ECLI:NL:RBNHO:2024:7149

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
10349522 - 2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale geschil tussen Steel Flow S.A. de C.V. en Tata Steel IJmuiden B.V. over beëindiging van een agentuurovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak vordert Steel Flow S.A. de C.V. (hierna: Steel Flow) dat de kantonrechter verklaart dat de overeenkomst van 8 december 2006 met Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna: Tata Steel) niet rechtsgeldig is opgezegd en nog steeds van kracht is. Steel Flow stelt dat Tata Steel haar eenzijdig heeft willen beëindigen, terwijl dit volgens het Mexicaanse recht alleen met wederzijds goedvinden kan. De procedure is gestart na een brief van Tata Steel waarin de beëindiging werd aangekondigd, maar Steel Flow heeft deze niet ondertekend en haar diensten voortgezet. De kantonrechter moet beoordelen of de overeenkomst nog van kracht is en of Tata Steel schadevergoeding verschuldigd is aan Steel Flow. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien Steel Flow in Mexico is gevestigd en de overeenkomst onder Mexicaans recht valt. De kantonrechter heeft vragen over de uitleg van de beëindiging van de overeenkomst en de toepasselijkheid van het Mexicaanse recht aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) voorgelegd. De uitspraak van de kantonrechter is nog niet definitief, aangezien verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10349522 \ CV EXPL 23-1113
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar Mexicaans recht (Sociedad Anónima de Capital Variable)
Steel Flow S.A. de C.V.
gevestigd te Mexico-Stad
eiseres
verder te noemen: Steel Flow
gemachtigden: mr. J.G. Bruinsma en mr. R.R.E. Roosjen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tata Steel IJmuiden B.V.
gevestigd te IJmuiden
gedaagde
verder te noemen: Tata Steel
gemachtigden: mr. J.A.M. Gijsbers en mr. D.C. Douw

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 februari 2023 met producties 1 tot en met 16;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6 van Tata Steel;
  • de akte overlegging aanvullende producties 11 tot en met 13 en 17 tot en met 21 van Steel Flow;
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2023, waarbij door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 juli 2005 hebben Steel Flow en Tata Steel (toen nog genaamd Corus Staal B.V. met onder meer de handelsnaam Corus Packaging Plus) een “Service Agreement 2005” gesloten, waarin het volgende is bepaald :
We confirm our understanding with regard to your services performed in relation to sales during 2005 by Corus Packaging Plus (CPP) to Conservas La Costena s.a. de c.v. (La Costena) in Mexico.
CPP shall pay for such services a renumeration of 2% of the fob price of the products sold by CPP, taken delivery of and paid by La Costena.
Payment shall be made once every month over the volume delivered to La Costena and for which payment was received by CPP.
This agreement forms the entire agreement between the parties and supersedes all other terms and conditions whether expressed or implied by custom, statutes or otherwise which are hereby expressly excluded. This agreement may not be modified or varied except with the consent in writing of the parties and all previous agreements and arrangements whether expressed or implied, formal or informal, made between CPP and La Costena relating to the promotion of the sale or marketing of CPP’s products in Mexico are hereby cancelled without liability on the part of CPP.
2.2.
Op 14 oktober 2006 hebben partijen een gelijkluidende overeenkomst gesloten met de titel “Service Agreement 2006” (waarin in de eerste zin “
during 2005” is vervangen door “
during 2006”).
2.3.
Partijen hebben op 8 december 2006 een “Service Agreement 2007” gesloten, waarin, voor zover hier van belang, het volgende is bepaald:
We confirm our understanding with regard to your services performed in relation to sales during 2007 by Corus Packaging Plus (CPP) to Conservas La Costena, s.a de c.v. (La Costena), Grupo Zapata, Comeca Mexico, EEE ISA and Troque in Mexico.
CPP shall pay for such services a remuneration of 2% of the fob price of the products sold by CPP, taken delivery of and paid by the above companies.
Payment shall be made once every month over the volume delivered to these companies and for which payment was received by CPP.
This agreement forms the entire agreement between the parties and supersedes all other terms and conditions whether expressed or implied by custom, statutes or otherwise which are hereby expressly excluded. This agreement may not be modified or varied except with the consent in writing of the parties and all previous agreements and arrangements whether expressed or implied. formal or informal, made between CPP and the above companies relating to the promotion of the sale or marketing of CPP’s products in Mexico are hereby cancelled without liability on the part of CPP.
** Please note that due to changed internal proceedings with regard to the subject matter we may have our relationship reviewed. Although CPP is keen to maintain its relationship with Steel Flow the internal review may result in CPP having to terminate the cooperation in its current form before December 3l 2007.
2.4.
Steel Flow heeft aan Tata Steel haar diensten verleend bij de bemiddeling van contracten met klanten La Costena en Botemex. Ook na 2007 is deze handelswijze door partijen ongewijzigd voortgezet. Over de orders van La Costena en Botemex heeft Tata Steel steeds 2% provisie betaald aan Steel Flow.
2.5.
Op een beurs in mei 2017, en telefonisch op 23 augustus 2017, heeft Tata Steel aan Steel Flow aangekondigd dat zij de relatie met Steel Flow wilde beëindigen. Daarbij is gesproken over een vergoeding.
2.6.
Op 15 december 2017 heeft Tata Steel aan Steel Flow een brief gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
With reference to the recent conversations with our Sales Leader [betrokkene] and with reference to the service agreement between Steel Flow S.A. de C.V. (Steel Flow) and Tata Steel IJmuiden B.V. (formerly named Corus Staal B.V.) dated 8 december 2006 (the Service Agreement) we hereby confirm the termination of the Service Agreement as discussed with Mr. [betrokkene].
It is agreed between Steel Flow and Tata Steel IJmuiden that with effect of 31 December 2017 Tata Steel will no longer use the services provided by Steel Flow.
Before end of March 2018 Tata Steel will pay to Steel Flow all possible outstanding commission payments for all bookings over the period October up to incl. December 2017. In addition, Tata Steel will pay to Steel Flow a lump sum of $ 50.000 by the end of March 2018 (Termination Payment).
