ECLI:NL:RBNHO:2024:7211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
C/15/349965 / JU RK 24/393
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinscontext

Op 22 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, hierna gezamenlijk aangeduid als de kinderen. De zaak is aangespannen door Jeugdbescherming Regio Amsterdam, de gecertificeerde instelling (GI), die op 5 maart 2024 een verzoekschrift indiende om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld sinds 9 mei 2022, en de huidige ondertoezichtstelling loopt tot 9 mei 2024. De ouders van de kinderen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderrechter constateert dat er een moeizame en conflictueuze relatie tussen hen bestaat, wat leidt tot spanningen en onveiligheid in de thuissituatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2024 was de vader aanwezig, maar de moeder verscheen niet. De GI heeft aangegeven dat er enige vooruitgang is geboekt, maar dat er nog veel werk te verrichten is. De emotionele veiligheid van de kinderen is in gevaar, en de doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog niet voldoende bereikt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen opgroeien in een omgeving die hen ernstig in hun ontwikkeling bedreigt, en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om een veilige opvoedomgeving te bieden.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van één jaar, tot 9 mei 2025. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, die de nodige hulpverlening moeten ontvangen. De kinderrechter heeft de ouders en de GI erop gewezen dat het essentieel is dat de moeder meewerkt aan de hulpverlening, om te voorkomen dat de situatie van de kinderen verder verslechtert. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/349965 / JU RK 24/393
Datum uitspraak: 22 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
en
[de minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] .
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende in [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI, bij de rechtbank binnengekomen op 5 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk tussen de ouders is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 22 januari 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vader. Als zorgregeling is overeengekomen dat de kinderen de ene week bij de moeder verblijven en de andere week bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 9 mei 2022 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd en nu nog duurt tot 9 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft de kinderrechter voorafgaand aan de zitting schriftelijk verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen door de duur van een jaar, waarvan zes maanden in aanhouding, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ter zitting heeft de GI wat betreft de duur van de ondertoezichtstelling het verzoek gewijzigd, in de zin dat een verlenging wordt verzocht voor de duur van een jaar.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzochte heeft de GI schriftelijk en ter zitting het volgende gesteld. De afgelopen periode is enige beperkte vooruitgang geboekt. Tegelijkertijd is er nog aanzienlijk veel werk te verrichten. De emotionele veiligheid van de kinderen is nog in gevaar en de kinderen laten zorgelijke signalen zien. Ook zijn de doelen van de ondertoezichtstelling nog onvoldoende bereikt. Het is positief dat de vader de impact van zijn agressieve gedrag op de kinderen erkent. Hij tracht effectief met zijn emoties om te gaan, maar een vorm van agressietherapie is wel belangrijk. Beide ouders ervaren, ondanks de eerder gevolgde opvoedtraining, moeilijkheden in het omgaan met het agressieve gedrag van [de minderjarige 3] en de aanpak van de traumabehandeling bij de kinderen. Gezien wordt dat [de minderjarige 3] zijn emoties uit door woede en opstandigheid en dat hij de grenzen opzoekt. Daar komt bij dat hij zijn loyaliteit naar de moeder uit door de strijd met de vader voort te zetten. Het is ten zeerste de vraag of de moeder [de minderjarige 3] voldoende emotionele toestemming geeft in het contact met de vader. De GI ziet verder dat [de minderjarige 2] kampt met concentratieproblemen en dat zij voor beide ouders wil zorgen. Ook [de minderjarige 1] heeft last van de situatie tussen de ouders die onvoldoende vertrouwen in elkaar hebben en niet samenwerken. Hij ervaart spanningen en heeft behoefte aan bevestiging. Het is zorgelijk dat de moeder de hulp voor het maatschappelijk werk van school voor de kinderen heeft stopgezet, wat juist bedoeld was voor de kinderen om te kunnen praten.
3.3.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn op dit moment:
- er is geen sprake van huiselijk geweld en alle kinderen hebben sensitieve opvoeders;
- de kinderen ontwikkelen zich passend bij de leeftijd en kunnen kind zijn;
- de ouders zijn in staat om basisafspraken te maken met elkaar in het belang van de kinderen.
3.4.
Om de hierboven genoemde doelen te bereiken bekijkt de GI momenteel samen met de sociaal psychiatrische verpleegkundige welke hulpverlening het beste bij het gezin aansluit, waarbij eveneens wordt gefocust op hulpverlening die toeziet op de balans tussen de draagkracht en de draaglast van de moeder. Ook zal moeten worden gekeken naar wat de vader nodig heeft. Tot slot dient aandacht te worden besteed aan een systematische aanpak en therapie voor de ouders en de kinderen, waarbij wordt gedacht aan interventies zoals Kids in Between of een vergelijkbare vorm van hulpverlening. Inmiddels is gebleken dat de hulpverlening van Kids in Between kan starten. Alles bezien is het naar de mening van de GI nodig dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd, zodat de gezinsvoogd ook nog de komende periode regie voert en het contact onderhoudt met de nodige hulpverlening. Gelet op het hardnekkige patroon en de zorgen op verschillende gebieden is de verwachting dat het minstens een jaar zal duren voordat de hulpverlening voldoende effect heeft om de situatie duurzaam te veranderen en te zorgen voor rust, stabiliteit en blijvende veiligheid voor de kinderen. De GI benadrukt daarbij dat daarvoor de moeder, de vader en de kinderen nodig zijn.

