Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 10
(…) verblijven alle gemeenschappelijke bezittingen aan de andere partij onder gehoudenheid de daarop rustende schulden voor zijn of haar rekening te nemen alsmede onder de verplichting om aan de afstammelingen van de andere partij de helft van de waarde van het aan hem of haar verblevene schuldig te erkennen.
- zijn inboedel gelegateerd aan [gedaagde];
- zijn eigen kinderen benoemd tot enig erfgenamen, ieder voor een gelijk gedeelte;
- [gedaagde] benoemd tot executeur.
- (nog) geen opdracht is verstrekt voor een taxatie van de woning, maar dat Kee Makelaardij een vraagprijs van € 350.000,- adviseert en een opbrengst verwacht van € 340.000,-, en Bert van Vulpen Makelaars een vraagprijs adviseert van € 349.000,-;
- de WOZ-waarde van de woning in 2011 € 385.000,- bedroeg;
- de restantschuld van de aflossingsvrije hypotheek € 155.181,- bedroeg;
- het saldo op de privérekening van erflater € 374,34 bedroeg.
3.Het geschil
4.De beoordeling
.Die vordering is gebaseerd op het verblijvingsbeding in artikel 10 van het samenlevingscontract tussen [gedaagde] en erflater (geciteerd in 2.3 van dit vonnis). Daarin is verder - samengevat - bepaald dat:
- de vordering van [eisers] in beginsel niet opeisbaar is gedurende het leven van [gedaagde], maar dat de vordering opeisbaar wordt (onder andere) indien [gedaagde] gaat samenwonen als ware zij gehuwd, dan wel bij hertrouwen van [gedaagde] zonder het maken van huwelijkse voorwaarden inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen,
- tenzij [gedaagde] alsdan redelijke zekerheid stelt voor de nakoming van haar verplichtingen.
alsdan” in de tekst van artikel 10 van het samenlevingscontract blijkt dat [gedaagde] ten tijde van de samenwoning zekerheid had moeten aanbieden. Omdat [gedaagde] dat toen niet heeft gedaan, bestaat die mogelijkheid nu niet meer, aldus [eisers]
alsdan” sprake is van een fatale termijn (vgl. art. 6:83 aanhef en sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) wordt dat betoog niet gevolgd. Indien met de formulering “
alsdan” een termijn is gesteld, is die termijn namelijk te onbepaald. Onduidelijk is gelaten binnen welke termijn na de start van de samenwoning de zekerheid (uiterlijk) gesteld had moeten worden, terwijl ook [eisers] er in de dagvaarding vanuit gaan dat [gedaagde] op verschillende momenten vanaf de start van de samenwoning zekerheid had kunnen bieden.
- de woning minus de schuld van de hypothecaire lening;
- de saldi op de bankrekeningen op naam van erflater.
5.De beslissing
28 augustus 2024voor akte aan de zijde van [gedaagde] met de in 4.33 vermelde inhoud;