The Termination Payment is conditional on the adequate handover of the services to the Sales offices of Tata Steel in Mexico (Tata Steel Mexico S.A. de C.V.) and a professional transition to customers La Costena and Botomex during the first quarter of 2018.
By signing of this termination agreement and after the Termination Payment and the outstanding commission payments by Tata Steel to Steel Flow, Tata Steel and Steel Flow grant each other full and final discharge and declare that they have no further claims against each other. (…)
For confirmation purposes please return a signed version of this termination agreement (…).
2.7.
Steel Flow heeft deze brief niet ondertekend. Zij heeft haar dienstverlening voor Tata Steel voortgezet.
2.8.
In een brief van 13 februari 2018 met onderwerp ‘Termination Agreement’ heeft Tata Steel aan Steel Flow het volgende geschreven:
We acknowledge that we have previously written to you by way of a termination letter dated 15 December 2017, which was based on conversations you had had with our Sales Leader (…) and was designed to terminate the service agreement between Steel Flow (…) and Tata Steel IJmuiden (…) dated 8 December 2006 (the Service Agreement)
We note that you did not respond to that termination letter. We further note that the period of your engagement by us in respect of the services has since been extended beyond the previously discussed termination date, which was formerly stated to be 31 December 2017.
In that regard we now write to confirm our agreement that:
1. Effective as at 31 March 2018 (the “Termination Date”), the Service Agreement shall be terminated and shall have no further effect for Tata Steel and Steel Flow (…) and each of the Parties, hereby fully releases the other Party from any and all liabilities, whether past, present or future, actual or contingent, arising as a result hereof, under or in connection with the Service Agreement, unless otherwise explicitly specified in the Termination Agreement dated 13 February 2018.
2. The Parties agree that effective as of the Termination Date, none of the Parties shall have further rights under the Service Agreement. All commitments and obligations between the Parties under the Service Agreement, are hereby terminated, and the Parties shall have no further commitments or obligations to each other under any provision of the Service Agreement.
(…)
4. The Parties agree not to exercise or attempt any action or claim of a civil, commercial, labour, criminal or other basis, so neither Party reserves any right in this regard.
5. The Parties acknowledge that prior to, and excluding, the Termination Date, the Service Agreement will be active and Tata Steel will pay to Steel Flow all possible outstanding commission payments for all deliveries over the period 1 October 2017 up to and excluding 31 March 2018 by the Termination Date. For the avoidance of Doubt, in respect of any new bookings during this period, such new bookings will be considered to be part of the handover described in paragraph 6 below, and no commission will be payable in respect of such new bookings.
6. In addition, and as an act of good faith and as a token of our appreciation for your services, Tata Steel will pay to Steel Flow a lump sum of US$50,000 (…) (‘Termination Payment’) by the Termination Date, the payment of which shall be conditional on the adequate handover of services to the sales offices of Tata Steel in Mexico (…) and a professional transition to the customers, namely La Costena and Botomex during the first quarter of 2018.
By signing this agreement and accepting its terms and conditions, and upon payment of any outstanding commission payments by Tata Steel to Steel Flow (…) and upon Steel Flow’s adequate handover and the subsequent Termination Payment by Tata Steel to Steel Flow (…), Tata Steel and Steel Flow grant each other full and final discharge and declare that they have no further claims against each other. (…)
For confirmation purposes please return a signed version of this termination agreement within 14 days of its Date (…).”
2.9.
Steel Flow heeft ook deze brief niet ondertekend.
2.10.
Tata Steel heeft tot 31 maart 2018 volledig voldaan aan haar verplichtingen provisie te betalen.
2.11.
Tata Steel México S.A. de C.V. (hierna: Tata Steel Mexico), een dochteronderneming van Tata Steel, is met ingang van 1 april 2018 actief La Costena en Botemex gaan benaderen voor het sluiten van koopovereenkomsten met Tata Steel en/of aan Tata Steel gelieerde partijen. Sindsdien is geen provisie meer betaald aan Steel Flow.
2.12.
Op 28 juni 2018 heeft Steel Flow een schadevergoedingsvordering tegen Tata Steel Mexico ingesteld bij de rechter in Mexico. In de dagvaarding voert Steel Flow onder meer het volgende aan (volgens de door Tata Steel overgelegde, beëdigde vertaling):
Toevallig besluit TATA STEEL nu, na alle investeringen van STEEL FLOW, (…) het contract eenzijdig op te zeggen en de vroegtijdige ontbinding van het contract goed te keuren, niettegenstaande het veinzen van goede trouw die zij kwaadwillig aanvoert in voornoemde ontbindingen. (…) TATA STEEL heeft geprofiteerd van de geest van het gezamenlijke werk met de lokale commerciële vertegenwoordiger gedurende de laatste twee jaar, en net op het moment dat de grote winsten binnenkomen, wil zij alleen verder gaan.
2.13.
In die procedure in eerste aanleg is bij een uitspraak van 11 oktober 2018 aan Steel Flow een schadevergoeding toegekend van USD 1.777.700,28 te vermeerderen met 6% rente per jaar. Dit oordeel is op 19 februari 2019 in hoger beroep bekrachtigd. De hoogste Mexicaanse rechter heeft vervolgens op 7 november 2019 het oordeel vernietigd en de vordering van Steel Flow tegen Tata Steel Mexico afgewezen, waarbij hij heeft gezegd dat Steel Flow niet Tata Steel Mexico had moeten aanspreken.
2.14.
Met een brief van 31 mei 2022 heeft Steel Flow Tata Steel verzocht USD 2.311.635,78 te voldoen (zijnde USD 1.777.700,28 plus 6% rente vanaf 15 december 2017). Ook heeft Steel Flow gevraagd om toezending een overzicht van de geplaatste orders van La Costena en Botemex sinds 1 april 2018 en rechtsmaatregelen aangekondigd als Tata Steel geen gevolg zou geven aan deze verzoeken.
2.15.
