ECLI:NL:RBNHO:2024:7324

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10760247 bZ VERZ 23-8468 JM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een bewindvoerder wegens niet-naleving van verplichtingen in een bewind met groot vermogen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2024 een beschikking gegeven inzake het ambtshalve ontslag van een bewindvoerder in een bewind met een groot vermogen. De bewindvoerder heeft zich niet gehouden aan de afspraken met betrekking tot het indienen van machtigingsverzoeken voor uitgaven boven de € 2.000,00 en heeft niet tijdig verantwoording afgelegd. De mentor van de betrokkene woont met toestemming van de bewindvoerder in een woning die door de betrokkene is gekocht, zonder financiële bijdrage. Dit heeft geleid tot hoge juridische en reiskosten voor de mentor, evenals een zeer hoog salaris voor de bewindvoerder.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de ingediende rekeningen en verantwoordingen over de jaren 2020, 2021 en 2022, en heeft op 15 april 2024 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting is vastgesteld dat de bewindvoerder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om vooraf machtiging te vragen voor hoge uitgaven. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de bewindvoerder meermaals niet tijdig verantwoording heeft afgelegd en dat hij niet heeft voldaan aan de indieningstermijnen.

Gelet op deze tekortkomingen heeft de kantonrechter besloten om de bewindvoerder ambtshalve te ontslaan en Bonnerman & Partners B.V. te benoemen als opvolgend bewindvoerder. De kantonrechter heeft tevens de beloning van de nieuwe bewindvoerder vastgesteld op 0,75% van het onder bewind staande vermogen, met een aanvangsvergoeding van € 621,00 (exclusief btw). De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 10760247 BZ VERZ 23-8468 JM
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

in het bewind van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie thans bewindvoerder is:
[oud bewindvoerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna ook te noemen: [oud bewindvoerder] .

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de rekeningen en verantwoording over de jaren 2020, 2021 en 2022, allen ter griffie ingekomen op 20 oktober 2023;
  • de vijfjaarlijkse evaluatie van de mentor, ter griffie ingekomen op 20 maart 2024;
  • een bereidverklaring van de opvolgend bewindvoerder.
Op 15 april 2024 heeft er een mondelinge behandeling in verband met de ingediende rekeningen en verantwoording plaatsgevonden. Verschenen zijn: betrokkene, [mentor] , mentor van betrokkene, en [oud bewindvoerder] tezamen met zijn kantoorgenoot [kantoorgenoot] .

Verloop van het bewind

Bij beschikking van 19 december 2013 is de ondercuratelestelling van betrokkene met ingang van 1 januari 2014 opgeheven en is bewind ingesteld over haar goederen wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand.
Bij beschikking van 12 november 2018 is de voormalige bewindvoerder ontslagen en is [oud bewindvoerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
Bij beschikking van 16 november 2020 is het bewind gewijzigd in die zin dat een bedrag van € 1.100.000,00 welk bedrag zal worden ondergebracht in een afgescheiden entiteit en daarin zal worden belegd, wordt uitgesloten van het bewind.
Bij beschikking van 29 april 2021 is het bewind gewijzigd in die zin dat ook het bedrag van € 1.100.000,00 onder bewind wordt gesteld, waarmee het bewind alle goederen omvat die aan betrokkene (zullen) toekomen.
Bij beschikking van 24 juni 2022 is het bewind wederom gewijzigd in die zin dat een bedrag van € 1.100.000,00 welk bedrag zal worden ondergebracht in een afgescheiden entiteit en daarin zal worden belegd, wordt uitgesloten van het bewind.

beoordeling

Op 19 april 2021 zijn [oud bewindvoerder] en [kantoorgenoot] in verband met de rekening en verantwoording over de periode 12 november 2018 tot en met 31 december 2019 door de kantonrechter gehoord. Op 28 mei 2021 is de mondelinge behandeling van 19 april 2021 voortgezet, omdat de mentor van betrokkene niet op zijn juiste adres is aangeschreven voor de zitting van 19 april 2021. [oud bewindvoerder] en [mentor] zijn destijds door de kantonrechter gehoord.
Uit de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 19 april 2021 blijkt het volgende. De kantonrechter heeft, in het kader van goed toezicht, bepaald dat, gelet op de wispelturigheid van betrokkene, [oud bewindvoerder] vooraf machtiging dient te vragen voor incidentele hoge uitgaven die boven de € 1.500,00 uitkomen. Deze afspraak is bij brief van 2 juli 2021 aan hem bevestigd.
Naar aanleiding van de mondelinge behandelingen en de nadere toelichtingen, heeft de kantonrechter over de rekening en verantwoording over de periode 12 november 2018 tot en met 31 december 2019 geen nadere opmerkingen meer. Dit is aan [oud bewindvoerder] bij brief van 3 maart 2022 medegedeeld. Bij deze brief is [oud bewindvoerder] tevens verzocht om voor 1 augustus 2023 de rekeningen en verantwoording over 2020 en 2021 in te dienen. [oud bewindvoerder] heeft niet voor 1 augustus 2022 voldaan aan het verzochte, maar pas ruim een maand nadat de indieningsdatum is verstreken om uitstel tot na 4 oktober 2023 verzocht. De kantonrechter heeft [oud bewindvoerder] uitstel verleend tot 20 oktober 2023.
Op 20 oktober 2023 heeft [oud bewindvoerder] de rekeningen en verantwoording over de jaren 2020, 2021 en 2022 ingediend.
Uit de rekeningen en verantwoording over 2020, 2021 en 2022 blijkt dat over de gehele periode onder andere de volgende kosten zijn gemaakt.
  • € 13.000,00 aan kosten voor dieren;
  • € 52.000,00 aan juridische kosten;
  • € 54.000,00 aan salaris mentor;
  • € 37.810,00 aan salaris bewindvoerder;
  • € 5.690,00 aan reiskosten van de mentor.
[oud bewindvoerder] heeft deze kosten nader toegelicht bij de rekeningen en verantwoording. Ook de mentor van betrokkene heeft in zijn vijfjaarlijkse evaluatie nader toegelicht welke werkzaamheden hij voor betrokkene (heeft) verricht.
Niet uit het dossier blijkt dat [oud bewindvoerder] -zoals afgesproken- voor deze uitgaven vooraf machtiging aan de kantonrechter heeft verzocht. Hierop gelet heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald op 15 april 2024.
Ter zitting stelt [oud bewindvoerder] zich op het standpunt dat het vaak een optelsom van dingen is en hij het lastig vindt om het moment te bepalen om machtiging te vragen. Voorts heeft betrokkene ter zitting onder andere verklaard het niet eens te zijn dat de kosten voor de dieren voor haar rekening zijn gekomen. Dit omdat [mentor] zelf de keuze heeft gemaakt om de dieren tijdens haar afwezigheid in huis te nemen. Dit had niet gehoeven, de dieren hadden naar het asiel kunnen worden gebracht, aldus betrokkene. Het is achter haar rug om gegaan. [oud bewindvoerder] bevestigd dat betrokkene feitelijk opdraait voor deze kosten.
Gelet op de stukken en de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 15 april 2024 overweegt de kantonrechter als volgt.
De kantonrechter kan op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken, dan wel ambtshalve een bewindvoerder ontslaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter bestaan er gegronde redenen voor ontslag van [oud bewindvoerder] . [oud bewindvoerder] heeft zich niet gehouden aan zijn verplichting om vooraf machtiging te vragen voor de bovengenoemde kosten. Hierdoor kan de kantonrechter onvoldoende toezicht houden op het vermogen van betrokkene. Het standpunt dat [oud bewindvoerder] inneemt dat hij het moment van het aanvragen van een machtiging niet goed kan inschatten is volgens de kantonrechter verwerpelijk, omdat [oud bewindvoerder] erop is gewezen dat hij voor eenmalige/bijzondere uitgaven die boven de € 1.500,00 uitkomen machtiging dient te vragen.
De kantonrechter neemt tevens in haar oordeel mee dat [oud bewindvoerder] meermaals heeft verzuimd om jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen, zoals gesteld in artikel 1:445 lid 1 BW. Bovendien heeft [oud bewindvoerder] zich niet gehouden aan de indieningstermijn en pas ruim een maand nadat deze termijn was verstreken om uitstel verzocht.
Het voorgaande maakt dat de kantonrechter [oud bewindvoerder] ambtshalve zal ontslaan als bewindvoerder van betrokkene. De kantonrechter heeft Bonnerman & Partners B.V., bereid gevonden om te worden benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw).
Het onder bewind staande vermogen van betrokkene bedraagt meer dan € 1.000.000,00. De kantonrechter zal de jaarvergoeding voor de te benoemen bewindvoerder overeenkomstig artikel 3, lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vaststellen op 0,75% van het vermogen van betrokkene.

beslissing

De kantonrechter:
  • ontslaat ambtshalve, met ingang van twee weken na heden, als bewindvoerder: [oud bewindvoerder]
  • benoemt ambtshalve, met ingang van twee weken na heden, tot bewindvoerder: Bonnerman & Partners B.V., Kvkno. 32118704, correspondentieadres: postbus 1307, 1400BH Bussum;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder overeenkomstig artikel 3, lid 3 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vast op 0,75% van het vermogen van betrokkene;
  • stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter