7.3Oordeel van de rechtbank
Op 20 december 2023 heeft psycholoog R.A. Sterk een Pro Justitia-rapport omtrent de verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
Er is bij betrokkene sprake van een autismespectrumstoornis (ASS) en een momenteel in remissie zijnde depressieve stoornis.
Betrokkene verdroeg het verlies van het contact met [slachtoffer] niet. Hij was verliefd op hem en was hierop gefixeerd. In zijn poging om in contact te komen ging hij egocentrisch en slecht afgestemd op de ander te werk. Hij wil contact afdwingen waarbij hij sociale cues mist en geen oog heeft voor de context. Hij kan zich ook verliezen in agressieve verbale uitbarstingen, waarbij hij zijn emoties onvoldoende onder controle heeft. Dergelijk gedrag is mede het gevolg van de ASS waar hij aan lijdt. Kenmerkend voor deze stoornis zijn sociaal-emotionele beperkingen, waarbij hij zich niet goed kan verplaatsen in anderen, niet goed op de ander kan afstemmen en in het contact sociale signalen niet goed op kan pikken. Voorts acht onderzoeker de fixatie op [slachtoffer] ook een aspect van de rigiditeit die typerend is voor ASS.
Onderzoeker acht sprake van een doorwerking van de problematiek, met name de ASS, op het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter niet goed in staat geacht worden als gevolg van de problematiek om zijn wil overeenkomstig dat inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de ‘stalking risk profile’ wordt de kans op herhaling van stalking als hoog ingeschat. Dit is ook de klinische inschatting. Er lijkt niet zozeer sprake van een verhoogd recidivegevaar met betrekking tot duidelijk verhoogd fysiek agressief gedrag.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn ASS, met name de preoccupatie binnen deze stoornis en de nodige copingvaardigheden. Tevens dient diagnostiek plaats te vinden om te bepalen in hoeverre er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Het is van belang dat deze behandeling in een forensische setting plaatsvindt met een goede risicotaxatie en goed risicomanagement.
De problematiek is zeer hardnekkig en moeilijk bewerkbaar en de intrinsieke motivatie voor behandeling is ambivalent. De kans dat betrokkene zich vanuit zijn psychische problematiek niet kan houden aan voorwaarden is erg groot, mede gezien zijn gedrag in detentie, waarbij fixaties met betrekking tot aangever en een medegedetineerde erg sterk zijn en door betrokkene niet goed zijn te beheersen. Voornoemde brengt met zich mee dat behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel niet is aangewezen en ook is een TBS met voorwaarden om dezelfde reden niet geïndiceerd. Het enige kader dat resteert is dat van de TBS met dwangverpleging.
Op 13 december 2023 heeft psychiater M.M. Sprock een Pro Justitia-rapport omtrent de verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
Bij betrokkene is sprake van een ASS en een ongespecificeerde stemmingsstoornis. Deze waren (ten tijde van het delict) aanwezig. Bij ASS is sprake van gebrekkige empathische vermogens, rigide denken en cognitieve vervormingen alsmede emotieregulatieproblemen en een obsessie/fixatie ten aanzien van aangever. Betrokkene mist vaardigheden om met frustraties, teleurstellingen en verdriet om te gaan. Betrokkene kan vanuit de ASS erg vasthoudend zijn en is niet in staat zonder ingrijpen van buitenaf zijn gedrag aan te passen. Het gevoel dat hem onrecht werd aangedaan, reacties van aangever, maar vooral genegeerd worden zorgden voor een mix van machteloosheid en wanhoop wat zich uiteindelijk uitte in woede en steeds verdergaand en niet te stoppen toenaderingsgedrag. In deze periode was er ook sprake van stemmingsklachten waaronder suïcidale gedachten waarbij de suïcidaliteit ook manipulatief werd ingezet om reactie van aangever te krijgen. De stemmingsklachten zullen hebben bijgedragen aan verdere beperking van de draagkracht en coping zodat ook vanuit de ongespecificeerde stemmingsstoornis doorwerking heeft plaatsgevonden in het gedrag. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Er is sprake van weinig bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive. Ten aanzien van geweld kan risico op escalatie niet uitgesloten worden.
Er wordt een klinische behandeling geadviseerd in een forensische kliniek met aandacht voor het delictscenario, de emotieregulatie, copingvaardigheden, psycho-educatie en instelling op medicatie. Een signaleringsplan en terugvalpreventieplan zijn van belang en verfijning van de diagnostiek, o.a. het uitsluiten van een psychotische stoornis. Er is geen enkel ziekte-inzicht aanwezig en betrokkene laat zich niet bijsturen zoals nu (zelfs) in detentie ervaren is. Gezien de problematiek is een behandeling van lange adem geïndiceerd en mede gezien zijn voorgeschiedenis en het hoge recidiverisico, waarbij gevaar op escalatie niet kan worden uitgesloten, wordt een TBS geadviseerd.
Betrokkene wordt niet in staat geacht om zich aan opgelegde voorwaarden te houden. Betrokkene heeft reeds aangegeven niet met een klinische behandeling in te zullen stemmen en bij plaatsing in een kliniek niet mee te zullen werken aan behandeling. In detentie werd eveneens een strijd beschreven en dit zal ook tijdens de behandeling voortduren gezien zijn eigengereidheid en rigiditeit. Dit vraagt om een strakker kader dan een TBS met voorwaarden zodat niets anders rest dan een TBS met dwangverpleging.
De rechtbank onderschrijft voorgaande conclusies en adviezen van de psycholoog en de psychiater en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De reclassering heeft op 14 april 2023 een voorlichtingsrapportage uitgebracht. De reclassering overweegt daarin dat de verdachte ondanks drie jaar inzet van hulpverlening niet te begrenzen was in zijn gedrag. In het contact stelde de verdachte zich sociaal wenselijk en berekenend op, waardoor de reclassering geen zicht kreeg op hoe het daadwerkelijk met de verdachte ging. De verdachte heeft volgens de reclassering geen inzicht in zijn gedrag en wat hij bij de ander teweeg brengt. Bij Terminal 18 nam de verdachte de adviezen niet aan en ging hij steeds verder 'shoppen' voor hulp. Hij zag daarbij zijn eigen aandeel niet en kwam in de behandeling niet tot de kern van zijn problematiek. De verdachte hield dit af en had een eigen agenda, zoals het weer in contact kunnen komen met het slachtoffer. Verschillende andere instanties dan Terminal 18 hadden niet de expertise om de verdachte te behandelen en De Waag vond de verdachte daarvoor te grenzeloos. De verdachte stopte met medicatie zonder te overleggen met de behandelaar en ging door met zijn delictgedrag. Er is binnen het toezicht gericht ingezet op het delictgedrag, maar uiteindelijk is hij door zijn houding weinig begeleid en behandeld. Het recidiverisico en de kans op onttrekking worden door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de verdachte in een ambulant kader te behandelen.
De reclassering heeft op 2 januari 2024 nogmaals een voorlichtingsrapportage uitgebracht. De reclassering conformeert zich hierin aan het advies van de Pro Justitia rapporteurs tot oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank stelt vast dat de TBS-maatregel kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld of dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr. Voorts dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid Sr). Voor oplegging van de TBS-maatregel is tot slot vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, tenzij betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek.
Aan deze voorwaarden is voldaan. Belaging is in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr genoemd als strafbaar feit waarvoor een TBS-maatregel kan worden opgelegd. Uit voornoemde rapportages blijkt dat ten tijde van het feit bij de verdachte sprake was van een autismespectrumstoornis en een depressieve/ongespecificeerde stemmingsstoornis. Ook blijkt uit de rapportages dat er sprake is van een hoog recidivegevaar en dat een forensisch klinische behandeling noodzakelijk is om dit recidivegevaar te beperken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat vanwege de ernst van het feit zoals onder 6.3 overwogen, de aard van de stoornissen, de hardnekkigheid van het delictgedrag, de noodzaak van intensieve klinische behandeling en het risico op escalatie, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid de TBS-maatregel ook daadwerkelijk eist.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de TBS-maatregel met dwangverpleging een zware maatregel is. Het opleggen van deze maatregel is gelet op de ernst van het feit echter passend en geboden, ook nu belaging het indexdelict betreft. Daarbij heeft de rechtbank laten meewegen dat de verdachte niet alleen veelvuldig telefonisch, mail- en appcontact heeft gezocht met het slachtoffer, maar de belaging er ook in heeft bestaan dat de verdachte naar de woningen van het slachtoffer en zijn omgeving is toegegaan en met een schaar en een mes één van die woningen is binnengegaan. De oplegging van deze maatregel voldoet niet alleen vanwege de ernst van het feit aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, ook het recidiverisico en het risico op escalatie eisen oplegging van deze maatregel. Na de eerdere veroordeling van de verdachte is immers gedurende drie jaren met begeleiding en behandeling getracht om de kans op recidive te verminderen. Dit heeft helaas niet mogen baten. De verdachte is gedurende de proeftijd en terwijl meerdere hulpverleners bij hem betrokken waren gerecidiveerd, waarbij hij zich ook na aanwijzingen daartoe niet heeft laten weerhouden om verder te gaan met het delictgedrag. Doordat vervolgens in detentie wederom sprake was van soortgelijk gedrag bestond de noodzaak de verdachte naar een PPC over te plaatsen. Beide deskundigen concluderen dat er onvoldoende ziekte-inzicht bestaat bij de verdachte, hij onvoldoende bij te sturen valt en niet in staat kan worden geacht zich in voldoende mate aan voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft er gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht, de hardnekkigheid en rigiditeit van het gedrag van de verdachte, zoals onder meer volgt uit het eerdere reclasseringstoezicht en zijn gedrag in detentie, onvoldoende vertrouwen in dat de verdachte zal meewerken aan een klinische behandeling in een ambulant kader.
Gelet op het voorgaande vragen de problematiek en de risico’s eveneens om een strakker kader dan een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zodat niets anders rest dan het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Tbs met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om de verdachte te behandelen, het recidiverisico zoveel mogelijk in te perken en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de TBS-maatregel met dwangverpleging de enige passende maatregel is.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat niet gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is beperkt tot vier jaren.