ECLI:NL:RBNHO:2024:715

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
c/15/347389/HA RK 23/170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in belastingzaken

Op 23 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van mr. G.H. de Soeten afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoeker] en [verzoekster], die betrokken zijn bij een aantal belastingzaken. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter een eerdere uitspraak verkeerd had geïnterpreteerd en dat dit zou leiden tot partijdigheid. Tijdens de zitting op 21 december 2023 had de rechter echter aangegeven dat de eerdere uitspraak niet relevant was voor de huidige zaken, die betrekking hadden op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet partijdig was en dat de verzoekers misbruik maakten van het wrakingsrecht. De wrakingskamer legde een wrakingsverbod op aan verzoeker, omdat het verzoek als lichtvaardig en op oneigenlijke gronden werd beschouwd. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaken niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
Zaaknummers: C/15/347389/HA RK 23/170
Beslissing van 23 januari 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster]en
[verzoeker] ,beide wonende te [woonplaats] , verzoekers.
Het verzoek is gericht tegen: mr. G.H. de Soeten,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
[verzoeker] heeft namens beide verzoekers op 21 december 2023 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Belastingrecht, locatie Haarlem aanhangige zaken met als zaaknummers HAA 22/4064 tot en met 22/4073, hierna te noemen de hoofdzaken.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 16 januari 2024. Verzoekers, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
1.4
Verzoekers zijn niet verschenen. Op de ochtend van de zitting heeft [verzoeker] telefonisch contact gezocht met de griffie van de rechtbank met het verzoek de zitting te verdagen naar een andere zittingsdatum. Daarop is hem medegedeeld dat hij dat verzoek schriftelijk, bijvoorbeeld bij e-mail, diende in te dienen. Er is geen schriftelijk bericht van verzoekers ontvangen. Uit de mededeling van [verzoeker] dat hij de uitnodiging voor de zitting had ontvangen, volgt dat verzoekers op de hoogte waren van de zitting. Gelet hierop heeft de zitting doorgang kunnen vinden.
De rechter is verschenen.
De wederpartij in de hoofdzaken heeft van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoekers

2.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd.
De rechter heeft op de zitting van 21 december 2023 een andere uitleg gegeven aan een uitspraak van een collega. In de uitspraak van 6 augustus 2019 met nummers HAA 19/1513 tot en met HAA 19/1518 is een eerder beroep inzake teruggavebeschikkingen omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2016 gegrond verklaard. Die uitspraak moet worden uitgevoerd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechter heeft op de zitting in de hoofdzaken echter gezegd dat aan deze uitspraak niets uit te voeren valt en dat die uitspraken niet relevant zouden zijn voor de hoofdzaken.