Tata Steel heeft aan deze verzoeken van Steel Flow niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Steel Flow vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart:
a. primair: dat de overeenkomst van 8 december 2006 niet rechtsgeldig is opgezegd en nog altijd van kracht is;
b. subsidiair: dat Tata Steel aansprakelijk is voor de door Steel Flow geleden en nog te lijden schade vanwege de beëindiging van de overeenkomst van 8 december 2006;
II. Tata Steel veroordeelt aan Steel Flow te betalen:
a. primair: een bedrag van USD 3.378.376,55 (inclusief btw) aan hoofdsom, althans een in goede justitie te betalen bedrag;
b. subsidiair: een bedrag aan schadevergoeding en een bedrag aan beëindigingsvergoeding, klantenvergoeding of goodwillvergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. Tata Steel veroordeelt te betalen een bedrag gelijk aan 6% rente vanaf 15 december 2017, over het onder II genoemde bedrag;
een en ander met veroordeling van Tata Steel in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.2.
Steel Flow legt aan haar vorderingen, samengevat, het volgende ten grondslag. In de periode van 2005 tot en met 2017 hebben partijen naar volle tevredenheid uitvoering gegeven aan (voornamelijk) de overeenkomst van 8 december 2006. De tussen partijen geldende overeenkomst kan naar het toepasselijke Mexicaanse recht niet eenzijdig worden opgezegd, maar alleen met wederzijds goedvinden worden beëindigd. Er is over de beëindiging geen overeenstemming bereikt. De brieven met als onderwerp ‘Termination Agreement’ zijn geen bevestiging van gemaakte afspraken. Zij zijn ook geen eenzijdige rechtshandeling die overeenkomst beëindigt. Daarom is de overeenkomst nog van kracht en moet Tata Steel 2% provisie betalen over het ordervolume vanaf 1 april 2018 tot de datum van de dagvaarding. Steel Flow begroot dit bedrag voorlopig op USD 1.600.676,27.
Voor de zover de overeenkomst wel is beëindigd vordert Steel Flow subsidiair schadevergoeding gelijk aan deze provisie, omdat de beëindiging in strijd is geweest met de contractuele afspraken en het recht van Mexico.
Aanvullend vordert Steel Flow, vooruitlopend op de wens van Tata Steel om de overeenkomst te beëindigen, betaling van een beëindigingsvergoeding en/of goodwillvergoeding. Uit de uitspraken van de eerstelijnsrechter en de appelrechter in Mexico blijkt dat Tata Steel gehouden is tot betaling van een beëindigingsvergoeding van USD 1.777.700,28, aldus Steel Flow.
3.3.
Tata Steel voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht
4.1.
Omdat Steel Flow is gevestigd buiten Nederland heeft het geschil een internationaal karakter en moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2.
Op grond van artikel 4 lid 1 van de EEX-Verordening [1] , is de Nederlandse rechter bevoegd van de vorderingen kennis te nemen, omdat Tata Steel in Nederland is gevestigd.
Beëindiging van de overeenkomst - toepasselijk recht
4.3.
In de kern ligt aan de kantonrechter de vraag voor:
of de overeenkomst tussen partijen nog van kracht is, of dat Tata Steel de overeenkomst met Steel Flow (rechtsgeldig) heeft beëindigd, en (zo ja)
of Tata Steel ter zake een schadevergoeding en/of beëindigingsvergoeding aan Steel Flow verschuldigd is.
4.4.
Voordat aan de inhoudelijke beantwoording van deze vragen kan worden toegekomen, moet eerst worden bepaald welk recht van toepassing is.
4.5.
In artikel 1 het Haags Vertegenwoordigingsverdrag [2] (hierna: HVV) is bepaald dat het HVV ook van toepassing is op gevallen waarin de taak van de vertegenwoordiger bestaat in het ontvangen en overbrengen van voorstellen of het voeren van onderhandelingen ten behoeve van andere personen. Met partijen is de kantonrechter daarom van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen valt binnen het toepassingsbereik van de HHV.
4.6.
Partijen hebben geen rechtskeuze gemaakt in de overeenkomst (in de zin van artikel 5 HHV), zodat op grond van artikel 6 HHV het interne recht van toepassing is van de Staat waarin, op het tijdstip van het tot stand komen van de vertegenwoordigingsverhouding, de vertegenwoordiger zijn kantoor heeft. Vast staat dat Steel Flow op het tijdstip van het tot stand komen van de vertegenwoordigingsverhouding haar kantoor had in Mexico. Dat betekent dat op de rechtsverhouding tussen Steel Flow en Tata Steel het Mexicaanse recht van toepassing is. Dat geldt daarom ook voor de vraag of Tata Steel die rechtsverhouding rechtsgeldig heeft beëindigd en of zij een schadevergoeding en/of beëindigingsvergoeding aan Steel Flow verschuldigd is (zie ook artikel 8 HHV).
Inhoud van het Mexicaans recht – het IJI-rapport
4.7.
Steel Flow heeft over de relevante inhoud van het Mexicaanse recht een rapport overgelegd van de Stichting Internationaal Juridisch Instituut (hierna: het IJI-rapport). Deze stichting ondersteunt de Rechtspraak bij internationale dossiers. Op basis van het IJI-rapport, en de daarin in voetnoot 15 opgenomen verwijzing naar onofficiële vertalingen van Mexicaanse wetteksten, gaat de kantonrechter van het volgende uit.
4.8.
Het burgerlijk recht in Mexico regelt bij wet alleen een beperkt aantal overeenkomsten in de Código Civil Federal (hierna: CCF). Het wordt aangevuld met bepalingen voor commerciële handelsrelaties in de Código de Comercio (hierna: CC).
4.9.
De “
agency agreement” is in het Mexicaanse recht een niet in de wet benoemde overeenkomst. De belangrijkste interpretatiebron is daarom de schriftelijke overeenkomst. Bij gebreke daarvan zijn de volgende drie bronnen van belang:
de algemene regels van het overeenkomstenrecht, vervat in artikel 1792-2242 CCF;
de afspraken tussen partijen;
de analoge toepassing van bepalingen die zien op gelijkwaardige overeenkomsten in de CCF.
4.10.
In het IJI-rapport is verder het volgende citaat aangehaald uit het landenrapport Mexico in de IEL of Agency and Distribution Agreements:
For a better understanding of the foregoing, the applicable regulations to commercial agreements are the following, in the order set forth below:
  • the provisions of the special Mercantile laws;
  • the general Mercantile Legislation (Commercial Code);
  • the banking and Mercantile usage (i.e., lex mercatoria) and, lastly, by
  • the Federal Civil Code.
4.11.
Voor zogenaamde “
commercial commission agreements” (door Tata Steel aangeduid als de “
commercial agency agreement”) bestaat een wettelijke regeling. Deze is vastgelegd in de artikelen 273 tot en met 308 CC. In artikelen 273 en 307 CC is volgens een onofficiële vertaling het volgende bepaald:
Article 273.- The command applied to specific acts of commerce is reputed to be a merchant commission. It is the principal that confers the commercial commission and the commission that performs it.
Article 307.- Staying always obligated to the results of the procedures already practiced, the principal may at any time revoke the commission conferred on the commission. (…)
4.12.
Indien artikel 307 CC van toepassing is, kan de principaal te allen tijde de opdracht aan de agent herroepen, waarbij de principaal uitsluitend de openstaande vergoedingen moet betalen op de datum van de opzegging.
4.13.
Door een auteur in de Mexicaans juridische literatuur (Soyla H. León Tovar) is verdedigd dat artikel 307 CC naar analogie toegepast moet worden op een (in de wet dus niet benoemde) “
agency agreement”, maar daarover bestaat naar het Mexicaans recht geen zekerheid.
4.14.
Als artikel 307 CC niet (analoog) van toepassing is, moet de opzegging van een “
agency agreement” volgens het IJI-rapport worden getoetst aan de artikelen 1797 CCF en 2596 CCF. Uit artikel 1797 CCF volgt dat de geldigheid en naleving van contracten niet kunnen worden overgelaten aan het oordeel van één van de contractpartijen. Daaruit moet worden afgeleid dat als uitgangspunt geldt dat de “
agency agreement” op basis van wederzijds goedvinden moet worden beëindigd. Artikel 2596 CCF is een bepaling voor een ‘
mandate contract’en kan volgens het IJI-rapport naar analogie worden toegepast op “
agency agreements”. Artikel 2596 CCF luidt (volgens een onofficiële vertaling) als volgt:
“The principal may revoke the mandate when and as he sees fit; except in those cases in which (…) its granting has been stipulated as a condition in a bilateral contract, or as a means of fulfilling a contractual obligation. In these cases also the agent cannot renounce power of attorney. The party who revokes or renounces the mandate in inopportune time, must indemnify the other party for the damages caused to him.”
4.15.
Hieruit blijkt volgens het IJI-rapport dat een (niet in de wet benoemde) “
agency agreement” eenzijdig kan worden opgezegd, zonder aansprakelijkheid, zolang die opzegging op een “
opportune time” gebeurt. Naar het recht van Mexico bestaat geen wettelijk concept van wanneer het beëindigen van de agentuurovereenkomst “
inopportune” is. Het IJI-rapport vermeldt dat een opzegtermijn van enkele maanden (wellicht zes maanden) en/of betaling van een lump sum onder omstandigheden redelijk en gepast kan zijn, maar dat er geen rechtspraak is gevonden die exacte indicaties geeft.
4.16.
Als antwoord op de vraag of de agent bij beëindiging van een agentuurovereenkomst recht heeft op een klanten-, goodwill-, of beëindigingsvergoeding (zie paragraaf 1 en 42 en volgende van het IJI-rapport), vermeldt het IJI-rapport dat het concept van (schade)vergoedingen in het Mexicaanse recht ligt vervat in de toets naar de redelijkheid van de beëindiging en de mogelijke termijnen die in dit kader in acht moeten worden genomen.
De omvang van de schadevergoeding moet door de rechter vastgesteld worden, aan de hand van de schade van de agent en de gederfde winsten. Gelet kan daarbij onder meer worden op de exclusiviteit, de middelen en activiteiten van de agent, de afhankelijkheid van de agent en de eventuele beëindiging van arbeids-, service- en huurovereenkomsten die het gevolg zijn van de beëindiging van de agentuur.
4.17.
Het IJI-rapport vermeldt verder dat de verjaringstermijn van twee jaar van artikel 1934 CCF niet van toepassing is op de eventuele (schadevergoedings)vorderingen wegens het beëindigen van een agentuurovereenkomst, omdat die bepaling betrekking heeft op vorderingen uit onrechtmatige daad en buitencontractuele aansprakelijkheid. Agentuurovereenkomsten vallen onder ‘materia commercial’ als bedoeld in artikel 1047 CC. Dit artikel geeft een verjaringstermijn van tien jaar.
Verjaring?
4.18.
Het meest verstrekkende verweer van Tata Steel is dat Steel Flow geen aanspraak kan maken op enige vergoeding, omdat die (eventuele) vordering is verjaard. Zij voert aan dat de verjaringstermijn van twee jaar (artikel 1934 CCF) is verstreken sinds de gestelde tekortkoming van Tata Steel op 1 april 2018.
4.19.
De kantonrechter volgt dit betoog niet, omdat uit het IJI-rapport volgt dat artikel 1934 CCF niet van toepassing is op de gestelde vorderingen van Steel Flow. Daarop is de verjaringstermijn van tien jaar van artikel 1047 CC van toepassing. Vast staat dat die termijn nog niet was vertrekken ten tijde van het instellen van de onderhavige vorderingen, zodat het beroep op verjaring faalt.
Heeft Tata Steel eenzijdig opgezegd?
Uitleg van de brieven van 15 december 2017 en 13 februari 2018
4.20.
Waar Steel Flow allereerst nakoming van de overeenkomst vordert, heeft Tata Steel aangevoerd dat zij de overeenkomst met Steel Flow met haar brief van 13 februari 2018 eenzijdig en rechtsgeldig heeft opgezegd. Zij heeft daarbij verwezen naar de tekst van de brief en naar voren gebracht dat Steel Flow de brief ook als opzegging heeft opgevat. Steel Flow is na 1 april 2018 gestopt met haar dienstverlening en is in Mexico een procedure gestart over de schadevergoedingsplicht van Tata Steel in verband met de opzegging. Nog in een brief van 31 mei 2022 heeft Steel Flow zich op het standpunt gesteld dat Tata Steel de samenwerking eenzijdig heeft beëindigd. Daarbij komt dat voorafgaand aan de brieven (namelijk in mei en augustus 2017) de opzegging al mondeling is aangekondigd aan Steel Flow, aldus Tata Steel.
4.21.
Steel Flow betwist dat Tata Steel de overeenkomst eenzijdig heeft opgezegd. De brieven van 15 december 2017 en 13 februari 2018 bevatten volgens Steel Flow slechts een aanbod tot een beëindigingsregeling, dat door Steel Flow niet is geaccepteerd.
4.22.
Tata Steel wordt niet in haar betoog gevolgd dat uit de tekst van brieven van 15 december 2017 en 13 februari 2018 op zichzelf zonder meer duidelijk is dat sprake is van een eenzijdige opzegging. Weliswaar is in de laatste brief vermeld
Effective as at 31 March 2018 (the “Termination Date”), the Service Agreement shall be terminated and shall have no further effect for Tata Steel and Steel Flow(…), maar deze zin wordt voorafgegaan door:
In that regard we now write to confirm our agreement that:. Dat laatste duidt – in combinatie met het verzoek aan Steel Flow om een en ander door ondertekening te bevestigen – eerder op een voorstel tot een beëindiging met wederzijds goedvinden. Vast staat dat Steel Flow na het verzenden van deze twee brieven niet actief heeft ingestemd met beëindiging.
4.23.
Daarom rijst de vraag welke uitlegmaatstaf geldt naar het Mexicaanse recht: Is (zoals Steel Flow veronderstelt) alleen de tekst van de schriftelijke verklaring doorslaggevend voor de vraag of (een van) deze brieven moet(en) worden aangemerkt als eenzijdige opzegging, of moeten daarbij (zoals Tata Steel betoogt) ook andere omstandigheden worden betrokken, zoals de voorafgaande mondelinge communicatie, de wijze waarop de verklaring door Steel Flow is opgevat en de wijze waarop aan de verklaring uitvoering/vervolg is gegeven? Aan het IJI is hierover nog geen vraag gesteld. Nu het antwoord op deze vraag relevant is voor de beslechting van het geschil tussen partijen, is de kantonrechter voornemens op dit punt een aanvullende vraag te stellen aan het IJI, op de wijze zoals in alinea 4.59 zal worden uiteengezet.
4.24.
In het navolgende zullen, uit het oogpunt van procesefficiëntie, ook nadere vragen aan het IJI worden geformuleerd, uitgaande van de uitleg van de brief van 13 februari 2018 als eenzijdige opzegging. Ten overvloede wijst de kantonrechter erop dat hij daarmee niet vooruitloopt op de beantwoording van de vraag of de brief ook daadwerkelijk als opzegging aan te merken is. Bij de veronderstelling dat de brief moet worden uitgelegd als opzegging moet de kantonrechter zich buigen over de volgende vragen.
Heeft de opzegging geleid tot het eindigen van de overeenkomst?
Eenzijdige opzegging enkel via rechter?
4.25.
Bij de mondelinge behandeling heeft Steel Flow aangevoerd dat de hoger beroepsrechter in Mexico (pagina 24 en 25 van de vertaling van de uitspraak in hoger beroep) heeft overwogen dat de beëindiging van de overeenkomst niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De hoger beroepsrechter overweegt daar dat ontbinding de rechtsfiguur in kwestie is, maar dat deze gerechtelijk had moeten worden aangekondigd om effect te hebben. Het is de kantonrechter, zonder nadere toelichting, niet duidelijk hoe deze door Steel Flow bedoelde passage moet worden gelezen, zeker nu Tata Steel zich op het standpunt stelt dat zij heeft opgezegd (en niet ontbonden). Omdat niet bij voorbaat duidelijk is dat de passage niet ook ziet op opzegging, is de kantonrechter voornemens op dit punt een aanvullende vraag te stellen aan het IJI, op de wijze zoals in alinea 4.59 zal worden uiteengezet.
Als niet is opgezegd
4.26.
Als de brief 13 februari 2018 niet kan worden uitgelegd als een eenzijdige opzegging en/of als eenzijdige opzegging alleen via de rechter kan, moet worden onderzocht wat hiervan de consequentie is. Steel Flow voert aan dat de agentuurovereenkomst in dat geval niet geëindigd is en dat dus de verplichting van Tata Steel om de provisie van 2% te betalen tot heden doorloopt. Tata Steel heeft (ter zitting) daartegen aangevoerd dat Steel Flow geen werkzaamheden meer heeft verricht vanaf 1 april 2018. Volgens Steel Flow heeft Tata Steel geen gelegenheid geboden tot het uitvoeren van die werkzaamheden.
4.27.
De (eventuele) aanspraak van Steel Flow op de provisie van 2% vanaf 1 april 2018 moet beoordeeld worden naar het Mexicaanse recht. In het IJI-rapport is niet uiteengezet in hoeverre Steel Flow daarop recht heeft en welke omstandigheden daarbij (eventueel) een rol spelen. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter ook hierover het IJI een vraag stellen, op de wijze zoals in alinea 4.59 zal worden uiteengezet.
Opzegging mogelijk?
4.28.
Steel Flow voert aan dat zelfs áls de brief van 13 februari 2018 moet worden aangemerkt als een eenzijdige opzegging, die opzegging geen rechtsgevolg heeft gehad, omdat een eenzijdige opzegging niet is toestaan op grond van i) de tussen partijen gesloten overeenkomst (de “
non mutation clause”) en ii) het Mexicaanse recht. Subsidiair is Tata Steel schadeplichtig, aldus Steel Flow.
4.29.
Tata Steel meent echter dat de overeenkomst met Steel Flow moet worden aangemerkt als een “
commercial commission agreement” (door Tata Steel aangeduid als een “
commercial agency agreement”) in de zin van artikel 273 CC, zodat op grond van artikel 307 CC de overeenkomst te allen tijde kon worden opgezegd. Tata Steel heeft tot en met 31 maart 2018 aan haar verplichtingen voldaan, zodat zij geen verdere vergoeding verschuldigd is. Voor zover de overeenkomst al niet als overeenkomst in de zin van 273 CC moet worden aangemerkt, zou artikel 307 CC naar analogie moeten worden toegepast, maar ook zonder die (analoge) toepassing zou Tata Steel bevoegd zijn de overeenkomst op te zeggen, aldus nog steeds Tata Steel.
“Non mutation clause”
4.30.
Uit het IJI-rapport volgt dat de “terms and conditions” uit de schriftelijke overeenkomsten niet van toepassing zijn op de mondelinge overeenkomst die geldt na 2007 (paragraaf 13 van het IJI-rapport). Ook de kantonrechter gaat daar daarom vanuit. Dat betekent dat aan de uitleg van de “
non mutation clause” niet wordt toegekomen, omdat die clausule na 2007 niet meer geldt tussen partijen. Zij staat dan ook niet in de weg aan opzegging.
Kwalificatie: “agency agreement” of “commercial commission agreement”?
4.31.
De kantonrechter volgt Tata Steel niet in haar betoog dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een “
commercial commission agreement”. In het IJI-rapport is vermeld dat de overeenkomst tussen partijen moet worden aangemerkt als een (in de wet onbenoemde) “
agency agreement”, omdat:
  • Steel Flow op permanente basis (dus niet tijdelijk of voor een specifieke opdracht), tegen een vergoeding, de taak van het promoten en/of het sluiten van contracten op zich heeft genomen, voor rekening en op naam van Tata Steel, zonder dat die overeenkomsten voor rekening en risico van Steel Flow kwamen;
  • Tata Steel geen noodzakelijke middelen ter beschikking heeft gesteld aan Steel Flow voor de uitvoering van haar verplichtingen (artikel 305 CC);
  • de overeenkomsten werden gesloten rechtstreeks door Tata Steel;
  • Steel Flow geen eigen contractuele verplichting is aangegaan met de klanten van Tata Steel;
  • Steel Flow geen voorrang heeft ten opzichte van andere schuldeisers van Tata Steel (artikel 306 CC).
4.32.
Dat – als door Tata Steel naar voren gebracht – geen uitgebreid schriftelijk contract is gemaakt, dat geen exclusiviteit is overeengekomen, en dat een vaste vergoeding werd betaald, maakt dit niet anders.
4.33.
Uit het door Tata Steel aangehaalde citaat uit de Mexicaanse literatuur volgt niet dat van een (niet in de wet benoemde) “
agency agreement” alleen sprake kan zijn als er een gedetailleerde schriftelijke overeenkomst is gesloten. Er staat slechts dat een “
agency agreement” doorgaans schriftelijk wordt aangegaan, maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat bij het ontbreken van een (uitgebreid) schriftelijk contract per definitie sprake is van een “
commercial commission agreement”.
De vaste vergoeding van 2% die werd betaald is volgens het IJI-rapport juist een aanwijzing voor het kwalificeren van de overeenkomst als een “
agency agreement”. De kantonrechter begrijpt het IJI-rapport aldus dat met name de onbepaalde duur van de overeenkomst zwaar weegt en in de weg staat aan de kwalificatie als “
commercial commission agreement”. In het IJIrapport ziet de kantonrechter geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het enkele ontbreken van (uitdrukkelijke) afspraken over de exclusiviteit (waarvan ook het IJI op de hoogte was) grond is om de overeenkomst ondanks het voorgaande toch aan te merken als “
commercial commission agreement” in de zin van 273 en volgende CC.
4.34.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als (in de Mexicaanse wet onbenoemde) “
agency agreement”.
Analoge toepassing artikel 307 CC?
4.35.
Het IJI-rapport geeft geen duidelijkheid over de vraag of artikel 307 CC (waaruit volgt dat de principaal de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen) analoog kan of moet worden toegepast.
4.36.
Uit de in 4.9 en 4.10 vermelde systematiek van het Mexicaanse recht leidt de kantonrechter af dat, om de inhoud van de rechtsverhouding te bepalen, eerst moet worden nagegaan of de bijzondere wetgeving, waaronder de CC, voorziet in een specifieke wettelijke regeling. Zo niet, dan moet worden teruggevallen op de meer algemene regeling van de CCF. Indien in de CCF geen toepasselijke regeling is vermeld, komt de analoge toepassing van een regeling voor een vergelijkbare rechtsverhouding
in de CCFaan de orde.
4.37.
Indien dit inderdaad de systematiek is van het Mexicaanse recht, ligt het niet voor de hand om – na de vaststelling dat géén sprake is van een “
commercial commission agreement” in de zin van artikel 273 CC en dus moet worden teruggevallen op de CCF – alsnog artikel 307 CC analoog toe te passen. Dan ligt het veel meer voor de hand om de bepalingen uit de CCF voor een vergelijkbare rechtsverhouding (te weten: artikel 2596 CCF over de “
mandate contract”) analoog toe te passen.
4.38.
Omdat het voorgaande niet uitdrukkelijk volgt uit het IJI-rapport, zal de kantonrechter het IJI bevragen over deze systematiek van het Mexicaanse recht en de betekenis daarvan voor het onderhavige geschil, op de wijze zoals hierna (zie 4.59) wordt uiteengezet.
4.39.
Voor het geval (na de beantwoording van de nadere vragen door het IJI) geoordeeld moet worden dat artikel 307 CC niet analoog van toepassing is, wordt het volgende overwogen.
Analoge toepassing artikel 2596 CCF
4.40.
Het IJI-rapport gaat er van uit dat als artikel 307 CC niet (analoog) van toepassing is, artikel 2596 CCF (zie het citaat in 4.14) naar analogie moet worden toegepast. Partijen hebben daartegen geen concrete argumenten ingebracht, zodat ook de kantonrechter daarvan uitgaat.
4.41.
Daaruit volgt dat Tata Steel de overeenkomst kon opzeggen, maar dat zij schadeplichtig is, als de beëindiging van de overeenkomst in een “inopportune time” plaatsvond.
Tussenconclusie: de opzegging heeft geleid tot het eindigen van de overeenkomst
4.42.
Dit leidt tot de tussenconclusie dat (veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de brief van 13 februari 2018 moet worden uitgelegd als een eenzijdige opzegging en zo’n opzegging niet enkel via de rechter kan) die opzegging rechtsgeldig is geweest, ook indien artikel 307 CC niet analoog van toepassing is. De vraag of die opzegging is gedaan in een “
inopportune time” is immers alleen van belang voor de vraag of Tata Steel schadevergoedingsplichtig is. Deze vraag zal hierna (vanaf 4.45) worden besproken.
4.43.
Dit betekent ook dat het standpunt van Steel Flow, dat de overeenkomst alleen kan worden beëindigd met wederzijdse instemming (en dus onverkort doorloopt zolang Steel Flow niet instemt met de beëindiging), naar het Mexicaanse recht niet opgaat. Tata Steel schiet dan dus ook niet tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst ná 1 april 2018, omdat de overeenkomst is beëindigd (nog steeds uitgaande van de veronderstelling dat de brief van 13 februari 2018 moet worden uitgelegd als een eenzijdige opzegging en een eenzijdige beëindiging niet enkel via de rechter kan).
4.44.
Ter zitting heeft Steel Flow betoogd dat - zelfs indien artikel 2596 CCF analoog wordt toegepast - met de daarin bedoelde beëindiging enkel het mandaat eindigt, maar de agentuurovereenkomst (als juridische fictie) intact blijft en de aanspraak op provisie doorloopt. De kantonrechter volgt Steel Flow daarin niet. Het IJI-rapport biedt geen steun voor die lezing. In de betreffende passage van het IJI-rapport (paragraaf 38 en 39) wordt immers gesproken over “
het beëindigen van de agentuurovereenkomst” en niet over de enkele beëindiging van het mandaat.
Schadevergoedingsverplichting van Tata Steel (als niet 307 CC, maar 2596 CCF van toepassing is)
4.45.
Op de vraag om een nadere uitleg van een beëindiging op een “
inopportune time” heeft de correspondent van het IJI geantwoord dat een opzegtermijn van “
several months” (nummer 41 van IJI-rapport), wellicht zes maanden (nr. 43 van het IJI-rapport) en/of betaling van een “
lump sum” onder omstandigheden een passende beëindiging kunnen geven, afhankelijk van de omstandigheden, maar dat in de jurisprudentie geen concrete indicaties worden gegeven.
4.46.
Overwogen wordt dat in de brief van 13 februari 2018 een opzegtermijn is gehanteerd tot eind maart 2018, dus circa 1,5 maand. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een opzegging op een “
inopportune time”. Gelet op de duur van de bestaande agentuurovereenkomst van 13 jaar ten tijde van de opzegging, kon met een dergelijke korte opzegtermijn niet worden volstaan. Weliswaar is de opzegging al in mei 2017 en augustus 2017 mondeling aangekondigd aan Steel Flow, maar toen is nog niet gemeld tegen welke datum er zou worden opgezegd. Verder is er geen gevolg gegeven aan de brief van Tata Steel van 15 december 2017. Daarom neemt de kantonrechter de brief van 13 februari 2018 tot uitgangspunt, omdat toen de opzegging pas definitief was (veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat die brief kan worden aangemerkt als geldige eenzijdige opzegging).
4.47.
In het licht van de onweersproken stellingen van Steel Flow over de omzet die zij genereerde met de agentuurrelatie (van bijna € 300.000,- in 2017) maakte de aangeboden lump sum van USD 50.000,- (die dus gelijkstaat aan circa twee maanden doorbetaling) naar het oordeel van de kantonrechter, in het licht van de besproken inhoud van het IJI-rapport, de opzegging evenmin passend.
4.48.
Dit betekent dat (als artikel 307 CC niet analoog van toepassing is, en veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat de brief van 13 februari 2018 een geldige opzegging is) Tata Steel verplicht is de schade te vergoeden die Steel Flow leidt door de opzegging op een “
inopportune time”.
Omvang schadevergoeding (als niet 307 CC, maar 2596 CCF van toepassing is)
4.49.
Steel Flow betoogt dat Tata Steel schadevergoeding verschuldigd is ter hoogte van de misgelopen provisie, die tot op heden doorloopt, omdat dat de schade is die Steel Flow lijdt door de opzegging (althans het niet correct nakomen) van de overeenkomst door Tata Steel.
4.50.
Dit betoog van Steel Flow wordt niet gevolgd. Beoordeeld moet namelijk niet worden welke schade Steel Flow lijdt door de opzegging, maar welke schade Steel Flow lijdt door
onredelijkeopzegging (op een “
inopportune time”). Het IJI-rapport biedt geen steun aan het standpunt van Steel Flow dat vanwege de opzegging van Tata Steel op een “
inopportune time”, Tata Steel tot in het oneindige (althans, totdat overeenstemming is bereikt over de beëindiging) verplicht is de misgelopen provisie aan Steel Flow te blijven vergoeden.
4.51.
Uit het IJI-rapport leidt de kantonrechter af dat de omvang van de schadevergoeding verband houdt met (“is vervat in”) de redelijke opzegtermijn die in acht moet worden genomen (paragraaf 42 van het IJI-rapport). Daarbij acht de kantonrechter verder relevant dat uit de verklaringen van Steel Flow ter zitting blijkt dat Steel Flow weliswaar in grote mate afhankelijk was van Tata Steel, maar dat Steel Flow geen grote investeringen heeft gedaan ten behoeve van (de agentuur voor) Tata Steel, behalve de gemaakte reiskosten.
4.52.
Bij het vaststellen van de omvang van de schadevergoeding, kunnen verder de uitspraken die de lagere Mexicaanse rechters hebben gedaan in de procedure tussen Steel Flow en Tata Steel Mexico niet buiten beschouwing blijven. Volgens Steel Flow zijn die uitspraken van belang voor de beëindigingsvergoeding en niet voor de schadevergoeding, maar daarin wordt zij niet gevolgd. In de uitspraken van de Mexicaanse rechters wordt steeds uitdrukkelijk gesproken over een schadevergoeding in verband met het eindigen van de overeenkomst. Op de gevorderde beëindigingsvergoeding zal hieronder (vanaf 4.56) nader worden ingegaan.
4.53.
In eerste en tweede instantie is Tata Steel Mexico in de Mexicaanse procedure veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van USD 1.777.700,28 in verband met de beëindiging van de overeenkomst. De schadevergoeding is in deze uitspraken gebaseerd op de jaarprovisie (van de laatste twaalf maanden), vermenigvuldigd met zes jaar, zijnde de helft van het aantal jaar dat de overeenkomst heeft geduurd. Deze uitspraken zijn echter door de Mexicaanse hoogste rechter vernietigd. Volgens Steel Flow hield deze vernietiging uitsluitend verband met het feit dat Tata Steel Mexico was gedagvaard, in plaats van Tata Steel. Tata Steel weerspreekt dat en stelt dat de hoogste Mexicaanse rechter ook tot vernietiging is overgegaan omdat een juridische grondslag voor de vordering van Steel Flow ontbrak.
4.54.
Overwogen wordt dat uitsluitend een vertaling van de laatste pagina van de uitspraak van de hoogste Mexicaanse rechter is overgelegd, zodat de kantonrechter deze stellingen van partijen niet goed kan beoordelen. Ook wordt geconstateerd dat de door de Mexicaanse lagere rechters toegewezen schadevergoeding (die gelijkstaat aan een opzegtermijn van zes
jaar) een wezenlijk andere orde van grootte lijkt te hebben dan in het IJI-rapport wordt vermeld. Daarin wordt immers gesproken over een redelijke opzegtermijn van (wellicht) zes
maanden.
4.55.
Daarom is de kantonrechter voornemens het IJI een (nadere) vraag te stellen over de begroting van de schadevergoeding naar Mexicaans recht bij beëindiging van een (in de wet onbenoemde) “
agency agreement” op een “
inopportune time”. Meer specifiek zal de kantonrechter het IJI vragen of de begroting op basis van de jaarprovisie vermenigvuldigd met de helft van het aantal jaren dat de overeenkomst heeft geduurd i) in de zaak tussen Steel Flow en Tata Steel Mexico door de hoogste rechter is bevestigd of ontkracht (of anderszins is besproken), en ii) steun vindt in (andere) jurisprudentie of literatuur.
Klanten-, goodwill-, of beëindigingsvergoeding
4.56.
Uit het IJI-rapport volgt dat het concept van een klanten-, goodwill-, of beëindigingsvergoeding is vervat in de toets naar de redelijkheid van de beëindiging en de mogelijke termijnen in dat kader (paragraaf 42 van het rapport). De kantonrechter gaat daarvan uit. Er bestaat dus geen grondslag voor toewijzing van een beëindigingsvergoeding bovenop een eventuele schadevergoeding.
4.57.
Steel Flow betoogt dat uit de uitspraken van de lagere Mexicaanse rechters in de procedure tegen Tata Steel Mexico duidelijk is dat in de onderhavige omstandigheden naar Mexicaans recht tóch een beëindigingsvergoeding verschuldigd is (van USD 1.777.700,28), maar dat betoog slaagt niet. Blijkens de overgelegde vertalingen van die uitspraken gaat het om een “schadevergoeding”. Nergens blijkt uit dat een beëindigingsvergoeding betrof en dat Steel Flow daarop dus recht heeft bovenop de eventuele schadevergoeding. De enkele omstandigheid dat in de uitspraken van de lagere Mexicaanse rechters ook acht is geslagen op het voordeel dat Tata Steel van de klanten in Mexico geniet, is onvoldoende om aan te nemen dat (in afwijking van het IJI-rapport) Steel Flow toch recht heeft op een separate beëindigingsvergoeding.
4.58.
Het deel van de vorderingen dat betrekking heeft op een afzonderlijke klanten-, goodwill-, of beëindigingsvergoeding zal daarom worden afgewezen.
Voorgenomen nadere vragen aan het IJI
4.59.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens de volgende aanvullende vragen te stellen aan het IJI te Den Haag:
Welke maatstaf geldt naar het Mexicaans recht voor de uitleg van verklaringen? (zie voor een nadere toelichting 4.23 van dit vonnis).
Moet eenzijdige opzegging van een (agentuur)overeenkomst gerechtelijk worden aangekondigd voordat zij effect kan hebben? Wat houdt gerechtelijke aankondiging in? (zie voor een nadere toelichting 4.25 van dit vonnis).
Als de overeenkomst niet is opgezegd, loopt de verplichting van Tata Steel om 2% provisie te betalen dan door totdat de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd? Is daarvoor bijvoorbeeld relevant in hoeverre Steel Flow werkzaamheden heeft verricht voor Tata Steel en of Tata Steel Steel Flow gelegenheid heeft geboden die werkzaamheden te verrichten? (zie voor een nadere toelichting 4.26 en 4.27 van dit vonnis).
Vormt de in 4.36 en 4.37 weergegeven samenvatting een (op hoofdlijnen) correcte weergave van de systematiek van het Mexicaanse recht? Kan daaruit de gevolgtrekking worden gemaakt dat het meer voor de hand ligt om op de opzegging van een (in de wet onbenoemde) “
agency agreement” artikel 2596 CCF analoog toe te passen, en niet uit te gaan van analoge toepassing van artikel 307 CC?
Indien (niet artikel 307 CC, maar) artikel 2596 CCF analoog wordt toegepast op de opzegging van een in de wet onbenoemde “
agency agreement”:
  • Welke aanknopingspunten/criteria gelden voor het begroten van de schadevergoeding bij beëindiging op een “
  • Is de begroting van de schadevergoeding op basis van de jaarprovisie vermenigvuldigd met de helft van het aantal jaren dat de overeenkomst heeft geduurd, door de hoogste Mexicaanse rechter in de zaak tussen Steel Flow en Tata Steel Mexico bevestigd of ontkracht (of anderszins inhoudelijk besproken)?
  • Vindt de begroting van de schadevergoeding op basis van de jaarprovisie vermenigvuldigd met de helft van het aantal jaren dat de overeenkomst heeft geduurd, steun in de (andere) jurisprudentie, literatuur of elders?
4.60.
De kosten van het IJI worden door de kantonrechter ten laste van ’s Rijks kas gebracht. Wellicht ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat op het IJI een geheimhoudingsplicht rust.
4.61.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten over deze voorgenomen vragen aan het IJI.
4.62.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
28 februari 2024om partijen gelijktijdig in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het in 4.59 overwogene;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging van 14 maart 1978.