Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
dat [eiser 1] wist dat (de waarde van) de door [gedaagde] geleende obligatieportefeuille en verstrekte geldlening op 31 december 2012 moest worden terugbetaald door [betrokkene 2] respectievelijk OSD aan [gedaagde], althans dat [eiser 1] zich had behoren te realiseren dat de kans groot was dat [betrokkene 2] fraude pleegde en dat hij desondanks eraan heeft meegewerkt dat [betrokkene 2], mede als bestuurder van OSD, (de waarde van) de obligatieportefeuille en de geleende bedragen, al dan niet met behulp van anderen, wegsluisde,
a) de gezamenlijke effectenrekening van [betrokkene 2] en [eiser 1] bij SCB met nummer
- uit emailcorrespondentie tussen [eiser 1] en [betrokkene 1] van SCB van 17 januari 2022 en 20 januari 2022 volgt dat [betrokkene 1] doende is kopieën van de afschriften van de effectenrekening boven water te krijgen, maar dat dit enige tijd kost,
- [betrokkene 1] probeert informatie met betrekking tot de overboeking van de effecten naar de effectenrekening boven water te krijgen, maar dat ook dit enige tijd kost en dat het kan zijn dat het niet lukt,
- de medewerking van [betrokkene 2] of [betrokkene 3] (advocaat van [gedaagde] in Amerika) op grond van een al dan niet verlopen Power of Attorney (PoA) van [betrokkene 2] aan [betrokkene 3] daarbij klaarblijkelijk niet van belang is,
3.Het geschil
- primair: executiemaatregelen verbiedt op grond van de arresten van het hof van 23 november 2021 en 10 januari 2023, waaronder nadrukkelijk begrepen een verbod om bij de notaris afdracht te vorderen van een bedrag groot € 250.000,- van de koopsom die aldaar zal worden betaald voor de verkoop van de woning;
- subsidiair: de executie schorst totdat er onherroepelijk vaststaat dat de veroordeling van [eisers] in de 843a Rv vorderingen terecht is, waaronder nadrukkelijk begrepen een verbod om bij de notaris afdracht te vorderen van een bedrag groot € 250.000,- van de koopsom die aldaar zal worden betaald voor de verkoop van de woning;
- meer subsidiair: bepaalt dat de gehele koopsom minus de hypotheekschuld op de kwaliteitsrekening bij de notaris blijft staan totdat onherroepelijk in rechte vaststaat dat [eisers] dwangsommen zouden zijn verschuldigd aan [gedaagde] en dan ook voor welk bedrag;
- meest subsidiair: bepaalt dat op de dwangsommen van € 250.000,- in mindering dient te worden gebracht het bedrag van de reeds verjaarde dwangsommen (de dwangsommen tot 19 juli 2022), alsmede daarna al hetgeen dat [gedaagde] aan [eisers] verschuldigd is o.g.v. het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2018;
- ten laatste subsidiair: de executie alleen toe te staan nadat [gedaagde] een borg van € 450.000,- heeft gestort, dan wel hiervoor een bankgarantie heeft laten afgeven,
4.De beoordeling
- [eisers] alle inspanningen hebben verricht die van hen in redelijkheid gevergd kunnen worden om de bescheiden bij de banken te verkrijgen;
- het hof in het arrest van 23 november 2021 er van uitgaat dat [gedaagde] (via de geëxpireerde volmacht dan wel aanwezigheid van [betrokkene 2], althans zijn advocaat [betrokkene 3]) medewerking zal verlenen aan het opvragen van de bescheiden bij de banken, hetgeen [gedaagde] niet heeft gedaan, terwijl [gedaagde] bovendien weigert de contactgegevens van [betrokkene 2] te verstrekken aan [eisers];
- het hof er ten onrechte van uit gaat dat [eisers] de medewerking van [betrokkene 2] niet nodig hebben voor het opvragen van de bescheiden;
- het hof er ten onrechte van uit gaat dat [eisers] zelf al over de bescheiden beschikken, omdat het e-mailadres van [eisers] het (enige) adres zou zijn waarmee de banken over de rekeningen van [betrokkene 2] communiceerden;
- SCB heeft verklaard geen verdere informatie te kunnen verstrekken;
- voor het vertrekken van de bescheiden slechts een termijn van drie maanden is gegeven door het hof, zonder rekening te houden met het feit dat het (ook) voor [eisers] veel tijd en moeite kost om de bescheiden te verkrijgen;
- voor [eisers] geen bewaarplicht bestaat en dat zij de boekhouding al hebben overgedragen;
- [eisers] zijn veroordeeld bescheiden over te leggen over een ‘bevriezing’, terwijl [gedaagde] wist dat daarvan geen sprake is geweest.
ten uitvoer te leggen veroordeling”. Dwangsommen worden echter eerst verbeurd door de niet naleving van de veroordeling in verband waarmee zij zijn opgelegd. De betaling van de dwangsommen is daarom geen “
ten uitvoer te leggen veroordeling” in de zin van artikel 3:324 lid 2 BW (vgl. HR 29 juni 2021, NJ 2013/508 (Kratos/Gulf Oil)). Of de 611d-procedure moet worden aangemerkt als een ingestelde eis “
ter aantasting” van de opgelegde dwangsom, zoals [gedaagde] betoogt, kan daarom in het midden blijven. Op de verjaring van de dwangsommen is dus niet artikel 3:324 BW van toepassing, maar artikel 611g Rv en de stuitingsregels van artikelen 3:316 tot en met 3:319 BW.
your primary holder” (zijnde: [betrokkene 2]) in juli 2020 “
account-related documentation” heeft ontvangen van Citibank. Uit deze e-mail kan - anders dan [eisers] stellig betogen - niet de conclusie worden getrokken dat
[gedaagde]in juli 2020 al beschikte over de
volledigeCitibank-stukken. Dat [gedaagde] voorafgaand aan de arresten van 23 november 2021 en 10 januari 2023 moedwillig stukken heeft verzwegen, zoals [eisers] stellen, is daarom in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden. De omstandigheden dat [gedaagde] erkent dat zij inmiddels wel beschikt over de Citibank-stukken is daarvoor onvoldoende.
in 2022” vragen van [betrokkene 2] advocaat heeft beantwoord. Nog daargelaten dat die vragen kennelijk zijn beantwoord ná het arrest van 23 november 2021, wordt uit deze e-mail in het geheel niet duidelijk of er inderdaad stukken zijn verstrekt aan (de advocaat van) [betrokkene 2], of die stukken vervolgens ook [gedaagde] hebben bereikt, en om welke stukken het dan gaat. [gedaagde] heeft bovendien gemotiveerd betoogd dat zij de meest essentiële afschriften van de gezamenlijke effectenrekening bij SCB tot op heden niet heeft en die stukken niet zelf heeft kunnen verkrijgen.
bij de deurwaarder, omdat dat net zo zeer misbruik van bevoegdheid oplevert. Het genoemde verbod zal worden opgelegd totdat in rechte vaststaat dat de dwangsommen boven het bedrag van € 228.000,- niet zijn verjaard.