3.Het standpunt van de rechter

3.1
De rechter heeft niet berust in het verzoek tot wraking en heeft – samengevat - het volgende aangevoerd.
[verzoeker] heeft ter zitting aangegeven dat hij de gronden van [verzoekster] in de zaken van [verzoekster] niet scherp voor ogen had. De rechter heeft vervolgens [verzoeker] – onder andere – voorgehouden dat in de beroepschriften is verwezen naar een uitspraak inzake omzetbelasting maar dat hij deze uitspraak niet zonder meer relevant achtte voor de thans voorliggende zaken omdat het beroep gaat over navorderingsaanslagen IB/PVV 2016 en 2017. Bovendien is het beroep in die zaken over omzetbelasting wel gegrond verklaard maar zijn de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
3.2
Naar de mening van de rechter hebben verzoekers misbruik gemaakt van het recht op wraking. Hij heeft verzocht om een wrakingsverbod uit te spreken voor de hoofdzaken.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
4.2
De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten.
Op de zitting van 21 december 2023 is [verzoeker] , mede namens [verzoekster] , verschenen. De behandeling ter zitting is gestart met de behandeling van de beroepen van [verzoekster] inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 en 2017. [verzoeker] heeft toen aangegeven dat hij het standpunt van verzoekster in die zaken niet scherp voor de geest had. De rechter heeft [verzoeker] de gronden van beroep in beide zaken voorgehouden. Onder andere heeft hij voorgehouden, dat in het beroepschrift wordt gerefereerd aan de uitspraak van 6 augustus 2019 inzake de teruggaafbeschikking omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2016. [verzoeker] heeft toen aangevoerd dat in die uitspraak het beroep gegrond is verklaard. De rechter heeft daarop medegedeeld dat in die uitspraak het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk is verklaard en dat dat de reden was voor de gegrondverklaring van dat beroep en die uitspraak hem daarmee niet relevant lijkt voor de beoordeling van de thans voorliggende hoofdzaken. Daarop heeft [verzoeker] het verzoek om wraking gedaan. Als grond heeft hij opgegeven dat eerdergenoemde uitspraak inzake de omzetbelasting moet worden uitgevoerd, maar dat de rechter zegt dat daaraan niets uit te voeren valt.
4.3
De wrakingskamer overweegt als volgt.
4.4
De omstandigheid dat een rechter tijdens de zitting aan de orde stelt of een door een partij aangevoerde beroepsgrond relevant is voor de voorliggende zaak, zoals in dit geval de door de rechter gegeven uitleg over een uitspraak in een eerder geschil, maakt de rechter niet partijdig of vooringenomen. De wrakingskamer stelt voorop dat het een rechter, zeker tijdens een mondelinge behandeling, vrij staat, of zelfs tot zijn taak behoort, om partijen voor te houden wat hij tot dan toe uit de processtukken, zoals eerdergenoemde uitspraak, heeft afgeleid. De mededeling van de rechter dat hem de eerdergenoemde uitspraak inzake de omzetbelasting niet relevant lijkt voor de beoordeling van de onderhavige zaken, vormt een dergelijk voorhouden van twijfel over de relevantie van die omstandigheid. Partijen hebben er belang bij te vernemen hoe de rechter tegen de hoofdzaken aankijkt en wat zijn opvattingen zijn, zodat partijen voordat uitspraak wordt gedaan daar nog op kunnen reageren. De handelwijze waarbij een partij wordt voorgehouden hoe de rechter de uitspraak heeft begrepen, geeft blijk van een onderzoekende en transparante houding van de rechter en dient hoor en wederhoor. Hieruit kan geen vooringenomenheid worden afgeleid. Het staat de rechter vrij zijn (voorlopige) indrukken over feiten en omstandigheden, zoals eerder gedane rechterlijke uitspraken, aan partijen voor te leggen, indien hij de partijen in de gelegenheid stelt daarop hun visie te geven.
4.5
De feiten en omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun verzoek naar voren hebben gebracht, leveren daarom geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.
4.6
De wrakingskamer ziet ten slotte aanleiding om verzoeker een wrakingsverbod op te leggen op grond van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat is gebleken dat verzoeker te lichtvaardig, namelijk op oneigenlijke gronden, gebruik maakt van het rechtsmiddel van wraking, zodat sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Dit volgt uit de manier waarop verzoeker invulling heeft gegeven aan het onderhavige verzoek. Hij heeft kort na het begin van de behandeling van de zaak ter zitting het wrakingsverzoek gedaan, terwijl de rechter hem ter zake relevante vragen stelde en de rechter verzoeker zaken heeft voorgehouden, zoals hiervoor is vastgesteld. Aangezien verzoeker reeds eerder in vergelijkbare belastingzaken heeft geprocedeerd, kan hem de hiervoor geschetste aanpak van de rechtbank niet onbekend zijn. Hij heeft er vervolgens van afgezien het summiere wrakingsverzoek op de wrakingszitting toe te lichten, waardoor hij de indruk van lichtvaardigheid niet heeft weggenomen. Dit brengt mee dat de rechter in de hoofdzaken een eventueel volgend verzoek om wraking buiten behandeling kan laten.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
5.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaken van verzoekers niet in behandeling wordt genomen;
5.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de rechter en wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. J.L. Roubos en
mr. M.M. Kruithof, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.