ECLI:NL:RBNHO:2024:7314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10651313 \ CV EXPL 23-3527
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiser en gedaagden in testamentair bewind

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 29 mei 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure. De eiser, die in persoon procedeerde, was betrokken bij een geschil waarbij de vraag centraal stond of hij ontvankelijk was in zijn vorderingen, gezien het feit dat er sprake was van testamentair bewind. In een eerder tussenvonnis van 20 maart 2024 had de kantonrechter geoordeeld dat de eiser niet zelfstandig bevoegd was om rechtsvorderingen in te stellen ten behoeve van het verhuurde, en had hij de eiser de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Echter, de eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

De kantonrechter heeft in het vonnis van 29 mei 2024 bevestigd dat de eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen tegen de gedaagden, omdat hij niet heeft gereageerd op het tussenvonnis en geen bewijs heeft geleverd dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt. De proceskosten zijn voor rekening van de eiser, die in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten van de gedaagden begroot op € 674,00, inclusief nakosten.

Daarnaast is er een tegenvordering van de gedaagden, die ook niet-ontvankelijk is verklaard, omdat zij zich op het standpunt stelden dat de eiser ten gevolge van het testamentair bewind niet als formele procespartij kan worden aangemerkt. De proceskosten aan de kant van de gedaagden zijn vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.S. Reid en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10651313 \ CV EXPL 23-3527 TB
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
procederend in persoon
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. M. Heimensem

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Op 20 maart 2024 is een tussenvonnis gewezen waarin [eiser] in de gelegenheid is gesteld bij akte te reageren op het voorshands ingenomen oordeel van de kantonrechter dat als sprake is van testamentair bewind, [eiser] niet zelfstandig bevoegd is rechtsvorderingen in te stellen ten behoeve van het verhuurde.
1.2.
[eiser] heeft niet van de gelegenheid gebruik gemaakt bij akte te reageren op het tussenvonnis.

2.De verdere beoordeling

de vordering
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 20 maart 2024 is overwogen en beslist.
2.2.
Omdat [eiser] niet heeft gereageerd en dus niet bij akte een verklaring in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt of, met een verklaring van de bewindvoerder heeft onderbouwd dat dit niet nodig zou zijn, leidt dit ertoe dat [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vorderingen gericht tegen [gedaagden]
2.3.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.
2.4.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x tarief € 271,00)
- nakosten € 132,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 674,00
2.5.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
de tegenvordering
2.6.
Nu [gedaagden] zich in de zaak van de vordering op het standpunt stelt dat [eiser] ten gevolge van het testamentair bewind niet als formele procespartij mag worden aangemerkt, geldt dit evenzeer in de zaak van de tegenvordering. Uitgangspunt is dan ook dat [gedaagden] zijn tegenvordering slechts kan instellen tegen de bewindvoerder.
2.7.
[gedaagden] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij ongelijk krijgt. Omdat [eiser] in persoon procedeert, worden de proceskosten aan zijn kant ambtshalve vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 50,00 voor reis-, verblijf- en verletkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
3.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 674,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
3.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
3.6.
verklaart [gedaagden] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
3.7.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] vaststelt op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter