6.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen sancties zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1], een tweejarig oppaskindje van medeverdachte [medeverdachte]. Enkele dagen voor [de] ontucht heeft plaatsgevonden, hebben de verdachte en zijn medeverdachte uitvoerig gecommuniceerd over het misbruik dat zij samen zouden plegen en wordt geverifieerd of het jonge slachtoffer echt nog niet kon praten. Hierbij wordt niet alleen expliciet gesproken over de zeer vergaande seksuele handelingen die zij samen zouden uitvoeren, maar ook over het gebruik van wiet, waardoor de verdachte langer door kan als het slachtoffer zou gaan huilen. De verdachte en zijn medeverdachte bespreken voorts op brute wijze met welke middelen het huilen van het slachtoffer kan worden gedempt. De verdachte is uiteindelijk niet aanwezig geweest bij het misbruik, maar tijdens het misbruik zijn wel uitgebreid berichten en foto’s uitgewisseld, waarbij de verdachte (seksuele) suggesties aan zijn medeverdachte heeft gedaan en om specifieke foto’s van het jonge slachtoffer heeft verzocht. De verdachte heeft op die manier dit misbruik door zijn medeverdachte bevorderd. Dat de verdachte ten tijde van het oppassen uiteindelijk niet is komen opdagen heeft enkel te maken met het feit dat de verdachte bang was om betrapt te worden. De rechtbank rekent het de verdachte zeer zwaar aan dat hij berekenend te werk is gegaan bij de voorbereiding van het misbruik en hij zijn medeverdachte heeft aangezet tot seksuele handelingen, die al enkele dagen vóór het daadwerkelijke misbruik werden gepland. De verdachte heeft hierdoor blijk gegeven zich geen moment om het jonge slachtoffer te bekommeren en enkel zijn eigen seksuele driften te volgen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van grote hoeveelheden kinderporno en heeft hij hier ook een gewoonte van gemaakt. Het in bezit hebben van kinderporno is bijzonder ongewenst, omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Ook bij deze feiten geldt dat het algemeen bekend is dat de gevolgen die deze kinderen hiervan zowel in psychische als in fysieke zin ondervinden doorgaans zeer ingrijpend zijn. De rechtbank houdt de verdachte hiervoor mede verantwoordelijk, nu hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook aan het seksuele misbruik en de exploitatie van kinderen.
De rechtbank weegt tevens mee dat het om een zeer groot aantal kinderpornografische afbeeldingen (foto’s en video’s) gaat, waarop ook zeer jonge kinderen en baby’s te zien zijn, en dat de verdachte zich gedurende een zeer lange periode en tijdens een lopende tbs met voorwaarden schuldig heeft gemaakt aan het bezit van die afbeeldingen.
De persoon van de verdachte
Justitiële documentatie
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 30 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een zedenmisdrijf. Op 30 januari 2018 is de verdachte veroordeeld voor onder andere ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en het bezit van kinderporno tot een gevangenisstraf van één jaar en tbs met voorwaarden. Op 7 juli 2022 is de vordering tot verlenging van de tbs door de rechtbank afgewezen.
Pro Justitiarapportages
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte verder acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische Pro Justitia rapportages van 22 december 2023 en 20 december 2023, en de aanvullingen daarop van 4 april 2024, opgemaakt door M.L. Sikkens, psycholoog, en J. van der Meer, psychiater.
Uit de Pro Justitia rapportages blijkt, zakelijk weergegeven, dat de verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type en een stoornis in het gebruik van cannabis. De pedofiele stoornis, mogelijk in combinatie met (enige mate van) hyperseksualiteit, heeft invloed gehad op de gedragskeuzen van de verdachte bij de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. De stoornis in het gebruik van cannabis was faciliterend. Gezien het verband tussen de pedofiele stoornis en het tenlastegelegde adviseren de psycholoog en de psychiater – indien bewezen – de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het tenlastegelegde.
Het risico op recidive wordt in het geval van een bewezenverklaring van het tenlastegelegde als hoog geschat voor ‘hands-off’ en matig/hoog voor ‘hands-on’ misbruik. Omdat het in de recente ambulante behandeling moeilijk was om tot gedragsverandering te komen en dit vol te houden, wordt geadviseerd om de verdachte nu eerst klinisch te behandelen. Deze klinische behandeling hoeft gezien de motivatie van de verdachte, het afwezig zijn van bijkomende problematiek en het getoonde inzicht in de problematiek geen langdurige klinische behandeling op een hoog beveiligingsniveau te zijn. Tbs met dwangverpleging is overwogen, maar in beginsel wordt geen indicatie gezien voor een langdurige klinische behandeling op een hoog beveiligingsniveau. Vanwege het inzicht in zijn problematiek wordt een tbs met dwangverpleging vanuit gedragskundig perspectief bovendien niet nodig geacht. Wel is het noodzakelijk om onverwachte controles op gegevensdragers en middelengebruik uit te voeren na deze klinische opname. Er wordt daarom geadviseerd om de behandeling op te leggen in het kader van een tbs met voorwaarden en om daarnaast eveneens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De deskundigen hebben ter terechtzitting hun advies gehandhaafd.