4.De standpunten van de belanghebbenden

De vader
4.1.
Op zich kan de vader zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Toch is hij van mening dat de ondertoezichtstelling nu al lange tijd duurt. Het is daarom tijd dat de moeder haar verantwoordelijkheid neemt. Zij moet stoppen met het indienen van klachten tegen de GI en de andere hulpverlening, maar zich richten op de kinderen en de hulpverlening die zij nodig hebben. De vader betreurt daarom dat de moeder, door het intrekken van haar toestemming en het indienen van een klacht, de hulpverlening van de maatschappelijk werker heeft gestaakt en dat zijn pogingen om te bemiddelen op niets zijn uitgelopen. De kinderen is een vertrouwenspersoon ontnomen. Dat is niet helpend.
De moeder
4.2.
Uit het verzoekschrift komt naar voren dat de moeder het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij kan zich echter niet vinden in de inhoudelijke onderbouwing van het verzoek. Zo heeft zij de indruk dat de GI en de hulpverlening op basis van vermoedens beslissingen maken. Daartoe stelt de moeder het volgende: “Je moet het niet denken. Je moet het zeker weten. Feiten zijn zo belangrijk.”

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de kinderen zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat er nog steeds uit dat de kinderen opgroeien met spanningen en onveiligheid in de thuissituaties bij zowel de moeder als de vader. De oorzaak daarvan is gelegen in de moeizame en conflictueuze relatie tussen de ouders, die beiden geen vertrouwen hebben in de andere als ouder van de kinderen. Met de GI heeft de kinderrechter de indruk dat de kinderen verkeren in een loyaliteitsconflict tussen de ouders. De kinderen laten als reactie daarop nog steeds zorgelijke kindsignalen zien.
5.2.
Het is de kinderrechter verder gebleken dat de ouders voldoende bereid, maar onvoldoende in staat zijn om een veilige, stimulerende en stabiele opvoedomgeving voor te kinderen te borgen. Het is de ouders tot op heden, ook niet met het MST-CAN hulpverleningstraject en andere hulpverlening, niet gelukt om in het belang van de kinderen het vertrouwen in elkaar te versterken. Daar komt bij dat de moeder een patroon laat zien waarbij zij de vader verantwoordelijkheid houdt voor de problemen en zorgen over de kinderen, maar zichzelf daarvoor niet verantwoordelijk acht. Het stopzetten van de hulpverlening van de maatschappelijk werker door de moeder is schadelijk voor de kinderen, nu daarmee een belangrijke vertrouwenspersoon van de kinderen wegvalt. Het zou goed zijn als de moeder haar energie besteedt aan de kinderen, en hun welzijn en ophoudt met een negatieve strijd. De conclusie luidt daarom dat de zorg die voor het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is ook nu niet of onvoldoende door de ouder(s) wordt geaccepteerd, dan wel, benut.
5.3.
De verwachting lijkt de kinderrechter echter gerechtvaardigd dat de gezaghebbende ouders in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een termijn die, gelet op hun persoon en ontwikkeling, aanvaardbaar te achten is.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen. Gelet op de aard van de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de hiervoor onder rechtsoverweging 3.3. genoemde doelen voor de komende periode, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verlengen voor de duur van één jaar.
5.5.
Ten overvloede wijst de kinderrechter de ouders en de GI op het volgende. Het is voor de kinderen belangrijk dat zij de voor hen nodige hulpverlening ontvangen, ook in het geval dat de moeder hiermee niet instemt. Hoewel de moeder haar eerdere instemming voor de hulpverlening van de maatschappelijk werker heeft ingetrokken en zich op de weg van klachten lijkt te bevinden, vertrouwt de kinderrechter er vooralsnog op dat de moeder zich in het belang van de kinderen gaat richten op wat zij nodig hebben. Daarvoor is het ook van essentieel belang dat de moeder de hulpverlening aangaat, zodat haar opstelling niet langer ten koste gaat van de kinderen. De kinderrechter hecht daar veel waarde aan, daarom geeft zij de GI mee dat als de moeder (opnieuw) niet meewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening, de weg van de schriftelijke aanwijzing bewandeld moet worden.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1],
[de minderjarige 2]en
[de minderjarige 3], met ingang van 9 mei 2024 tot 9 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2024 door mr. F.G. Hijink, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 1 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.