Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2024 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker
Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Rechtbank Noord-Holland
Op 19 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de Autoriteit Persoonsgegevens. Verzoeker had op 11 maart 2024 een klacht ingediend over de Nationale Politie Eenheid Noord-Holland, waarin hij stelde dat zijn persoonsgegevens onrechtmatig waren verwerkt en dat zijn verzoek tot inzage onvoldoende was gefaciliteerd. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft op 14 juni 2024 besloten om de klacht niet verder te onderzoeken, waarop verzoeker bezwaar heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening zonder zitting afgedaan, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. De rechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende aannemelijk had gemaakt waarom hij de beslissing op bezwaar niet kon afwachten. Verzoeker had weliswaar gesteld dat de verwerking van zijn gegevens schadelijk was voor zijn reputatie en veiligheid, maar deze stelling was niet concreet onderbouwd. Bovendien had verzoeker inmiddels inzage gekregen in zijn gegevens, wat zijn spoedeisend belang ondermijnde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.