De rechtbank is van oordeel dat de Pro Justitia rapportages op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De rechtbank kan zich met de conclusies van de deskundigen verenigen (behoudens ten aanzien van de door hen geadviseerde maatregelen, zoals nader wordt besproken in het onderstaande) en is van oordeel dat de verdachte lijdt aan een pedofiele stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook de conclusies met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over.
Reclasseringsrapportages
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten van 23 april 2024 en 24 juni 2024, opgemaakt door [getuige], werkzaam bij de reclassering.
Uit de reclasseringsrapporten blijkt, zakelijk weergegeven, dat de reclassering negatief adviseert over een tbs met voorwaarden, omdat – indien bewezen – de verdachte tijdens en na een lopende tbs gerecidiveerd is in zowel het bezit van kinderporno als het ‘hands-on’-misbruik.
Volgens de reclassering zijn de door de deskundigen noodzakelijk geachte monitoring en (onaangekondigde) controles op gegevensdragers van de verdachte zowel juridisch als praktisch niet uitvoerbaar. Bovendien heeft de verdachte gedurende de tbs langdurig delictgedrag verzwegen en heeft hij daarover gelogen in gesprekken met de reclassering en zijn behandelaar. Ook heeft hij gefraudeerd met urinecontroles. Omdat een vrijwillig kader ontoereikend is gebleken, de noodzakelijke controles eenvoudig te omzeilen zijn en de verdachte dit eerder ook heeft gedaan, adviseert de reclassering negatief over de door de deskundigen geadviseerde tbs met voorwaarden. Reclasseringsmedewerker [getuige] heeft ter terechtzitting haar advies gehandhaafd.
Motivering van de op te leggen maatregel
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of – ter bescherming van de maatschappij – een tbs met dwangverpleging noodzakelijk en passend is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank komt tot dat oordeel, omdat de verdachte tijdens en direct volgend op een eerder opgelegde tbs met voorwaarden is gerecidiveerd. Hij heeft opnieuw kinderporno in zijn bezit gehad en was daarnaast medeplichtig aan een buitengewoon ernstige vorm van misbruik van een zeer jong kind. De verdachte heeft veel moeite ondernomen om dit misbruik voor zijn behandelaars verborgen te houden. Hij heeft dit onder meer gedaan door te frauderen met urinecontroles en door een tweede telefoon te bezitten waarop hij zijn kinderpornocollectie bewaarde en beheerde. Hij heeft zich zodoende actief aan de controles onttrokken, waardoor tijdens de behandeling niet kon worden geconstateerd dat de behandeling niet voldoende was. De verdachte was hierdoor zelf verantwoordelijk voor het niet laten slagen van zijn eerdere behandeling.
Ondanks het feit dat eerder, in het kader van de tbs met voorwaarden, geen klinische opname als voorwaarde is opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat niet nogmaals met tbs met voorwaarden kan worden volstaan. Gegeven het hoog ingeschatte recidiverisico en zijn eerder bewezen ontwijkende gedrag, is de rechtbank van oordeel dat enkel een zeer stringent toezichtkader tijdens en aansluitend op de behandeling recidive kan voorkomen. De rechtbank heeft onvoldoende vertrouwen dat het kader van tbs met voorwaarden hiervoor zal volstaan, ook niet als eerst een klinische opname plaatsvindt. Daar komt bij dat de ter voorkoming van recidive noodzakelijk geachte (onaangekondigde) controles op gegevensdragers door reclassering en politie niet (in voldoende mate) kunnen worden uitgevoerd, waardoor ook om die reden niet kan worden volstaan met het mildere kader van een tbs met voorwaarden. Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen en om de problematiek van de verdachte zoveel mogelijk te beperken, alsmede voor een afdoende bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat tbs met dwangverpleging noodzakelijk is, nu de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van die maatregel eist.
De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van een tbs-maatregel is dan ook voldaan. Voor deze feiten wordt de maatregel opgelegd.
De duur van de tbs is niet in tijd beperkt. De door de verdachte begane misdrijven waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De tbs kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.
Motivering van de op te leggen gevangenisstraf
De rechtbank acht naast de tbs met dwangverpleging de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk, waarbij zij in aanmerking neemt dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de bewezen verklaarde feiten, alsmede dat het op zich wenselijk is dat de behandeling van de verdachte op niet al te lange termijn aanvangt. Gelet hierop en op de aard en ernst van de strafbare feiten, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats.