ECLI:NL:RBNHO:2024:7147

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
342221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onterecht betaalde zorgdeclaraties door gemeenten aan jeugdhulpaanbieder

In deze zaak vorderen zeven gemeenten uit de regio's IJmond en Kennemerland dat de gedaagde, een jeugdhulp- en Wmo-aanbieder, een deel van de betaalde zorgdeclaraties terugbetaalt. De gemeenten stellen dat de gedaagde in de periode van 2018 tot en met 2021 zorg heeft verleend die niet was gecontracteerd en bovendien facturen heeft gestuurd voor tijd die niet direct aan de zorg voor de cliënt is besteed. Daarnaast wordt gesteld dat de verslaglegging in de dossiers van de gedaagde onvoldoende was en dat er sprake is van onterechte zorgdeclaraties en valsheid in geschrifte. De gedaagde heeft deze beschuldigingen gemotiveerd betwist en verweer gevoerd.

De rechtbank heeft de vorderingen van de gemeenten afgewezen. De gemeenten baseerden hun vorderingen voornamelijk op een onderzoeksrapport dat in hun opdracht was opgesteld. De gedaagde heeft echter vele bezwaren aangevoerd tegen de totstandkoming van dit rapport en de daarin getrokken conclusies. De rechtbank oordeelt dat de gemeenten niet aan hun stelplicht hebben voldaan, omdat zij op het verweer van de gedaagde en de bezwaren tegen het onderzoeksrapport niet of nauwelijks hebben gereageerd. Hierdoor zijn de vorderingen van de gemeenten afgewezen en zijn zij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/342221 / HA ZA 23-407
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van

1.GEMEENTE BEVERWIJK,

te Beverwijk,
2.
GEMEENTE BLOEMENDAAL,
te Overveen,
3.
GEMEENTE HAARLEM,
te Haarlem,
4.
GEMEENTE HEEMSKERK,
te Heemskerk,
5.
GEMEENTE HEEMSTEDE,
te Heemstede,
6.
GEMEENTE VELSEN,
te IJmuiden,
7.
GEMEENTE ZANDVOORT,
te Zandvoort,
eiseressen,
hierna samen te noemen: de Gemeenten,
advocaten: mr. W.I. Koelewijn, R. Fahner en R. Bertens te Utrecht,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[gedaagde],
te [plaats 1],
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaten: mr. W.G. Jonker en J.Th.A. de Keijzer te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1.
Zeven gemeenten uit de regio’s IJmond en Kennemerland vorderen dat [gedaagde] (een jeugdhulp en Wmo-aanbieder) een deel van de betaalde zorgdeclaraties terugbetaalt. Volgens de Gemeenten heeft [gedaagde] in de jaren 2018 tot en met 2021 zorg verleend die niet was gecontracteerd en bovendien facturen gestuurd voor tijd die niet direct is besteed aan de zorg voor de cliënt. Ook zijn er dossiers van [gedaagde] waarin de verslaglegging volgens de Gemeenten onvoldoende is. Volgens de Gemeenten heeft [gedaagde] welbewust onterechte zorgdeclaraties ingediend en heeft zij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen een en ander en de stellingen van de Gemeenten gemotiveerd betwist.
1.2.
De rechtbank wijst de vorderingen van de Gemeenten af. De Gemeenten baseren hun vorderingen vooral op een onderzoeksrapport dat in hun opdracht is opgesteld. [gedaagde] heeft vele bezwaren aangevoerd tegen de totstandkoming van het onderzoeksrapport en de daarin getrokken conclusies en ook overigens uitgebreid verweer gevoerd. Volgens [gedaagde] is wel degelijk de gecontracteerde zorg (begeleiding) geleverd en is uitsluitend direct cliëntgebonden tijd gefactureerd. Omdat de Gemeenten op het verweer van [gedaagde] en op de gemotiveerde en overtuigende bezwaren tegen (de totstandkoming van) het onderzoeksrapport niet of nauwelijks (meer) hebben gereageerd, hebben de Gemeenten niet aan de op hen rustende stelplicht voldaan en worden alle vorderingen van de Gemeenten afgewezen

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast, en de daarin genoemde stukken;
  • de akte houdende eiswijziging tevens houdende overlegging producties met producties 14 tot en met 16 van de Gemeenten;
  • de mondelinge behandeling van 18 maart 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt en waarbij door partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

3.De feiten

Partijen
3.1.
De eiseressen zijn zeven gemeenten in de regio’s IJmond en Kennemerland die gezamenlijk uitvoering geven aan hun wettelijke taken krachtens de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo).
3.2.
[gedaagde] is een jeugdhulp en Wmo-aanbieder. De onderneming is opgericht in 2005 en heeft inmiddels locaties in [plaats 1], [plaats 2], [plaats 3] en [plaats 4].
Aanbesteding en overeenkomsten
3.3.
De Stichting Regionaal Inkoopbureau IJmond en Kennemerland (Stichting RIJK) heeft in 2017 namens de Gemeenten een aanbesteding uitgeschreven voor de inkoop van dienstverlening op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
3.4.
Aan [gedaagde] zijn overeenkomsten gegund voor de levering van de volgende producten:
Product 1.1 Begeleiding ambulant A (Jeugdwet)
Product 1.2 Begeleiding ambulant B (Jeugdwet)
Product 5.1 Gezinsbegeleiding
Product 5.2 Begeleiding ambulant A (jongvolwassenen)
Product 5.3 Begeleiding ambulant B (jongvolwassenen)
Product 6.1 Begeleiding ambulant (Wmo)
3.5.
In 2017 hebben de Gemeenten ieder afzonderlijk een “Overeenkomst Wmo 2015 en Jeugdwet” gesloten met [gedaagde] (hierna: de overeenkomsten). De overeenkomsten gingen in op 1 januari 2018 en hadden een looptijd van drie jaar. Daarna zijn zij tweemaal met een jaar verlengd.
3.6.
Van de overeenkomsten maken het aanbestedingsdocument en het programma van eisen onderdeel uit. In het aanbestedingsdocument en programma van eisen is voor product 1.1 (begeleiding ambulant A (Jeugdwet)) de volgende omschrijving vermeld:

Product: Begeleiding ambulant A
De jeugdige en zijn/haar gezin worden zodanig motiverend, adviserend en instruerend ondersteund dat zij in staat zijn zo zelfredzaam mogelijk de algemene dagelijkse levensverrichtingen (leren) uit te voeren, een gestructureerd huishouden (leren) te voeren, sociale relaties aan te gaan en te onderhouden en maatschappelijk te participeren. De begeleiding draagt bij aan het vergroten van de draagkracht van het gezin en aan het oplossen van opvoedproblemen, zodat de jeugdige opgroeit in een veilige omgeving. (…)”
3.7.
Voor de beschrijving van product 1.2 is verwezen naar de beschrijving van product 1.1. Voor producten 5.1, 5.2, 5.3 en 6.1 zijn eveneens beschrijvingen opgenomen, die (deels) overeenstemmen met de omschrijving van product 1.1.
3.8.
Ten aanzien van het (niet aan [gedaagde] gegunde) product “behandeling individueel A (Jeugdwet)” is in het programma van eisen het volgende vermeld:

De jeugdige wordt individueel behandeld gericht op het ontwikkelen en aanleveren van praktische, cognitieve, emotionele vaardigheden, waarbij de mogelijkheden van de jeugdige optimaal worden benut, zodat een zo zelfstandig mogelijk niveau van functioneren bereikt kan worden. De behandeling is gericht op herstel of voorkoming van verergering van gedragsproblemen, op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag en het realiseren van een blijvende verbetering in het functioneren. De behandeling kan ook gericht zijn op het verbeteren van de interactie binnen het gezin. Het gaat hierbij om gerichte professionele interventies. (…)”
3.9.
In het aanbestedingsdocument is verder onder meer het volgende bepaald:

Facturatie van de geleverde ondersteuning dient plaats te vinden conform het hiervoor geldende tarief. Voor de omvang van de te factureren inzet onderscheidt Opdrachtgever: Direct cliëntgebonden tijd, Indirect cliëntgebonden tijd en Niet cliëntgebonden tijd. Uitgangspunt is dat Opdrachtnemer uitsluitend de Direct cliëntgebonden tijd factureert, met uitzondering van de Producten jeugd-GGZ, waar ook de Indirect cliëntgebonden tijd mag worden gefactureerd. Niet cliëntgebonden tijd kan niet gefactureerd worden.
Direct cliëntgebonden tijd
Indirect cliëntgebonden tijd
Niet cliëntgebonden tijd
Face to face contact of contact via telefoon mail of internet met de client individueel of met de cliënt en het netwerk samen.
- Cliëntgebonden overleg
- cliëntgebonden registratie,
waaronder het Elektronisch
cliëntdossier en de Routine
Outcome Monitoring
- Reistijd naar en van de cliënt
- Verlof
- Ziekte en ander verzuim
- Algemeen (werk)overleg
- Overige registratie en communicatie
- Opleiding
- Reistijd overig”
3.10.
Gedurende de contractperiode heeft [gedaagde] facturen ingediend bij de Gemeenten. Op die facturen stond vermeld dat begeleiding is geleverd. De facturen zijn door de Gemeenten aan [gedaagde] voldaan.
Onderzoek Follow The Money en melding IKZ
3.11.
In het najaar van 2021 heeft het platform Follow the Money een artikel gepubliceerd, waarin is vermeld dat [gedaagde] volgens haar gepubliceerde jaarcijfers in de jaren 2017 tot en met 2019 een bedrijfswinst heeft behaald van € 1.184.942,- (zijnde ongeveer 50% van haar omzet).
3.12.
Op 8 november 2021 heeft het Informatie Knooppunt Zorgfraude (hierna: IKZ) een “
melding vermoeden van zorgfraude” toegestuurd aan de Gemeenten. Bij deze melding is (onder meer) een verslag gevoegd van gesprekken tussen een toezichthouder en een anonieme ex-medewerkster van [gedaagde] waarin deze (onder meer) verklaart dat bij [gedaagde] stelselmatig méér tijd werd geschreven dan er zorg werd verleend en behandeling werd aangeboden terwijl alleen begeleiding was toegekend.
3.13.
Per brief van 16 augustus 2022 aan [gedaagde] heeft de gemeente Heemskerk (mede namens de overige Gemeenten) gemeld dat de Gemeenten hebben geconstateerd dat (vermoedelijk) sprake is van een aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming en dat zij geen toestemming geven voor de overname van de eenmanszaak (althans de overeenkomsten) door de nieuw opgerichte vennootschap van [gedaagde].
Het fraudeonderzoek
3.14.
Op 7 september 2022 heeft de gemeente Heemskerk namens de Gemeenten aangekondigd dat fraudeonderzoek zal worden verricht en [gedaagde] gevraagd daartoe informatie aan te leveren. In het daarbij gevoegde “
Specifiek controleplan” is vermeld dat het doel van het onderzoek is het vaststellen of sprake is van fraude door [gedaagde] (in de zin van de Regeling Jeugdwet), en secundair vaststellen of de Jeugdwet-declaraties rechtmatig zijn.
3.15.
De Gemeenten hebben een onderzoek laten uitvoeren door Kempos B.V. (hierna: Kempos), gevestigd te Ter Apel. Kempos exploiteert een onderzoeksbureau, dat is opgericht in 2018 door registeraccountants [betrokkene 1] en [betrokkene 2].
3.16.
De reikwijdte van het onderzoek betreft (zorg die is gestart in) de periode 2018 tot en met 2021. In die periode heeft [gedaagde] voor 430 dossiers zorg gedeclareerd bij de Gemeenten. Kempos heeft van die 430 dossiers 100 (door de Gemeenten geselecteerde) dossiers onderzocht.
3.17.
Ter uitvoering van het onderzoek heeft op 20 oktober 2022 een bespreking plaats gevonden tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van Kempos, en [gedaagde]. Bij een tweede (en laatste) bespreking tussen Kempos en [gedaagde] op 17 november 2022 was ook de door Kempos ingeschakelde medische professional aanwezig, mevrouw [betrokkene 3], een klinisch psycholoog op het gebied van verslavingszorg. [betrokkene 3] heeft zich in december 2022 teruggetrokken uit het onderzoek. Vervolgens is [betrokkene 4] (psychiater in de ouderenzorg), tevens echtgenote van [betrokkene 1], betrokken geweest bij het onderzoek.
3.18.
Op 27 december 2022 is tussen de Gemeenten en [gedaagde] een “overbruggingsovereenkomst” gesloten, op grond waarvan [gedaagde] in 2023 jeugdzorg heeft verleend binnen de Gemeenten.
Concept-rapport
3.19.
Op 13 maart 2023 heeft Kempos een conceptrapport aan [gedaagde] toegestuurd met het verzoek daarop te reageren. Onder meer is daarin vermeld dat de zorgprofessionals op basis van de vastleggingen in de ECD’s (Elektronisch cliëntendossiers; hierna: de dossiers) een inschatting hebben gemaakt van welke zorg is geleverd en dat in 91 (van de onderzochte 100) dossiers sprake is geweest van behandeling in plaats van de gecontracteerde begeleiding, of een combinatie van begeleiding en behandeling. Verder is vermeld dat [gedaagde] ook indirect cliëntgebonden tijd heeft gefactureerd.
3.20.
Op 16 maart 2023 heeft Kempos op verzoek van [gedaagde] een aanvullende tabel verstrekt aan [gedaagde], waarin per dossier is vermeld of volgens de onderzoekers sprake is van begeleiding of behandeling (of een combinatie daarvan).
3.21.
[gedaagde] heeft op 31 maart 2023 schriftelijk gereageerd op het conceptrapport van Kempos. Onder meer heeft [gedaagde] gevraagd welk toetsingskader is gehanteerd voor de beoordeling of sprake is van behandeling dan wel begeleiding, en die beoordeling per dossier inzichtelijk te maken. Voor de in het conceptrapport genoemde gefactureerde indirect cliëntgebonden tijd heeft [gedaagde] in haar reactie de volgende verklaring gegeven:
“Facturatie/Administratie’: ‘Facturatie/administratie wordt gebruikt als er een beschikking is voor het hele gezin of als de ouder(s) naast het kind zelf ook begeleiding ontvangen.
In verband met privacy hebben we er voor gekozen de consulten van alle gezinsleden niet allemaal in een dossier te plaatsen maar om aparte dossiers aan te maken. Er kan dan bijvoorbeeld een familiedossier zijn (vaak begeleiding in de thuissituatie), een dossier op moeder, een dossier op vader en een dossier op het kind. Alleen de consulten van het kind kunnen echter van uit het declaratieproces gefactureerd worden (de andere gezinsleden hebben niet allemaal apart een beschikking). De gezinsleden waarop geen eigen beschikking is maar wel worden gezien, daar worden de consulten bijgehouden in hun eigen dossier. Kenmerkend voor deze dossiers is de oranje kleur van de afspraken. Het aantal minuten van deze afspraken wordt bijgehouden en wordt als lichtblauwe balk ‘facturatie/administratie in het dossier van de client gezet die de beschikking heeft. Zo worden de gemaakte uren van de gezinsleden die geen beschikking hebben wel gefactureerd.
Een voorbeeld van facturatie/ administratie (dient 731.3 (dossier 3)):
Deze client heeft een beschikking voor het gehele gezin. Alle minuten voor de volgende cliënten worden geschreven in het dossier van het kind
(…)
950 familie dossier
586 (…)
704 (…)
Wanneer een professional een van deze drie cliënten heeft gezien, staat dit in zijn of haar agenda middels een oranje vak. Alle tekst hiervan is privacy gevoelig en staat dan ook in het dossier van die desbetreffende client. Echter zijn deze minuten nog niet te declareren want deze drie cliënten hebben geen beschikking. Daarom werd er elke week een facturatie balk geplaatst in de agenda om alle minuten die gemaakt zijn van deze drie cliënten in het dossier van (…) te zetten. Op deze manier werden deze gemaakte minuten gedeclareerd naar de gemeente. Deze komen dan in zijn dossier als facturatie/administratie.
Voorbeeld: 731.3. : Er staat een consult in dit dossier op 06-03-2020 van 495 minuten van professional (…). Wanneer je naar de agenda van (…) gaat in de week van 06-03-2020 kan je zien dat er zoveel minuten zijn gebruikt voor client 950 Familie dossier. Dit verklaart de 495 minuten die in zijn dossier staan.”
Definitief onderzoeksrapport
3.22.
Het “
rapport van feitelijke bevindingen”(hierna: het onderzoeksrapport) van Kempos is op 2 juni 2023 vastgesteld. In het onderzoeksrapport is (onder meer en voor zover hier van belang) het volgende vermeld:

GELEVERDE PRESTATIES
De zorgprofessionals hebben op basis van de vastleggingen, in het ECD beoordeeld welk type zorgverlening er geleverd is. In onderstaande tabel is de uitkomst weergegeven.
Aard zorg
Dossiers
Minuten
Begeleiding cliënt
10
80.405
Begeleiding cliënt, begeleiding ouder
1
12.87
Begeleiding cliënt en behandeling moeder
1
12.63
Behandeling cliënt
66
719.395
Behandeling cliënt, begeleiding ouder
1
42.045
Combinatie
13
134.719
Geen begeleiding, alleen kennismaking
2
4.41
Geen of te weinig vastleggingen
6
74.76
Totaal
100
1.081.234
(…)
Een groot deel van de zorgprestaties is door de zorgprofessionals aangemerkt als behandeling. Hierbij wordt uitdrukkelijk geen oordeel gegeven over de passendheid van de behandeling voor betreffende cliënt.
Bij de zorgprestaties die aangemerkt zijn als behandeling wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van cognitieve gedragstherapie, cognitieve herstructurering, exposure, de angstladder, sociale vaardigheidstraining, verbetering van de emotieregulatie en behandeling van het zelfbeeld.
Bij de zorgprestatie die als combinatie is aangemerkt, heeft middels spelelementen en speltherapieën behandeling van de cliënt plaatsgevonden, maar heeft ook begeleiding plaatsgevonden bij omgangsmomenten met de vader van de cliënt. Dit dossier is daarom als combinatie aangemerkt.
(…)
Voor een analyse gericht op indirecte tijd richt zich met name op de locatie ‘Facturatie/administratie’. Op basis van omschrijving is dit tijd welke niet te factureren is (indirect cliëntgebonden tijd). Een nadere analyse van deze 2 locaties leidt tot het volgende overzicht, aangevuld met ‘facturatie’ vanuit overige categorieën:
Locatie
Minuten
Bedrag
Facturatie/administratie
211.74
€ 243.947
Overige categorieën
53.79
€ 58.583
Totaal
265.53
€302.530
Bovenstaande analyse toont aan dat gedurende de onderzoeksperiode 265.530 minuten is gedeclareerd waarvoor (op basis van omschrijving) geen directe zorg is geleverd. Uit het cliëntendossier blijkt niet/onvoldoende dat zorg is geleverd.“
3.23.
In bijlage 2 bij het onderzoeksrapport is verder het volgende vermeld:

BIJLAGE 2 OPVOLGING INPUT ZORGAANB1EDER
Het eerste concept rapport is op 13 maart 2023 om 10:31 uur gedeeld met de zorgaanbieder. Als eerste reactie zijn vragen gesteld omtrent de onderbouwing van de classificatie per dossier. Op 16 maart 2023 om 9:27 uur is aanvullende informatie verstrekt omtrent de classificatie per dossier. Vrijdag 31 maart 18:28 uur is een inhoudelijke reactie ontvangen op het rapport. Onderstaand zijn de aanpassingen opgenomen welke zijn doorgevoerd op basis van de input van de zorgaanbieder;
Input zorgaanbieder
Opvolging
‘De Inhoudelijke bevindingen zijn afgestemd en akkoord bevonden’. Zorgaanbieder is het hier niet mee eens.
Tekst is verwijderd uit rapport (zie inleiding op pagina 2).
Het rapport stelt ‘In de zorgsector is een verhouding tussen personeelskosten en omzet van 70% niet ongebruikelijk.’ Waarop is deze stelling gebaseerd en
wat wil hiermee aangegeven worden?
De tekst is onvoldoende feitelijk en is verwijderd uit het rapport (zie pagina 8 inzake analyse personeelskosten).
Welk toetsingskader is gehanteerd bij de vraag of sprake is van begeleiding of behandeling en waarop is dat concreet gebaseerd?
In bijlage 1 is een toelichting opgenomen ter onderbouwing aan de classificatie (vanaf pagina 24).
Kunt u toelichten wie de beoordelingen heeft of hebben verricht en waarom deze persoon of personen volgens u voldoende deskundig is/zijn om de inhoudelijke beoordeling van de jeugdzorg in dit onderzoek te maken?
In het rapport is een toelichting opgenomen van de zorgprofessionals, functie en BIG-registratie (zie pagina 11).
(…)”
Conservatoir beslag, aangifte en (ingetrokken) ontbinding
3.24.
Na daartoe op 6 juli 2023 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, hebben de Gemeenten diezelfde dag conservatoir (derden-)beslag laten leggen op de aandelen van [gedaagde] in [gedaagde] B.V. en [gedaagde] Holding B.V., op de woning van [gedaagde] en op al hetgeen Rabobank, ING Bank en ABN Bank aan [gedaagde] verschuldigd is.
3.25.
Op 7 juli 2023 hebben de Gemeenten de overbruggingsovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbonden en gemeld dat zij bij de politie aangifte zullen doen tegen [gedaagde]. Op 21 juli 2023 zijn de Gemeenten teruggekomen op de ontbinding van de overbruggingsovereenkomst.
3.26.
Op 10 en 24 juli 2023 heeft [gedaagde] gevraagd om informatie over het door Kempos verrichte onderzoek. De Gemeenten hebben op 31 augustus 2023 informatie aan [gedaagde] toegestuurd. [gedaagde] heeft op 6 september 2023 gevraagd om de missende informatie.
3.27.
[gedaagde] heeft ook informatie opgevraagd bij Kempos, IKZ en het OM, die aan die informatieverzoeken niet hebben voldaan.

4.Het geschil

4.1.
De Gemeenten vorderen - samengevat en na wijziging van eis - dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
  • voor zover het de gemeente Beverwijk betreft: € 423.952,-,
  • voor zover het de gemeente Bloemendaal betreft: € 38.822-,
  • voor zover het de gemeente Haarlem betreft: € 8.023,-,
  • voor zover het de gemeente Heemskerk betreft: € 295.466,-
  • voor zover het de gemeente Heemstede betreft: € 1.931,-,
  • voor zover het de gemeente Velsen betreft: € 107.746-,
  • voor zover het de gemeente Zandvoort betreft: € 974,-,
  • voor zover het de Gemeente Heemskerk betreft: € 93.000,- in verband met de onderzoekskosten van Kempos,
steeds te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a 6W en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de declaraties zijn voldaan, althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag der gehele voldoening.
Subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
  • voor zover het de gemeente Beverwijk betreft: € 145.649,-,
  • voor zover het de gemeente Bloemendaal betreft: € 23 088,-,
  • voor zover het de gemeente Haarlem betreft: € 4.099,-,
  • voor zover het de gemeente Heemskerk betreft: € 89.941,-
  • voor zover het de gemeente Velsen betreft: € 39.752,-;
steeds te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a 6W en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de declaraties zijn voldaan, althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag der gehele voldoening.
Meer subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
  • voor zover het de gemeente Beverwijk betreft: € 35.614,-,
  • voor zover het de gemeente Haarlem betreft: € 4.171,-,
  • voor zover het de gemeente Heemskerk betreft: € 25.185,-
  • voor zover het de gemeente Velsen betreft: € 4.595,-;
steeds te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW en subsidiair de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, zulks te rekenen vanaf de dag waarop de declaraties zijn voldaan, althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag der gehele voldoening.
Meest subsidiair:
[gedaagde] gebiedt in de toekomst ongekwalificeerd en zonder beperkingen medewerking te verlenen aan nieuwe en/of nadere onderzoeken (in te stellen door de individuele gemeenten of de gemeenten tezamen) naar de rechtmatigheid van declaraties voor door [gedaagde] geleverde jeugdhulp en/of maatschappelijke ondersteuning gedurende de looptijd van de overeenkomsten, op straffe van een dwangsom.
een en ander in alle gevallen met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het conservatoir beslag alsmede de kosten van het geding, te vermeerderen me de nakosten en de wettelijke rente.
4.2.
De Gemeenten leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag.
Uit het onderzoeksrapport van Kempos blijkt dat schaarse publieke middelen zijn betaald aan [gedaagde] voor behandeling, terwijl daarvoor geen opdracht bestond. Ook heeft [gedaagde] ten onrechte niet-cliëntgebonden tijd, althans indirect cliëntgebonden tijd gedeclareerd, terwijl in de overeenkomst is bepaald dat alleen direct cliëntgebonden tijd mag worden gedeclareerd. Meer subsidiair zijn facturen betaald voor dossiers waarin door de onderzoekers onvoldoende vastleggingen zijn teruggevonden, althans waarin alleen een kennismaking heeft plaatsgevonden. Er is sprake van onverschuldigde betaling, dan wel een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten, zodat [gedaagde] een deel van de betaalde zorgdeclaraties moet terugbetalen, althans schadevergoedingsplichtig is, aldus nog steeds het betoog van de Gemeenten.
4.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze procedure staat de vraag centraal of [gedaagde] een deel van de betaalde zorgdeclaraties uit de periode 2018 tot en met 2021, aan de Gemeenten moet terugbetalen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeenten, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], niet aan hun stelplicht hebben voldaan, zodat de vorderingen zullen worden afgewezen. In het navolgende zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dit oordeel komt.
De verklaring van de ex-medewerkster
5.3.
De Gemeenten hebben zich in de dagvaarding onder meer beroepen op de verklaring van de anonieme oud-medewerkster van [gedaagde]. De oud-medewerkster verklaart (kort gezegd) dat binnen [gedaagde] stelselmatig meer tijd werd gefactureerd dan zorg werd verleend, omdat de door de gemeenten gestelde vastgestelde tarieven niet kostendekkend waren. Bijvoorbeeld werd voor één uur geleverde zorg, één uur en vijftien minuten (of twee uur) gefactureerd. Ook verklaart de oud-medewerker dat [gedaagde] 70 á 80% behandeling bood en 30% begeleiding, terwijl alleen begeleiding was toegekend.
5.4.
[gedaagde] heeft de inhoud van de verklaring van de oud-medewerkster concreet weersproken en er onder meer op gewezen dat de betreffende oud-medewerkster uit onvrede is vertrokken bij [gedaagde], hetgeen kan verklaren waarom de oud-medewerkster deze verklaringen heeft afgelegd, aldus [gedaagde].
5.5.
Overwogen wordt dat deze verklaring van de oud-medewerkster onvoldoende concreet is om de toewijzing van de vorderingen van de Gemeenten te rechtvaardigen.
De verklaring van de oud-medewerkster dat voor geleverde zorg méér uren in rekening werden gebracht dan werkelijk zorg was geleverd (omdat de tarieven anders niet kostendekkend waren), is door de Gemeenten niet aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. Dit deel van de verklaring van de oud-medewerkster is daarom voor de onderhavige procedure niet relevant. Bovendien verklaart zij ten aanzien van het onderscheid tussen behandelen en begeleiden dat soms sprake is van een “
grijs gebied” (pagina 17), hetgeen de stellingen van de Gemeenten juist ondergraaft.
De rechtbank zal aan deze (anonieme) verklaring daarom verder voorbijgaan.
De totstandkoming van het onderzoeksrapport van Kempos
5.6.
De Gemeenten baseren hun vorderingen in overwegende mate op het onderzoeksrapport van Kempos. [gedaagde] heeft een groot aantal bezwaren aangevoerd tegen de totstandkoming daarvan.
De bezwaren houden kort samengevat het volgende in:
De keuze van de onderzoekers is niet behoorlijk verantwoord en aan hun deskundigheid moet worden getwijfeld;
De onderzoekers hebben nagelaten een onderzoeksprotocol op te stellen, het onderzoeksdoel tussentijds gewijzigd, en door betrokkenheid van de Gemeenten beïnvloeding van het onderzoek toegestaan;
Het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden doordat
a. in het concept rapport niet inzichtelijk is gemaakt op grond van welke uitgangspunten, respectievelijk bevindingen de onderzoekers tot oordelen komen, zodat een behoorlijke reactie niet kon worden gegeven, en
b. met de reactie die wel is gegeven niets of onvoldoende is gedaan.
De rechtbank zal de bezwaren in deze volgorde bespreken.
5.7.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat onduidelijk is gebleven hoe de Gemeenten (alle gevestigd te Noord-Holland) terecht zijn gekomen bij een onderzoeksbureau dat is gevestigd in Ter Apel (Groningen)
Ter zitting hebben de Gemeenten toegelicht dat zij via-via bij Kempos terecht zijn gekomen, waarmee de vragen van [gedaagde] over de deskundigheid en onafhankelijkheid van Kempos niet zijn weggenomen.
5.8.
Ten aanzien van de door Kempos ingeschakelde medisch professionals heeft [gedaagde] voorts gemotiveerd aangevoerd dat [betrokkene 3] (psycholoog, gespecialiseerd in verslavingszorg) op het hier relevante vakgebied (jeugdzorg/Wmo), geen specifieke deskundigheid heeft. De Gemeenten hebben dat niet weersproken, maar aangevoerd dat het onderscheid tussen begeleiding en behandeling op alle gebieden in de zorg op dezelfde wijze wordt gehanteerd.
5.9.
De rechtbank overweegt dat deze reactie van de Gemeenten de vraag onbeantwoord laat waarom er niet (door Kempos) voor is gekozen om een deskundige op het gebied van de Jeugdwet en Wmo in te zetten voor het onderzoek. De Gemeenten betogen dat de medische professionals de dossiers hebben getoetst aan de bepalingen van de overeenkomsten. Kennelijk wordt gedoeld op de beschrijvingen van de producten die zijn geciteerd in 3.6 en 3.8 van dit vonnis. Gelet op de inhoud daarvan dringt de gedachte zich op dat een medisch professional die geen deskundigheid en (praktijk)ervaring op het gebied van jeugdzorg/Wmo heeft onvoldoende is toegerust is om een dergelijke beoordeling uit te voeren. Gelet op de zeer verstrekkende gevolgen die de Gemeenten aan dit oordeel wensen te verbinden dient de kundigheid van de beoordelaar boven iedere twijfel verheven te zijn.
5.10.
Ter zitting heeft [gedaagde] bovendien aangevoerd dat de andere medische professional die aan het onderzoek heeft bijgedragen, [betrokkene 4], de echtgenote is van [betrokkene 1] (één van de twee oprichters van Kempos) en in die zin dus niet als onafhankelijk is aan te merken. Ook is zij deskundige op het gebied van ouderenpsychiatrie en niet op het gebied van jeugdzorg. De Gemeenten hebben dat evenmin weersproken. Zij hebben toegelicht dat [betrokkene 4] uit nood is “ingesprongen”. Ook met deze toelichting hebben de Gemeenten de bezwaren van [gedaagde] tegen het rapport van Kempos geenszins weggenomen.
5.11.
Verder heeft [gedaagde] (onder meer) aangevoerd dat een onderzoeksprotocol ontbreekt, het onderzoeksdoel tussentijds is gewijzigd en de Gemeenten invloed hebben uitgeoefend op het onderzoek. De Gemeenten hebben ook dit onweersproken gelaten. Volgens [gedaagde] bestaat er ook daarom reden om aan de professionaliteit en deskundigheid van Kempos te twijfelen.
5.12.
Door [gedaagde] is verder (onder meer) toegelicht dat Kempos het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Op geen moment is [gedaagde] bevraagd over het onderscheid tussen begeleiding en behandeling in de verleende zorg. Weliswaar is aan [gedaagde] het conceptrapport toegezonden, maar daarin is niet vermeld welk toetsingskader is toegepast. [gedaagde] heeft bovendien aangevoerd dat de antwoorden op haar vragen over (onder meer) het toetsingskader ook nodig waren voor het geven van (nadere) input op het concept-rapport, maar dat zij die antwoorden niet heeft gekregen.
5.13.
Bovendien ontbrak bij het concept-rapport bijlage 1 bij het definitieve rapport, zijnde per dossier (in steekwoorden) de toelichting waarom volgens de onderzoekers sprake is van behandeling of begeleiding (of een combinatie daarvan). Die bijlage 1 vormt kennelijk de basis voor de belangrijkste conclusie van het onderzoeksrapport (en de grondslag voor de vordering van de Gemeenten ter hoogte van een bedrag van € 869.941,-), namelijk dat in 90 van de onderzochte 100 dossiers geen sprake is geweest van (uitsluitend) begeleiding. Voor het eerst ná de totstandkoming van het definitieve rapport (van 2 juni 2023), dat [gedaagde] pas bij de beslaglegging op 7 juli 2023 van de deurwaarder ontving, vernam [gedaagde] de toelichting in steekwoorden per dossier, als bijlage 1 bij dat rapport.
5.14.
De omstandigheid dat op 16 maart 2023 door Kempos aan [gedaagde] een aanvullende tabel is toegestuurd, doet daaraan volgens [gedaagde] niet af. Die tabel vermeldt immers enkel per dossier of volgens Kempos (althans de door Kempos ingeschakelde medische professional) sprake was van behandeling of begeleiding (of een combinatie), maar zonder een toelichting op die classificatie, zodat [gedaagde] daarop niet kon reageren.
5.15.
De rechtbank overweegt dat deze standpunten van [gedaagde], die reeds in de conclusie van antwoord gemotiveerd en onderbouwd zijn ingenomen, niet of onvoldoende concreet door de Gemeenten zijn weersproken, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stellingen van [gedaagde].
5.16.
Voor zover de Gemeenten hiertegen aanvoeren dat de dossiers van [gedaagde] voldoende duidelijk behoorden te zijn, zodat Kempos daarom geen hoor en wederhoor behoefde toe te passen, slaagt dat niet. Uit het onderzoeksrapport volgt dat de onderzoekers op basis van de dossiers een “
inschatting” hebben gegeven (vgl. pagina 12 van het concept-rapport), dan wel “
hebben beoordeeld” (vgl. pagina 12 van het definitieve rapport) of sprake was van begeleiding dan wel behandeling. Op die inschatting/beoordeling heeft [gedaagde] niet kunnen reageren tot nadat het rapport definitief was. In de brief van 7 september 2022 hebben de Gemeenten bovendien zelf toegezegd dat zij de bevindingen uit het onderzoek eerst aan [gedaagde] zullen voorleggen, voordat zij de uiteindelijke conclusies zullen trekken. Dat is kennelijk, uitgaande van de onweersproken stellingen van [gedaagde] zoals hierboven samengevat, niet gebeurd.
5.17.
De Gemeenten hebben verder betoogd dat het verrichte onderzoek voldoet aan de strikte voorwaarden van artikel 6b.7 Regeling Jeugdwet. Dat doet aan het voorgaande echter niet af. Deze voorwaarden hebben (met name) betrekking op de verwerking van de persoonsgegevens (van de cliënten) in het kader van het fraudeonderzoek. Daarmee is niet gewaarborgd dat aan de belangen van de aanbieder (in dit geval: [gedaagde]) gedurende het onderzoek, waaronder het belang van een onafhankelijk en deskundig onderzoeker en de toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor, voldoende recht is gedaan.
5.18.
De slotsom van het voorgaande is dat het door de Gemeenten overgelegde onderzoeksrapport, wat betreft haar wijze van totstandkoming, zodanig ernstige gebreken kent, dat aan de inhoud daarvan reeds daarom voorbij moet worden gegaan. Maar ook overigens is dit rapport ter onderbouwing van de vorderingen van de Gemeenten onvoldoende, zoals uit het navolgende zal blijken.
De bevindingen in het onderzoeksrapport van Kempos – behandeling gedeclareerd?
5.19.
Op grond van het onderzoeksrapport stellen de Gemeenten dat [gedaagde] een bedrag van € 869.941,- voor begeleiding heeft gedeclareerd terwijl in werkelijkheid sprake was van behandeling. Volgens de Gemeenten heeft [gedaagde] dit welbewust gedaan en heeft zij zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
5.20.
[gedaagde] heeft dit gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat de vraag aan de hand van welke maatstaf is beoordeeld of sprake is van begeleiding dan wel behandeling (welke vraag zij al op 31 maart 2023 naar aanleiding van het conceptrapport heeft opgeworpen) in het definitieve onderzoeksrapport niet is geadresseerd. Volgens [gedaagde] bieden de overeenkomsten en het wettelijk kader geen helder onderscheidende definities van de twee begrippen.
Na ontvangst van het definitieve onderzoeksrapport (met daarbij in bijlage 1) heeft [gedaagde] bovendien (in productie 37 bij de conclusie van antwoord) per dossier toegelicht dat sprake is geweest van begeleiding. Zij heeft daarbij bovendien verschillende vakspecifieke bronnen aangehaald die bevestigen dat de door haar toegepaste technieken, methoden en interventies kunnen worden ingezet als (onderdeel van) begeleiding.
5.21.
De Gemeenten hebben in reactie hierop aangevoerd dat in de overeenkomsten glashelder het onderscheid wordt gemaakt tussen begeleiding en behandeling.
5.22.
De rechtbank overweegt dat – anders dan de Gemeenten kennelijk betogen - de in overweging 3.6 en 3.8 van dit vonnis geciteerde productbeschrijvingen in de overeenkomst, gelet op de toelichting van [gedaagde], niet uitsluiten dat er over de vraag of in een bepaald dossier sprake is van begeleiding of behandeling, ruimte kan bestaan voor discussie. Uit die bepalingen in de overeenkomsten volgt in ieder geval niet zonder meer dat de door [gedaagde] genoemde technieken, methoden en interventies níet kunnen worden ingezet als onderdeel van begeleiding.
5.23.
Volgens de Gemeenten is het niet aan hen, maar aan de door Kempos ingeschakelde BIG-geregistreerde medische professionals om (op basis van de inhoud van het dossier) te beoordelen of sprake is van begeleiding of behandeling.
Gezien de gemotiveerd en onderbouwde stellingen van [gedaagde] per individueel dossier, waarin zij - met verwijzing naar vakspecifieke bronnen op het gebied van jeugdzorg - heeft toelicht dat sprake was van begeleiding en dus de beoordeling door Kempos concreet heeft weersproken, konden de Gemeenten naar het oordeel van de rechtbank echter niet volstaan met de verwijzing naar het rapport van Kempos.
5.24.
Dit geldt temeer gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen over het ontbreken van specifieke deskundigheid van de door Kempos ingeschakelde medische professionals op het gebied van jeugdzorg/Wmo en de schending van het beginsel van hoor en wederhoor tijdens de uitvoering van het onderzoek. Als gevolg daarvan hebben de door Kempos ingeschakelde medische professionals, van wie de deskundigheid op het gebied van jeugdzorg/Wmo niet buiten twijfel staat, niet eerder de input van [gedaagde] kunnen meenemen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van begeleiding dan wel behandeling.
5.25.
De stelling van de Gemeenten dat die input van [gedaagde] niet relevant is, omdat uitsluitend de inhoud van de dossiers bepalend is, wordt niet gevolgd, gelet op hetgeen hierover 5.16 is overwogen. Kennelijk is in de dossiers vermeld welke technieken, methoden en/of interventies zijn toegepast, op basis waarvan (de onderzoekers van) Kempos achteraf aan het dossier een classificatie (behandeling en/of begeleiding) hebben toegekend. De reactie van [gedaagde], die eveneens is gebaseerd op de inhoud van de dossiers, heeft niet tot strekking dat ándere methoden of technieken zijn toegepast dan in het dossier is vermeld, maar vormt een gemotiveerde weerspreking van de door de onderzoekers toegekende classificatie van de toegepaste technieken en methoden. Het betoog van de Gemeenten dat de inhoudelijk reactie van [gedaagde] in productie 37 bij conclusie van antwoord een ontoelaatbare aanvulling is op de incomplete dossiers, en daarom buiten beschouwing moet blijven, kan daarom niet worden gevolgd.
5.26.
De Gemeenten hebben screenshots overgelegd van de eigen website van [gedaagde] uit januari, september en mei 2022, waarop volgens de Gemeenten is vermeld wat [gedaagde] (destijds) zelf verstond onder behandeling. Uit de screenshots blijkt dat hypnotherapie en traumabehandeling (EMDR) gedurende de contractperiode door [gedaagde] werd aangebonden als vorm van behandeling. De Gemeenten hebben aangevoerd dat blijkens bijlage 1 bij het onderzoeksrapport van Kempos in twee van de door Kempos onderzochte 100 dossiers wordt gesproken over EMDR. [gedaagde] heeft echter voldoende toegelicht dat in één van die dossiers EMDR was gevraagd maar niet is uitgevoerd (dossier 77), en dat ook in het dat in het andere dossier (slechts) is verwezen naar EMDR (dossier 42). Over dossiers 76 en 97 heeft [gedaagde] opgemerkt dat aan de betreffende cliënt ook behandeling is aangeboden, maar dat was volgens de onweersproken toelichting van [gedaagde] in andere dossiers, die buiten de reikwijdte van het onderzoek van Kempos vallen, zodat daaraan geen conclusies kunnen worden verbonden.
5.27.
De rechtbank constateert dat de Gemeenten verder niet hebben gereageerd op het inhoudelijk verweer van [gedaagde]. De Gemeenten hebben de concrete toelichting van [gedaagde] per dossier dat steeds sprake is geweest van (gecontracteerde) begeleiding, en de verwijzingen naar vaktechnische bronnen, onweersproken gelaten.
5.28.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de Gemeenten hun stelling dat [gedaagde] zorg heeft gefactureerd die moet worden aangemerkt als behandeling, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde], onvoldoende hebben onderbouwd.
De bevindingen in het onderzoeksrapport van Kempos – indirecte tijd gedeclareerd?
5.29.
In het onderzoeksrapport van Kempos is geconstateerd dat voor een bedrag van € 302.530,- aan indirect cliëntgebonden tijd is gefactureerd. Het gaat daarbij volgens het onderzoeksrapport van Kempos (voornamelijk) om tijd die is besteed aan “
Facturatie/administratie”. Volgens de Gemeenten mag op grond van de overeenkomsten alleen direct cliëntgebonden tijd worden gefactureerd. De conclusie dat [gedaagde] ook indirecte tijd heeft gefactureerd, vindt volgens de Gemeenten bevestiging in het gegeven dat bijvoorbeeld in 2021 door [gedaagde] per FTE gemiddeld 46 uur per week aan directe tijd is gedeclareerd, hetgeen volgens de Gemeenten onwaarschijnlijk en onaannemelijk is.
5.30.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de analyse van Kempos van de jaarrekeningen van [gedaagde] en de daaraan verbonden conclusie dat het aantal directe uren per FTE uitzonderlijk hoog is, niet juist is. De berekeningen van Kempos zijn enkel gebaseerd op de (relatief lage) tarieven van de Gemeenten, terwijl de Gemeenten gedurende de onderzoeksperiode slechts 30-40% van de omzet representeerden. Ook is gerekend met een onjuist aantal FTE’s, aldus [gedaagde]. De Gemeenten hebben daarop niet meer gereageerd, zodat de rechtbank aan dit betoog van de Gemeenten verder voorbij gaat.
5.31.
[gedaagde] heeft er voorts op gewezen dat zij al bij de aanvang van het onderzoek, en daarna in haar reactie van 31 maart 2023 op het conceptrapport, heeft toegelicht waarom er uren in de agenda zijn genoteerd als “
Facturatie/administratie” (zie 3.21 van dit vonnis). In deze procedure heeft zij die toelichting herhaald, waarbij zij bovendien een agenda-uitdraai heeft overgelegd die steun biedt aan haar toelichting.
5.32.
De rechtbank overweegt dat Kempos heeft nagelaten in het onderzoeksrapport de toelichting van [gedaagde] mee te nemen. In (bijlage 2 bij) het onderzoeksrapport is daarop in het geheel niet gereageerd.
5.33.
Ook in de onderhavige procedure hebben de Gemeenten er voor gekozen de toelichting van [gedaagde] onweersproken te laten. Zij hebben slechts aangevoerd dat (kennelijk) de boekhouding van [gedaagde] niet juist is ingericht. Naar het oordeel van de rechtbank is echter doorslaggevend welke werkzaamheden daadwerkelijk in de gefactureerde tijd zijn verricht. Gelet op de door [gedaagde] gegeven onweersproken toelichting, staat vast dat in de uren die zijn geregistreerd als “
Facturatie/administratie”, daadwerkelijk zorg is verleend. Het enkele gegeven dat om praktische redenen in de agenda van [gedaagde] een andere omschrijving is gebruikt (“
Facturatie/Administratie”) maakt nog niet dat [gedaagde] (desondanks) geen recht heeft op vergoeding van die uren.
5.34.
De Gemeenten hebben ter zitting gesteld dat uit de eigen toelichting van [gedaagde] blijkt dat zij uren heeft gefactureerd die zijn besteed aan het voeren van gesprekken en correspondentie met het netwerk van de cliënten (dus vader, moeder en/of andere gezinsleden). Volgens de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst is volgens de Gemeenten geen sprake van direct cliëntgebonden uren, omdat gesprekken met het netwerk alleen kunnen worden aangemerkt als direct cliëntgebonden tijd, indien de client bij dat gesprek aanwezig is ((…) “
contact(…)
met de cliënt en het netwerk samen”, zie het citaat in 3.9 van dit vonnis). [gedaagde] heeft gemotiveerd weersproken dat deze werkzaamheden niet declarabel zijn, onder meer omdat (in een deel van de dossiers) gezinsbegeleiding is toegekend, en het in de jeugdzorg daarnaast zeer gebruikelijk is om dergelijke gesprekken buiten de aanwezigheid van de cliënt (jeugdige) zelf te voeren en ook bij andere gemeenten dergelijke tijd declarabel is. De Gemeenten hebben in reactie daarop enkel verwezen naar de tekst van de overeenkomsten, die volgens de Gemeenten doorslaggevend is.
5.35.
De rechtbank kan en zal in het midden laten hoe de hiervoor cursief weergegeven passage in een aanbestedingsdocument voor jeugdzorg door een redelijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver moet worden opgevat. De Gemeenten hebben de stelling dat kennelijk uren zijn gefactureerd voor gesprekken met het netwerk van de cliënt niet aan hun vorderingen ten grondslag gelegd en evenmin voldoende geconcretiseerd. Het had daarnaast op de weg van de Gemeenten gelegen om hun opvatting hieromtrent op een eerder moment in de procedure naar voren te brengen (en te concretiseren), aangezien zij al sinds (in ieder geval) 31 maart 2023 op de hoogte zijn van het betoog van [gedaagde] waaruit dit volgt. In de dagvaarding is dit deel van de vorderingen echter slechts gebaseerd op de stelling dat sprake is van gefactureerde uren voor “
facturatie/administratie”. Pas ter zitting hebben de Gemeenten de stelling geïntroduceerd dat ten onrechte ook gesprekken met het netwerk van de cliënt zijn gefactureerd. Dat is dermate laat dat [gedaagde] daarop niet meer adequaat heeft kunnen reageren. Ook gelet hierop wordt dit betoog van de Gemeenten gepasseerd.
5.36.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Gemeenten ten aanzien van haar stelling dat [gedaagde] voor een bedrag van € 302.530,- uren heeft gedeclareerd voor niet cliëntgebonden tijd of indirect cliëntgebonden tijd, niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
De bevindingen in het onderzoeksrapport van Kempos – onvoldoende registraties/kennismaking
5.37.
De Gemeenten voeren aan dat [gedaagde] in ieder geval de betaalde declaraties voor de dossiers waarvan in het onderzoeksrapport van Kempos is vermeld dat er te weinig verslagleggingen zijn, althans waar alleen een kennismaking heeft plaatsgevonden, moet terugbetalen. Het gaat volgens de Gemeenten om een bedrag van € 69.564,- (randnummer 4.4 dagvaarding), althans € 79.170,- (randnummer 3.8 dagvaarding).
5.38.
[gedaagde] heeft (in productie 37 bij de conclusie van antwoord) voor ieder afzonderlijk dossier waarvan Kempos heeft geconstateerd dat er te weinig verslagleggingen zijn, toegelicht dat die verslagleggingen kunnen worden teruggevonden (bijvoorbeeld in het bij het dossier behorende familiedossier). Ook heeft [gedaagde] toegelicht dat het in enkele dossiers is voorgekomen dat alleen een intake/kennismaking heeft plaatsgevonden, waarna de zorg niet is voortgezet.
5.39.
De Gemeenten hebben een en ander onweersproken gelaten, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stellingen van [gedaagde]. De Gemeenten hebben bovendien niet toegelicht dat de intake/kennismaking met de cliënt niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ook dit deel van de vorderingen van Gemeenten kan dus niet worden toegewezen.
Tussenconclusie
5.40.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Gemeenten - in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] - onvoldoende concreet hebben gesteld en toegelicht dat [gedaagde] ten onrechte facturen heeft gestuurd voor zorg die moet worden aangemerkt als behandeling, en/of voor indirect tijd, en/of voor dossiers waarin onvoldoende verslagging is.
5.41.
Bij deze stand van zaken kan het primaire beroep van de Gemeenten op onverschuldigde betaling niet slagen. De overeenkomsten vormen immers de rechtsgrond voor de betalingen van de facturen door de Gemeenten aan [gedaagde].
5.42.
Ook het (subsidiaire) beroep van de Gemeenten op een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomsten, kan gezien het voorgaande niet slagen, omdat van een tekortkoming van [gedaagde] (laat staan een bewuste schending van de overeenkomsten) niet is gebleken.
5.43.
De primaire, subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen worden alle afgewezen op de grond dat tegenover de uitvoerige betwisting door [gedaagde] onvoldoende is gesteld. Dat brengt mee dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
Meest subsidiair: verder onderzoek
5.44.
Meest subsidiair vorderen de Gemeenten dat [gedaagde] wordt veroordeeld medewerking te verlenen aan nieuw of nader onderzoek, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daaraan leggen de Gemeenten ten grondslag dat zij wettelijk verplicht zijn onderzoek te doen naar de declaraties en zij er gelet op de onderhavige procedure niet op vertrouwen dat [gedaagde] daaraan haar medewerking zal verlenen.
5.45.
[gedaagde] heeft in reactie daarop verklaard dat zij tot op heden aan alle verzoeken en onderzoeken van de Gemeenten volledige medewerking heeft verleend. [gedaagde] erkent dat Gemeenten de bevoegdheid heeft onderzoek te doen en dat zij daaraan medewerking moet verlenen.
5.46.
De rechtbank overweegt dat voor zover de verplichting van [gedaagde] om medewerking te verlenen aan een nieuw (of nader) onderzoek van de Gemeenten gebaseerd is op de wet of de overeenkomsten, de Gemeenten, gelet op het voorgaande, geen belang hebben bij een veroordeling van [gedaagde]. Voor de vrees van de Gemeenten dat [gedaagde] haar medewerking in weerwil van deze opstelling zal weigeren bestaat geen aanleiding. Deze vordering zal daarom eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
5.47.
De Gemeenten zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat € 7.004,00 (2 punten × tarief VII)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 9.459‬,00
5.48.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt de Gemeenten in de proceskosten van [gedaagde] van € 9.459‬,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de Gemeenten niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten de Gemeenten € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt de Gemeenten in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede, mr. A.H. Schotman en mr. D.J. Beenders en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.
1538