ECLI:NL:RBNHO:2024:7212

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
10858834 \ CV EXPL 23-8351
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over betaling voor vervanging cv-ketel met discussie over prijsafspraak en informatieplicht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er een geschil ontstaan tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en een consument, aangeduid als [gedaagde], over de betaling voor de vervanging van een cv-ketel in de woning van [gedaagde]. De werkzaamheden zijn uitgevoerd op 15 februari 2021, maar er is onduidelijkheid over de prijs die [gedaagde] moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat er geen vooraf afgesproken prijs is vastgesteld, waardoor [gedaagde] gehouden is een redelijke prijs te betalen. De kantonrechter neemt de niet betwiste factuur van [eiseres] als uitgangspunt voor de redelijke prijs, maar past een vermindering van 25% toe omdat [eiseres] haar informatieverplichting heeft geschonden. De zaak is gestart met een dagvaarding op 14 december 2023, en na een zitting op 6 juni 2024 heeft de kantonrechter op 3 juli 2024 uitspraak gedaan. De vordering van [eiseres] wordt grotendeels toegewezen, maar met een korting vanwege de schending van de informatieplicht. Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.549,99, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10858834 \ CV EXPL 23-8351
Uitspraakdatum: 3 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft [eiseres] ingeschakeld omdat de cv-ketel in haar woning kapot was. Op 15 februari 2021 heeft [eiseres] de cv-ketel vervangen. Tussen partijen is discussie ontstaan over welke prijs [gedaagde] voor de werkzaamheden moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat partijen vooraf een prijs zijn overeengekomen, zodat [gedaagde] een redelijke prijs aan [eiseres] moet betalen. Voor de vaststelling van een redelijke prijs neemt de kantonrechter de niet voldoende betwiste factuur van [eiseres] als uitgangspunt. De kantonrechter wijst de vordering grotendeels toe. Omdat [eiseres] een essentiële informatieverplichting heeft geschonden wordt een vermindering van 25% toegepast.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 14 december 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 6 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] drijft een totaalinstallatiebedrijf. Zij heeft in de jaren voor 15 februari 2o021 onderhoud gedaan voor de bedrijven van [gedaagde] en haar echtgenoot en voor [gedaagde].
2.2.
Op 15 februari 2021 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiseres] in verband met een kapotte cv-ketel in haar woning. Zij heeft met de directeur van [eiseres], [betrokkene 1], gesproken over het vervangen van de cv-ketel en gezegd dat deze met spoed moest worden vervangen, omdat haar ernstig zieke echtgenoot in de kou lag. De echtgenoot van [gedaagde] is op 9 maart 2021 overleden.
2.3.
De cv-ketel is op 15 februari 2021 door [eiseres] vervangen.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] een factuur gezonden voor € 5.555,13. Daarbij heeft zij een calculatierapport gevoegd.
2.5.
Met een e-mail van 10 mei 2021 heeft (een dochter van) [gedaagde] aan [eiseres] meegedeeld dat er sprake lijkt te zijn van een vergissing. Daarbij heeft zij onder meer aangegeven dat het bedrag van de factuur onverklaarbaar hoog lijkt.
2.6.
Na discussie, waarbij [eiseres] op 3 juli 2021 meedeelde een aangepaste kostenopgave te sturen, heeft [gedaagde] in juni 2023 een bedrag van € 3.250,- betaald.
2.7.
[eiseres] heeft een bedrag van € 519,53 gecrediteerd. Dit bedrag heeft [gedaagde] eerder betaald voor reparatie van de oude cv-ketel die kort daarna (opnieuw en definitief) kapot ging.
2.8.
[gedaagde] is, ondanks een aanmaning, niet overgegaan tot betaling van het restant van het gefactureerde bedrag.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.183,55. De vordering bestaat uit € 1.785,50 aan hoofdsom, € 267,83 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 130,22 aan wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] met spoed werkzaamheden verricht, bestaande uit de vervanging van de cv-ketel in de woning van [gedaagde]. Uit hoofde van de overeenkomst van opdracht is [gedaagde] gehouden tot betaling van de uitgevoerde werkzaamheden en de daarbij gebruikte materialen. [eiseres] heeft voor de werkzaamheden een offerte gemaakt, die op 15 februari 2021 telefonisch met [gedaagde] is besproken en akkoord is bevonden. Daarop is [eiseres] direct aan het werk gegaan. Zij heeft monteurs van andere werken gehaald en een van hen is met spoed een ketel gaan ophalen in Alkmaar. Nadat de overige montagebenodigdheden werden georganiseerd is de offerte met de afgesproken prijs aan het eind van de middag van 15 februari 2021 per e-mail naar [gedaagde] toegestuurd. Het werk is opgeleverd en [eiseres] heeft op 25 februari 2021 een factuur gestuurd die overeenkomt met de offerte. [gedaagde] is niet tot volledige betaling van de factuur overgegaan. Zij moet daarom ook rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij voert – samengevat – aan dat zij het restant van de factuur niet hoeft te betalen. Zij heeft de e- mail van 15 februari 2021, waarin de offerte is opgenomen, niet ontvangen. Zij is dan ook niet akkoord gegaan met de offerte. [gedaagde] heeft pas op 10 mei 2021 voor het eerst kennisgenomen van de factuur van 25 februari 2021. [gedaagde] betwist de juistheid van de factuur. Zij zegt dat deze niet voor haar bestemd lijkt te zijn, omdat een onjuiste adressering, een onjuiste opdrachtgever en een onjuiste ketel worden vermeld. Daarnaast staan de in rekening gebrachte uren en kosten niet in verhouding tot de werkzaamheden die bij [gedaagde] zijn uitgevoerd, zo stelt [gedaagde]. Zij brengt daarbij naar voren dat de geïnstalleerde ketel op internet aanzienlijk goedkoper is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] het restant van de factuur van [eiseres] moet betalen, waarin haar onder meer arbeidsloon en kosten voor materialen voor vervanging van de cv-ketel in rekening zijn gebracht.
Consumentenkoop en aanneming van werk
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] op verzoek en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht en dat [gedaagde] daarvoor op zich een prijs verschuldigd is. Daarmee staat vast dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst kwalificeert als een gemengde overeenkomst die zowel elementen van een consumentenkoop als van aanneming van werk bevat. De overeenkomst is enerzijds aan te merken als een consumentenkoop, omdat [eiseres] (voor de wet een handelaar) zich heeft verbonden een roerende zaak, te weten een cv-ketel, aan [gedaagde] (voor de wet een consument) te leveren en [gedaagde] zich in ruil daarvoor heeft verbonden tot betaling van de koopprijs. De overeenkomst bevat ook alle elementen van de overeenkomst van aanneming van werk, aangezien [eiseres] de cv-ketel bij [gedaagde] heeft geïnstalleerd, zodat zij een werk van stoffelijke aard tot stand heeft gebracht, waarvoor [gedaagde] in beginsel moet betalen. Op grond van de wet zijn op zulke gemengde overeenkomsten zowel de regels van consumentenkoop als aanneming van toepassing.
Geen vooraf afgesproken prijs
4.4.
Partijen verschillen van mening over de vraag of zij vooraf een prijs hebben afgesproken. [eiseres] stelt dat zij voor de werkzaamheden een offerte heeft uitgebracht voor een bedrag van € 5.555,13 en dat [gedaagde] hiermee telefonisch akkoord is gegaan. Als bevestiging van de gemaakte afspraken, heeft [eiseres] de offerte op 15 februari 2021 per e- mail naar [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] betwist dat zij met [eiseres] vooraf een prijs heeft afgesproken en een offerte van [eiseres] heeft ontvangen.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat partijen vooraf een prijs zijn overeengekomen. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist telefonisch akkoord te zijn gegaan met een prijs en de offerte te hebben ontvangen. De bewijslast van het telefonisch akkoord, dan wel de verzending en ontvangst van de offerte, ligt, gelet op deze gemotiveerde betwisting, bij [eiseres].
4.6.
Tegenover de betwisting door [gedaagde] heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] op 15 februari 2021 telefonisch akkoord heeft gegeven op het bedrag van € 5.555,13. Ook na vragen daarover bij de mondelinge behandeling, heeft [gedaagde] niet aangegeven wanneer (in welk gesprek) en in welke bewoordingen hij de offerte met [gedaagde] heeft besproken en hoe [gedaagde] hierop heeft gereageerd. Daarbij acht de kantonrechter niet zonder belang dat [eiseres] heeft erkend dat bij het eerste – niet door [gedaagde] betwiste - telefonisch onderhoud nog niet bekend was wat een en ander zou gaan kosten. De kantonrechter volgt [eiseres] ook niet in haar stelling dat uit de per e-mail nagezonden offerte volgt dat deze slechts een bevestiging van de telefonisch gemaakte afspraken is. In de offerte staat, voor zover hier van belang:
“(..) Wij stellen het zeer op prijs u een voorstel te mogen doen voor het uitvoeren van bovengenoemde werkzaamheden. Er is zoveel mogelijk aandacht besteed aan dit voorstel, mochten er echter onduidelijkheden of tekortkomingen in staan, aarzelt u dan niet contact met ons op te nemen. Dit voorstel is gebaseerd op afspraken en opname ter plaatse d.d. 15 februari 2021 tussen u en onze heer [betrokkene 1].”
4.7.
In de offerte staat niets over een bevestiging van gemaakte afspraken. Integendeel, er wordt verschillende keren gesproken over
“een voorstel”.De tekst van de overeenkomst wijst dus niet op het overeenkomen van een vaste prijs.
4.8.
[eiseres] heeft verder onvoldoende onderbouwd dat de e-mail met offerte van 15 februari 2021, waarvan [eiseres] een afschrift heeft ingebracht, [gedaagde] heeft bereikt. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een e-mail niet aankomt bij de ontvanger. Als de gedaagde gemotiveerd betwist dat hij de e-mail heeft ontvangen, ligt bij de verzender de bewijslast dat de e-mail is bezorgd. Een screenprint levert op zichzelf onvoldoende bewijs op van verzending en ontvangst van de e-mail en de inhoud daarvan. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de e-mail van 15 februari 2021, waarin de offerte is opgenomen, [gedaagde] heeft bereikt. Daarbij komt nog dat de screenprint vermeldt dat de e-mail om 17:29 uur is verzonden. Tussen partijen is niet in geschil dat dit ruimschoots na aanvang van de werkzaamheden is. Op dat moment was de ketel al geïnstalleerd.
4.9.
Het vorenstaande betekent dat niet worden vastgesteld dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst een prijsafspraak hebben gemaakt.
Geen betalingstoezegging
4.10.
[eiseres] heeft nog gesteld dat [gedaagde] het gefactureerde bedrag moet betalen, omdat zij heeft toegezegd te betalen. Deze verplichting vloeit volgens [eiseres] voort uit de door [gedaagde] gedane mededeling aan [eiseres] dat zij de factuur zou betalen, mits het door haar betaalde bedrag voor de revisie van de oude cv-ketel zou worden gecrediteerd. In dit verband heeft [eiseres] gewezen op de e-mail van [eiseres] van 11 mei 2021 (productie 4 bij conclusie van antwoord). [gedaagde] betwist dat zij een betalingstoezegging heeft gedaan als door [eiseres] gesteld. Als zij al een toezegging heeft gedaan, dan zou dat zijn dat zij bij creditering bereid zou zijn om de
correctefactuur te betalen. De factuur waar [eiseres] op doelt, is echter niet de correcte factuur, aldus [gedaagde].
4.11.
Een (betalings)toezegging kan onder omstandigheden degene die de toezegging doet binden. Artikel 3:33 Burgerlijk Wetboek (BW) vereist daarbij een op rechtsgevolg gerichte wil, zoals die over en weer aan de hand van verklaringen en gedragingen redelijkerwijs is begrepen door de ander (artikel 3:35 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de e-mail van 11 mei 2021 geen rechts afdwingbare betalingstoezegging van [gedaagde] worden afgeleid. Deze e-mail is namelijk van [eiseres] zelf, niet van [gedaagde], en uit de tekst wordt niet duidelijk is wie nu heeft aangegeven dat de nieuwe ketel zou worden voldaan. Dat [gedaagde] bindend heeft toegezegd de factuur te betalen is dan ook niet gebleken.
Redelijke prijs
4.12.
Ook bij het ontbreken van een vaste prijsafspraak en een toezegging te betalen, kan [gedaagde] gehouden zijn tot betaling. Als bij het sluiten van een overeenkomst tot aanneming van werk geen prijs is afgesproken, is de opdrachtgever, in deze zaak [gedaagde], op grond van artikel 7:752 BW namelijk een redelijke prijs verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer, in deze zaak [eiseres], ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
4.13.
Voor het vaststellen van een redelijke prijs, neemt de kantonrechter (de onderbouwing van) de factuur als uitgangspunt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat deze factuur niet klopt en dat deze, gelet op het onjuiste adres bij “betreft” en de vermelding van een andere type ketel, niet voor haar is bestemd. Ook wijst zij erop dat het calculatierapport [betrokkene 2] als opdrachtgever vermeldt. [eiseres] heeft toegelicht dat zij per abuis een verkeerd adres en verkeerd type ketel heeft genoemd, maar dat de factuur wel voor [gedaagde] is bedoeld en ook aan haar geadresseerd is. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat de factuur van [eiseres] ziet op de voor [gedaagde] verrichte werkzaamheden. De prijs en de gegevens vermeld op de factuur (energiezuinige hoogrendementsketel), sluiten aan bij de werkzaamheden bij het calculatie- en het werkrapport. In het calculatierapport wordt [betrokkene 3] (de naam van de echtgenoot van [gedaagde]) genoemd en het werkrapport vermeldt geheel de juiste naam.
