genoemd zonder dat er een aanbetalingsfactuur is verzonden. Op die momenten heeft Totalroofs [eisers] niet geïnformeerd over de noodzaak van betaling van de aanbetalingsfactuur, voordat de werkzaamheden zouden kunnen beginnen. Het had op de weg van Totalroofs gelegen om [eisers] hierover in te lichten indien dat het geval zou zijn.
Conclusie
4.10.
De conclusie die uit het voorgaande volgt is dat Totalroofs haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen, vervolgens rechtsgeldig door [eisers] in gebreke is gesteld en in verzuim is komen te verkeren. [eisers] heeft de overeenkomst tussen partijen op 30 maart 2023 rechtsgeldig buitengerechtelijk ontbonden. De primaire vordering van [eisers] is dan ook toewijsbaar.
Schade
4.11.
[eisers] vorderen daarnaast een schadebedrag van € 26.593,14 (inclusief BTW), bestaande uit het verschil tussen de kosten die [eisers] gemaakt zouden hebben wanneer Totalroofs haar werkzaamheden conform de overeenkomst zou hebben uitgevoerd en de kosten die [eisers] hebben moeten maken door een andere aannemer de werkzaamheden een jaar later uit te laten voeren. In het jaar dat Totalroofs heeft nagelaten de werkzaamheden uit te voeren, zijn de prijzen in de bouwsector volgens [eisers] fors gestegen.
4.12.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. [1] Dat de tekortkoming van Totalroofs haar niet is toe te rekenen, is niet gebleken. Zij is dus in beginsel gehouden de schade die [eisers] als gevolg van haar tekortkoming hebben geleden, te vergoeden. Over de hoogte van de gevorderde schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
4.13.
[eisers] hebben ter zitting verklaard dat PA Bouw de werkzaamheden aan de woning inmiddels heeft uitgevoerd volgens de overgelegde, door [eisers] ondertekende offerte. Totalroofs heeft de juistheid van de offerte van PA Bouw gemotiveerd betwist door onder andere aan te voeren dat er werkzaamheden in op zijn genomen die Totalroofs niet met [eisers] had afgesproken en dat er specificaties van verschillende posten missen. Totalroofs heeft er in de conclusie van antwoord in conventie bovendien op gewezen dat betalingsbewijzen ontbreken.
4.14.
[eisers] hebben deze betwisting door Totalroofs naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weerlegd, mede gezien het feit dat Totalroofs de offerte van PA Bouw in haar conclusie van antwoord in conventie al heeft betwist. Het had dus op de weg van [eisers] gelegen om tijdig een nadere onderbouwing van de kosten over te leggen. De ter zitting gegeven onderbouwing acht de rechtbank onvoldoende en het bewijsaanbod dat [eisers] pas ter zitting voor het eerst hebben gedaan, is tardief.
Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat verschillende aannemers verschillende prijzen offreren voor dezelfde werkzaamheden. [eisers] hebben weliswaar gesteld dat de prijzen van PA Bouw marktconform zijn, maar hebben dit niet nader onderbouwd. Het had ook hier op de weg van [eisers] gelegen om de offerte van PA Bouw nader te specificeren en toe te lichten naar aanleiding van het verweer van Totalroofs.
4.15.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het gevorderde schadebedrag onvoldoende is onderbouwd, zodat dat niet volledig wordt toegewezen. De rechtbank acht het wel aannemelijk dat [eisers] de dakopbouw inmiddels door PA Bouw op basis van de ondertekende offerte hebben laten plaatsen en dat zij in verband met prijsstijgingen in de bouw meer hebben moeten betalen aan deze andere aannemer dan zij oorspronkelijk aan Totalroofs zouden moeten betalen. [eisers] hebben in dat verband onbetwist gesteld dat de gemiddelde prijsstijging van bouwmaterialen in 2022 11% was en dat dit voor staal (met 65%), brandstof (met 46%), hout, isolatiemateriaal en arbeid fors hoger ligt. De rechtbank zal de geleden schade schatten en gaat daarbij uit van een prijsstijging van 20% op de door partijen overeengekomen aanneemsom van € 82.247,33 inclusief btw en vertraging van de bouw van één jaar. Afgerond komt dit neer op € 17.000,- inclusief btw.
4.16.
Anders dan Totalroofs heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de overeengekomen éénmalige prijsverhoging van ten minste € 3.300,- althans € 3.000,- daarop in mindering te brengen. Immers, zoals al overwogen (zie onder 4.6) waren [eisers] niet gehouden in te stemmen met een prijsverhoging. De conclusie is dan ook dat [eisers] recht hebben op een schadebedrag van € 17.000,-.
4.17.
De rechtbank wijst de onbetwist gebleven wettelijke rente over het schadebedrag toe vanaf de datum van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[eisers] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de tarieven zoals weergegeven in het Besluit, die geacht worden redelijk te zijn. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De gevorderde vergoeding van € 1.040,93 is hoger dan het tarief in het Besluit en is daarom niet redelijk. Op basis van de toe te wijzen hoofdsom van € 17.000,- heeft [eisers] namelijk recht op een bedrag van € 945,- aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarom wordt € 945,- toegewezen.
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt als onweersproken toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De vordering in reconventie
4.20.
Uit het oordeel van de rechtbank dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden en dat Totalroofs een schadebedrag aan [eisers] verschuldigd is, volgt dat de vorderingen in reconventie van Totalroofs voor afwijzing gereed liggen.
Proceskosten
4.21.
Totalroofs B.V. is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat (conventie)
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- salaris advocaat (reconventie)
614,00
(2 punten × 0,5 × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.553,42
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt als onweersproken toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst op 30 maart 2023 op rechtsgeldige wijze buitengerechtelijk is ontbonden,
5.2.
veroordeelt Totalroofs tot betaling van een bedrag van € 17.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Totalroofs tot betaling van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 945,- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 mei 2023 tot de dag van algehele voldoening,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt Totalroofs in de proceskosten van € 3.553,42, te vermeerderen € 92,- plus de kosten van betekening als Totalroofs niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt Totalroofs tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3, 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda, in het bijzijn van de griffier en in het openbaar uitgesproken op en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:74 lid 1 BW.