ECLI:NL:RBNHO:2024:7267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
15/094158-23 en 16/136459-19 (vordering tul) (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging met gevangenisstraf en TBS-maatregel

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 november 2022 tot en met 27 maart 2023, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door herhaaldelijk contact te zoeken via e-mail, WhatsApp en SMS, en door zich zonder toestemming in de nabijheid van de woning van het slachtoffer te begeven. De verdachte heeft ook gedreigd zichzelf te doden met een schaar in de woning van het slachtoffer, wat de ernst van zijn gedrag onderstreept. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft daarnaast een TBS-maatregel met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een autismespectrumstoornis en een depressieve stoornis, die zijn gedrag beïnvloedden. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen de oplegging van de TBS-maatregel eist, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak van intensieve behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/094158-23 en 16/136459-19 (vordering tul) (P)
Uitspraakdatum: 18 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
( [adres] ,
thans gedetineerd in P.I. Haaglanden, PPC.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Knol, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2022 tot en met 27 maart 2023 te Badhoevedorp en/of te Amstelveen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
- door veelvuldig email en/of WhatsApp en/of SMS berichten te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig (anoniem) te bellen en/of
- veelvuldig WhatsApp en/of SMS berichten en/of emails te sturen en/of (anoniem) te bellen naar de vader ( [naam 1] ) en/of de broer(s) ( [naam 2] en/of [naam 3] ) van die [slachtoffer] en/of
- ( meermalen) te bellen en/of berichten te sturen naar [naam 4] , een vriend van [slachtoffer] en/of
- een aantal keer bij de woning van die [naam 4] is geweest en/of heeft aangebeld en/of
- ( meermalen) zich heeft begeven voor de woning en/of in de (achter)tuin van die [slachtoffer] en/of
- de woning van die [slachtoffer] (zonder toestemming) is binnengegaan, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 4 januari 2024;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer] van 28 maart 2023, dossierpagina’s 7 tot en met 10;
- een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen berichten, mails en oproepen van de verdachte en foto’s van de verdachte van 5 april 2023, dossierpagina’s 31 tot en met 152.
De genoemde vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De rechtbank acht het feit bewezen vanaf 1 november 2022, omdat de aangever de verdachte op die datum per mail heeft bericht dat hij geen contact meer met de verdachte wenste.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 november 2022 tot en met 27 maart 2023 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] ,
- door veelvuldig e-mail en WhatsApp en SMS berichten te sturen naar die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] veelvuldig (anoniem) te bellen en
- veelvuldig WhatsApp en SMS berichten en e-mails te sturen en (anoniem) te bellen naar de vader ( [naam 1] ) en de broers ( [naam 2] en [naam 3] ) van die [slachtoffer] en
- meermalen te bellen en berichten te sturen naar [naam 4] , een vriend van [slachtoffer] en
- een aantal keer bij de woning van die [naam 4] is geweest en heeft aangebeld en
- meermalen zich heeft begeven voor de woning en in de tuin van die [slachtoffer] en
- de woning van die [slachtoffer] zonder toestemming is binnengegaan,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van het slachtoffer gedurende een periode van vier maanden, waarbij de verdachte veelvuldig en op verschillende manieren contact met hem probeerde te maken en af te dwingen. Dit heeft de verdachte gedaan omdat hij zich niet kon neerleggen bij de wens van het slachtoffer om hun vriendschap en het contact te verbreken. De verdachte heeft daarbij niet alleen het slachtoffer, maar ook zijn omgeving veelvuldig benaderd en is hiermee doorgegaan ondanks uitdrukkelijke verzoeken van het slachtoffer en zijn familie om met rust gelaten te worden. De verdachte is meerdere keren naar de woning van het slachtoffer en zijn familie gegaan en is die woning binnengedrongen. In de woning heeft de verdachte een schaar op zijn eigen keel gezet en heeft hij gedreigd zichzelf te doden. Ook heeft de verdachte aldaar een mes in de bank verstopt. Naast de familie van het slachtoffer heeft de verdachte meerdere keren een vriend van het slachtoffer benaderd en heeft hij zich meerdere keren bij de woning van die vriend opgehouden. Ook na bemoeienis van de politie (stop-gesprek) heeft de verdachte zijn handelen voortgezet. Pas door de verdachte aan te houden heeft er een einde aan de belaging kunnen komen.
Belaging is een ernstig strafbaar feit dat voor slachtoffers grote impact kan hebben. Het slachtoffer heeft ook te kennen gegeven dat hij en zijn familie veel last hebben gehad van het gedrag van de verdachte. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij, toen het niet lukte om contact te maken met het slachtoffer, diens woning, een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen, is binnengedrongen en daar heeft gedreigd met geweld tegen zichzelf.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Bij de hoogte van de aan de verdachte op te leggen gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met het feit dat – zoals hieronder nader wordt toegelicht – aan de verdachte tevens de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de hierna te bespreken rapportages van de psycholoog R.A. Sterk van 20 december 2023 en psychiater M.M. Sprock van 13 december 2023, waarin wordt geadviseerd om het bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater over en maakt die tot de hare.
Ten nadele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor belaging van meerdere personen. De verdachte liep zelfs in een proeftijd in verband met deze eerdere veroordeling. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om wederom tot belaging over te gaan.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat voor het bewezen verklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden is. De tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering worden gebracht.

7.Motivering van de maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de rapportages van de psycholoog en de psychiater gevorderd aan de verdachte een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de duur van de maatregel te beperken tot 4 jaar, nu het een misdrijf betreft dat niet gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de veiligheid van anderen niet de oplegging van de TBS-maatregel eist. Daarnaast acht de raadsvrouw oplegging van deze maatregel niet proportioneel gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, de relatieve ernst van het indexdelict en het feit dat de verdachte voor de eerste keer recidiveert. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat de verdachte niet eerder klinisch is behandeld. Hij heeft eerder zelf om hulp gevraagd, maar toen was er geen passende behandeling voorhanden. De raadsvrouw heeft primair verzocht om aan de verdachte een klinische behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Subsidiair heeft zij bepleit deze behandeling op te leggen in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden. Bij oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging heeft de raadsvrouw verzocht de duur van de maatregel, om dezelfde reden als de officier van justitie, te beperken tot 4 jaar.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Op 20 december 2023 heeft psycholoog R.A. Sterk een Pro Justitia-rapport omtrent de verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
Er is bij betrokkene sprake van een autismespectrumstoornis (ASS) en een momenteel in remissie zijnde depressieve stoornis.
Betrokkene verdroeg het verlies van het contact met [slachtoffer] niet. Hij was verliefd op hem en was hierop gefixeerd. In zijn poging om in contact te komen ging hij egocentrisch en slecht afgestemd op de ander te werk. Hij wil contact afdwingen waarbij hij sociale cues mist en geen oog heeft voor de context. Hij kan zich ook verliezen in agressieve verbale uitbarstingen, waarbij hij zijn emoties onvoldoende onder controle heeft. Dergelijk gedrag is mede het gevolg van de ASS waar hij aan lijdt. Kenmerkend voor deze stoornis zijn sociaal-emotionele beperkingen, waarbij hij zich niet goed kan verplaatsen in anderen, niet goed op de ander kan afstemmen en in het contact sociale signalen niet goed op kan pikken. Voorts acht onderzoeker de fixatie op [slachtoffer] ook een aspect van de rigiditeit die typerend is voor ASS.
Onderzoeker acht sprake van een doorwerking van de problematiek, met name de ASS, op het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde. Betrokkene moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan echter niet goed in staat geacht worden als gevolg van de problematiek om zijn wil overeenkomstig dat inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Op basis van de ‘stalking risk profile’ wordt de kans op herhaling van stalking als hoog ingeschat. Dit is ook de klinische inschatting. Er lijkt niet zozeer sprake van een verhoogd recidivegevaar met betrekking tot duidelijk verhoogd fysiek agressief gedrag.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op zijn ASS, met name de preoccupatie binnen deze stoornis en de nodige copingvaardigheden. Tevens dient diagnostiek plaats te vinden om te bepalen in hoeverre er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Het is van belang dat deze behandeling in een forensische setting plaatsvindt met een goede risicotaxatie en goed risicomanagement.
De problematiek is zeer hardnekkig en moeilijk bewerkbaar en de intrinsieke motivatie voor behandeling is ambivalent. De kans dat betrokkene zich vanuit zijn psychische problematiek niet kan houden aan voorwaarden is erg groot, mede gezien zijn gedrag in detentie, waarbij fixaties met betrekking tot aangever en een medegedetineerde erg sterk zijn en door betrokkene niet goed zijn te beheersen. Voornoemde brengt met zich mee dat behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel niet is aangewezen en ook is een TBS met voorwaarden om dezelfde reden niet geïndiceerd. Het enige kader dat resteert is dat van de TBS met dwangverpleging.
Op 13 december 2023 heeft psychiater M.M. Sprock een Pro Justitia-rapport omtrent de verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:
Bij betrokkene is sprake van een ASS en een ongespecificeerde stemmingsstoornis. Deze waren (ten tijde van het delict) aanwezig. Bij ASS is sprake van gebrekkige empathische vermogens, rigide denken en cognitieve vervormingen alsmede emotieregulatieproblemen en een obsessie/fixatie ten aanzien van aangever. Betrokkene mist vaardigheden om met frustraties, teleurstellingen en verdriet om te gaan. Betrokkene kan vanuit de ASS erg vasthoudend zijn en is niet in staat zonder ingrijpen van buitenaf zijn gedrag aan te passen. Het gevoel dat hem onrecht werd aangedaan, reacties van aangever, maar vooral genegeerd worden zorgden voor een mix van machteloosheid en wanhoop wat zich uiteindelijk uitte in woede en steeds verdergaand en niet te stoppen toenaderingsgedrag. In deze periode was er ook sprake van stemmingsklachten waaronder suïcidale gedachten waarbij de suïcidaliteit ook manipulatief werd ingezet om reactie van aangever te krijgen. De stemmingsklachten zullen hebben bijgedragen aan verdere beperking van de draagkracht en coping zodat ook vanuit de ongespecificeerde stemmingsstoornis doorwerking heeft plaatsgevonden in het gedrag. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in (sterk) verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Er is sprake van weinig bescherming bij een ingeschat hoog risico op recidive. Ten aanzien van geweld kan risico op escalatie niet uitgesloten worden.
Er wordt een klinische behandeling geadviseerd in een forensische kliniek met aandacht voor het delictscenario, de emotieregulatie, copingvaardigheden, psycho-educatie en instelling op medicatie. Een signaleringsplan en terugvalpreventieplan zijn van belang en verfijning van de diagnostiek, o.a. het uitsluiten van een psychotische stoornis. Er is geen enkel ziekte-inzicht aanwezig en betrokkene laat zich niet bijsturen zoals nu (zelfs) in detentie ervaren is. Gezien de problematiek is een behandeling van lange adem geïndiceerd en mede gezien zijn voorgeschiedenis en het hoge recidiverisico, waarbij gevaar op escalatie niet kan worden uitgesloten, wordt een TBS geadviseerd.
Betrokkene wordt niet in staat geacht om zich aan opgelegde voorwaarden te houden. Betrokkene heeft reeds aangegeven niet met een klinische behandeling in te zullen stemmen en bij plaatsing in een kliniek niet mee te zullen werken aan behandeling. In detentie werd eveneens een strijd beschreven en dit zal ook tijdens de behandeling voortduren gezien zijn eigengereidheid en rigiditeit. Dit vraagt om een strakker kader dan een TBS met voorwaarden zodat niets anders rest dan een TBS met dwangverpleging.
De rechtbank onderschrijft voorgaande conclusies en adviezen van de psycholoog en de psychiater en legt deze ten grondslag aan haar beslissing.
De reclassering heeft op 14 april 2023 een voorlichtingsrapportage uitgebracht. De reclassering overweegt daarin dat de verdachte ondanks drie jaar inzet van hulpverlening niet te begrenzen was in zijn gedrag. In het contact stelde de verdachte zich sociaal wenselijk en berekenend op, waardoor de reclassering geen zicht kreeg op hoe het daadwerkelijk met de verdachte ging. De verdachte heeft volgens de reclassering geen inzicht in zijn gedrag en wat hij bij de ander teweeg brengt. Bij Terminal 18 nam de verdachte de adviezen niet aan en ging hij steeds verder 'shoppen' voor hulp. Hij zag daarbij zijn eigen aandeel niet en kwam in de behandeling niet tot de kern van zijn problematiek. De verdachte hield dit af en had een eigen agenda, zoals het weer in contact kunnen komen met het slachtoffer. Verschillende andere instanties dan Terminal 18 hadden niet de expertise om de verdachte te behandelen en De Waag vond de verdachte daarvoor te grenzeloos. De verdachte stopte met medicatie zonder te overleggen met de behandelaar en ging door met zijn delictgedrag. Er is binnen het toezicht gericht ingezet op het delictgedrag, maar uiteindelijk is hij door zijn houding weinig begeleid en behandeld. Het recidiverisico en de kans op onttrekking worden door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de verdachte in een ambulant kader te behandelen.
De reclassering heeft op 2 januari 2024 nogmaals een voorlichtingsrapportage uitgebracht. De reclassering conformeert zich hierin aan het advies van de Pro Justitia rapporteurs tot oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank stelt vast dat de TBS-maatregel kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 4 jaren of meer is gesteld of dat is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr. Voorts dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de maatregel te eisen. Indien het hiervoor bedoelde gevaar voor recidive van ernstige aard is, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid Sr). Voor oplegging van de TBS-maatregel is tot slot vereist dat de rechtbank beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht, tenzij betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek.
Aan deze voorwaarden is voldaan. Belaging is in artikel 37a lid 1 onder 2 Sr genoemd als strafbaar feit waarvoor een TBS-maatregel kan worden opgelegd. Uit voornoemde rapportages blijkt dat ten tijde van het feit bij de verdachte sprake was van een autismespectrumstoornis en een depressieve/ongespecificeerde stemmingsstoornis. Ook blijkt uit de rapportages dat er sprake is van een hoog recidivegevaar en dat een forensisch klinische behandeling noodzakelijk is om dit recidivegevaar te beperken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat vanwege de ernst van het feit zoals onder 6.3 overwogen, de aard van de stoornissen, de hardnekkigheid van het delictgedrag, de noodzaak van intensieve klinische behandeling en het risico op escalatie, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid de TBS-maatregel ook daadwerkelijk eist.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de TBS-maatregel met dwangverpleging een zware maatregel is. Het opleggen van deze maatregel is gelet op de ernst van het feit echter passend en geboden, ook nu belaging het indexdelict betreft. Daarbij heeft de rechtbank laten meewegen dat de verdachte niet alleen veelvuldig telefonisch, mail- en appcontact heeft gezocht met het slachtoffer, maar de belaging er ook in heeft bestaan dat de verdachte naar de woningen van het slachtoffer en zijn omgeving is toegegaan en met een schaar en een mes één van die woningen is binnengegaan. De oplegging van deze maatregel voldoet niet alleen vanwege de ernst van het feit aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, ook het recidiverisico en het risico op escalatie eisen oplegging van deze maatregel. Na de eerdere veroordeling van de verdachte is immers gedurende drie jaren met begeleiding en behandeling getracht om de kans op recidive te verminderen. Dit heeft helaas niet mogen baten. De verdachte is gedurende de proeftijd en terwijl meerdere hulpverleners bij hem betrokken waren gerecidiveerd, waarbij hij zich ook na aanwijzingen daartoe niet heeft laten weerhouden om verder te gaan met het delictgedrag. Doordat vervolgens in detentie wederom sprake was van soortgelijk gedrag bestond de noodzaak de verdachte naar een PPC over te plaatsen. Beide deskundigen concluderen dat er onvoldoende ziekte-inzicht bestaat bij de verdachte, hij onvoldoende bij te sturen valt en niet in staat kan worden geacht zich in voldoende mate aan voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft er gelet op het ontbreken van ziekte-inzicht, de hardnekkigheid en rigiditeit van het gedrag van de verdachte, zoals onder meer volgt uit het eerdere reclasseringstoezicht en zijn gedrag in detentie, onvoldoende vertrouwen in dat de verdachte zal meewerken aan een klinische behandeling in een ambulant kader.
Gelet op het voorgaande vragen de problematiek en de risico’s eveneens om een strakker kader dan een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zodat niets anders rest dan het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Tbs met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om de verdachte te behandelen, het recidiverisico zoveel mogelijk in te perken en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de TBS-maatregel met dwangverpleging de enige passende maatregel is.
Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat niet gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is beperkt tot vier jaren.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet- ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze niet tijdig is ingediend.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze niet tijdig is ingediend.
8.3
Oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van 31 december 2019 in de zaak met parketnummer 16/136459-19 heeft Rechtbank Midden-Nederland de verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 3 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 15 januari 2020 en geëindigd op 13 januari 2023. De officier van justitie heeft de vordering in juni 2023 aangebracht en zodoende niet tijdig ingediend. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
37a, 37b en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/136459-19.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. S. Schoorl, voorzitter,
mr. M. Rigter en mr. C. Maat, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2024.