4.14.
[eiseres] heeft onder verwijzing naar de calculatie en het werkrapport gemotiveerd toegelicht en onderbouwd waarom de prijs die zij voor de werkzaamheden heeft gevraagd een redelijke prijs is. Zij heeft gesteld dat de cv-ketel van [gedaagde], mede gelet op het gewicht en de grootte daarvan, niet als standaardketel kan worden aangemerkt en dat de door haar gehanteerde opslag van 10-15% op de materiaalkosten gebruikelijk is in de branche (hetgeen verklaart waarom de ketel op internet voor een wat lagere prijs te koop was). Zij heeft ter onderbouwing van haar stelling verder nog gewezen op haar factuur, het calculatierapport en het werkrapport. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van de factuur. Zij heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat de in rekening gebrachte uren niet in verhouding staan tot de werkzaamheden. Zij heeft daarvoor op het internet naar prijzen gezocht en een derde partij benaderd, die haar heeft bevestigd dat de prijs voor de desbetreffende werkzaamheden niet redelijk is. [gedaagde] heeft haar stelling echter niet onderbouwd, door bijvoorbeeld een rapport of mededeling van deze partij over te leggen.
4.15.
[gedaagde] heeft ook geen andere stukken overgelegd waarmee zij haar betwisting van de redelijkheid van de prijs onderbouwt. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] de in rekening gebrachte uren en kosten voldoende heeft onderbouwd en dat deze redelijk zijn. Een uitzondering geldt voor twee arbeidsuren die tevoren zijn ingeschat, maar die uiteindelijk niet zijn gewerkt. Deze uren zullen voor het op het werkrapport aangegeven € 69,70 per uur in mindering wordt gebracht op de factuur. Dat betekent dat een bedrag van € 1.646,10 (€ 1.785,50 - € 139,40) op zich toewijsbaar is.
Ambtshalve toetsing van informatieplichten
4.16.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f BW. Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
4.17.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en toegelicht dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b en d BW, terwijl de informatieplicht van artikel 6:230l aanhef en onder f BW niet van toepassing is omdat er geen sprake is van een duurovereenkomst.
4.18.
In artikel 6:230l aanhef en onder c van het BW staat dat de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie moet geven over de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend. [eiseres] heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan haar informatieplicht omdat zij een offerte heeft gestuurd met een overzicht en beschrijving van de werkzaamheden en de kosten, maar dit standpunt kan haar niet baten. Los van het feit dat [gedaagde] de ontvangst van deze offerte heeft betwist, geldt dat de informatieplicht van artikel 6:230l aanhef en onder c van het BW de verplichting behelst om vóórdat de overeenkomst wordt gesloten informatie over de totale prijs te verstrekken die de consument in staat stelt met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen. [eiseres] heeft dit nagelaten. Daarmee is de informatieplicht van artikel 6:230l aanhef onder c van het BW geschonden. Het argument van [eiseres] dat [gedaagde] al voldoende geïnformeerd zou zijn omdat zij kennis van zaken heeft vanwege haar achtergrond in het beheer van panden, volgt de kantonrechter niet.
Welke sanctie hoort hierbij?
4.19.
[eiseres] heeft de essentiële informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230l aanhef en onder c BW geschonden. De kantonrechter zal daarom de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen, zodat de betalingsverplichting van [gedaagde] met 25% wordt verminderd. [eiseres] heeft aangevoerd dat een vernietiging van 25% in deze zaak buitenproportioneel is en dat 5% meer passend zou zijn. [eiseres] heeft daarbij gewezen op een arrest van het hof Amsterdam over KinderRijk, waarin een sanctie van 5% is toegepast. Dat betoog gaat niet op. Los van het feit dat in de uitspraak van het hof Amsterdam een sanctie van 10% wordt opgelegd, zijn de omstandigheden in die zaak (niet wijzen op herroepingsrecht waarbij niet binnen de verlengde herroepingstermijn is herroepen) anders dan in de zaak waar de kantonrechter hier over oordeelt.
Wat is toewijsbaar?
4.20.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.234,58 (€ 1.646,10 x 0,75) aan hoofdsom toewijsbaar.
4.21.
[eiseres] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom (€ 1.234,58) waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, te weten € 185,19.
4.22.
De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar en zal worden toegewezen over de restant hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten.
Conclusie en proceskosten
4.23.
De conclusie is dat [gedaagde] een bedrag van € 1.549,99 aan [eiseres] moet betalen.
4.24.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.549,99 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.419,77 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 110,70
griffierecht € 372,00
salaris gemachtigde € 408,00 ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter