ECLI:NL:RBNHO:2024:7139

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
23/5904
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontslag als commissielid uit gemeenteraad en de toepassing van het Reglement van Orde

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het raadsbesluit waarin hij is ontslagen als commissielid van de gemeenteraad van Landsmeer. Eiser, die op 21 april 2022 was benoemd tot commissielid, werd op 20 april 2023 ontslagen na een motie van wantrouwen die met ruime meerderheid was aangenomen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, waarna de Raad van de Gemeente Landsmeer het Reglement van Orde (RvO) wijzigde om het ontslag te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het ontslag van eiser op de juiste wijze is verlopen. Eiser stelde dat het besluit op bezwaar een verslechtering van zijn positie opleverde, omdat hij ook uit de auditcommissie werd ontslagen, wat niet in het oorspronkelijke besluit was opgenomen. De rechtbank legt uit dat de wet- en regelgeving op het moment van de beslissing op bezwaar moet worden toegepast en dat de wijziging van het RvO ook zonder het bezwaar van eiser had kunnen plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van reformatio in peius, omdat het ontslag uit de auditcommissie ook met het eerste besluit was beoogd.

De rechtbank kan geen inhoudelijk oordeel geven over de motie van wantrouwen en de beschuldigingen aan het adres van eiser, aangezien deze motie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Raad van de Gemeente Landsmeer, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jansen).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het raadsbesluit waarin hij is ontslagen als commissielid.
1.2
Met het bestreden besluit van 11 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiser is in de raadsvergadering van 21 april 2022 benoemd tot commissielid. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser actief is geweest als algemeen commissielid en als lid van auditcommissie.
Primair besluit
2.2
In de raadsvergadering van 30 maart 2023 is door een aantal raadsfracties een motie ingediend. De indieners spreken in de motie uit het vertrouwen in eiser op te zeggen. De motie is in deze raadsvergadering met ruime meerderheid van stemmen aangenomen. Bij het aannemen van de motie heeft de raad eiser de mogelijkheid gegeven zelf ontslag te nemen als commissielid. Omdat eiser niet zelf is overgegaan tot het indienen van zijn ontslag, heeft de raad op 20 april 2023 het raadsbesluit genomen om eiser te ontslaan als commissielid. Dit is het primaire besluit.
Bestreden besluit op bezwaar2.3 Eiser heeft tegen het ontslagbesluit bezwaar ingediend. De commissie bezwaarschriften heeft naar aanleiding daarvan een advies uitgebracht. In dit advies wordt geconstateerd dat het genomen ontslagbesluit niet kan terugvallen op het toen bestaande Reglement van Orde (RvO), omdat het ontslag van commissieleden daarin niet was geregeld. De commissie bezwaarschriften adviseert verweerder om het RvO aan te passen. Dit heeft de raad gedaan door een aantal artikelleden toe te voegen aan het bestaande artikel 9 (zie bijlage bij deze uitspraak). Het gewijzigde RvO is in werking getreden op 4 januari 2024. Met het bestreden besluit op bezwaar van 11 januari 2024 heeft verweerder het primaire besluit van 20 april 2023 herroepen. In de plaats daarvan heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarbij hij het nieuw vastgestelde RvO heeft betrokken. Dit nieuwe besluit strekt opnieuw tot ontslag van eiser als uit zijn functie van lid van algemene commissie en als lid van de auditcommissie.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt of het ontslag van eiser als commissielid op de juiste wijze is verlopen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft verweerder in strijd gehandeld met het verbod op reformatio in peius?4.1 Eiser voert aan dat het besluit op bezwaar een verslechtering van zijn positie oplevert ten opzichte van het ingetrokken besluit van 20 april 2023. In het primaire besluit was namelijk geen besluit genomen over zijn ontslag uit de functie van lid van de auditcommissie. In het bestreden besluit is hij, naast zijn ontslag als commissielid, ook uit deze functie ontslagen. Een beslissing op bezwaar mag niet leiden tot een verslechtering van de positie van de indiener die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn geweest. Eiser is in de beslissing op bezwaar ontslagen op grond van regelgeving die ten tijde van het eerste besluit niet bestond. Dit is niet mogelijk.
4.2
Verweerder merkt ten eerste op dat bij het nemen van een beslissing op bezwaar de wet- en regelgeving moet worden toegepast zoals die op dat moment geldt. In de uitspraak van 23 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [1] hierover overwogen dat deze zogeheten ‘ex nunc-toetsing’ de hoofdregel is, maar dat daar wel enkele uitzonderingen op bestaan. Deze uitzonderingen zijn niet van toepassing, zo voert verweerder aan. In genoemde uitspraak van de Afdeling wordt als voorbeeld van een uitzondering gewezen op de categorie besluiten waarbij de situatie op een bepaald tijdstip (peilmoment) of in een bepaald tijdvlak bepalend is. Zo een situatie doet zich in onderhavig geval niet voor. Een andere uitzondering is de heroverweging van bestuurlijke sanctiebesluiten. Van een bestuurlijke sanctie is volgens artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) sprake bij een ‘door een bestuursorgaan wegens een overtreding opgelegde verplichting of onthouden aanspraak’. Van een overtreding van een wettelijk voorschrift is geen sprake, en ook niet van een sanctiebesluit. Deze uitzondering op de hoofdregel is dus ook niet van toepassing. Daarnaast geldt dat de wijziging van het RvO ook zonder het bezwaar van eiser mogelijk zou zijn geweest.
Verweerder wijst er verder op dat het ontslag van eiser als lid van de auditcommissie ook met het eerste besluit was beoogd. De commissie bezwaarschriften heeft echter geconstateerd dat dit resultaat niet was bewerkstelligd. De wijziging ten opzichte van het eerste besluit had ook zonder het bezwaar bewerkstelligd kunnen worden. De bevoegdheid van de raad om een lid van de auditcommissie te ontslaan is gegeven in artikel 4, tweede lid, van de Verordening regelende de instelling, de taak en de samenstelling van de auditcommissie gemeente Landsmeer 2022. Daarnaast is de raad ook zonder het bezwaar van eiser bevoegd om het RvO te wijzigen.
4.3.1
De rechtbank stelt voorop dat de vertrouwensbreuk tussen de raad en eiser niet in geschil is. Het belangrijkste punt is voor eiser gelegen in het feit dat verweerder met de beschuldigingen aan zijn adres naar buiten is getreden. Eiser wil eerherstel van de beschuldigingen die ten grondslag liggen aan de motie. De motie ligt in deze zaak echter niet voor. De motie is een politiek stuk en is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het ontslag uit de commissie komt voort uit het besluit van 20 april 2023. Dit is het besluit dat in deze zaak voorligt. De rechtbank kan geen inhoudelijk oordeel geven over de achterliggende reden(en) van ontslag. Ook staat vast dat het altijd de bedoeling is geweest van verweerder om eiser zowel uit zijn functie als lid van de auditcommissie als uit zijn functie als lid van de algemene commissie te ontslaan. De commissie bezwaarschriften heeft vastgesteld dat het ontslag uit de algemene commissie niet goed is gegaan en met het primaire besluit niet bereikt is. Vaststaat dat ontslag uit de auditcommissie ten tijde van het primaire besluit wel mogelijk was geweest op grond van de Verordening regelende de instelling, de taak en de samenstelling van de auditcommissie gemeente Landsmeer 2022. Van reformatio in peius is daarom geen sprake. Ook zonder het bezwaar had eiser ten tijde van het primaire besluit uit die functie ontslagen kunnen worden.
Ook staat vast dat in bezwaar een volledige heroverweging plaatsvindt op grond van de op dat moment geldende wet- en regelgeving, dus ook het nieuw vastgestelde RvO. Dat betekent dat eiser kon en mocht worden ontslagen als lid van de algemene commissie. Op grond van het nieuwe lid 13, van artikel 4 van het RvO is met het bestreden besluit ook het ontslag van eiser uit de auditcommissie geëffectueerd. De rechtbank beseft en begrijpt dat eiser veel moeite heeft met de gang van zaken. Het standpunt van verweerder dat in deze zaak voorligt kan echter standhouden. De beroepsgrond slaagt niet.
4.3.2
Omdat de rechtbank zoals gezegd niet kan oordelen over de motie en ook niet over hoe de raad daarmee naar buiten is getreden, komt de rechtbank aan de overige beroepsgronden van eiser niet toe. Omdat geen sprake is van een onrechtmatig besluit is er tevens geen aanleiding voor schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 82
1. De raad kan raadscommissies instellen die besluitvorming van de raad kunnen voorbereiden en met het college of de burgemeester kunnen overleggen. Hij regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder begrepen de wijze waarop de leden van de raad inzage hebben in stukken waaromtrent door een raadscommissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.
2. De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een raadscommissie.
3. Bij de samenstelling van een raadscommissie zorgt de raad, voor zover het de benoeming betreft van leden van de raad, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.
4. Een lid van de raad is voorzitter van een raadscommissie.
5. De artikelen 19 en 21 tot en met 23 zijn van overeenkomstige toepassing op een vergadering van een raadscommissie, met dien verstande dat in artikel 19 voor «burgemeester» wordt gelezen «voorzitter van de raadscommissie».
Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente van Landsmeer 2023
Artikel 9 Commissie en commissieleden
1. De raad stelt conform artikel 82 eerste lid van de Gemeentewet een raadscommissie in die besluitvorming van de raad kan voorbereiden en met het college of de burgemeester kan overleggen.
2. De raad kan, op voordracht van een fractie, een burger, niet zijnde een raadslid, als commissielid benoemen.
3. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden.
4. Elke fractie kan maximaal drie commissieleden benoemen.
5. De commissieleden kunnen tijdens de commissievergaderingen namens de betreffende fractie deel mag nemen aan de beraadslaging.
6. De commissieleden ondersteunen de fracties bij het raadswerk in brede zin.
7. Een commissielid wordt bij de benoeming uitgenodigd en legt in handen van de voorzitter van de raad de eed of de verklaring en belofte af.
8. Een commissielid heeft toegang tot alle openbare vergaderingen en de thema-avonden.
9. Een commissielid heeft toegang tot besloten vergaderingen en kan geheime stukken met inzien bij de griffier.
10. De raad kan bij raadsbesluit commissieleden ontslaan waarmee het betreffende commissielid per direct geen commissielid meer is.
11. Commissieleden kunnen ten alle tijden zelf ontslag nemen. Het commissielid doet daarvan schriftelijke mededeling aan de raad.
12. Het lidmaatschap van commissieleden stopt in ieder geval aan het einde van de raadsperiode, als niet wordt voldaan aan artikel 9 lid 3, of als de fractie die het commissielid heeft voorgedragen geen onderdeel meer uitmaakt van de raad.
13. Bij het nemen of krijgen van ontslag maakt het commissielid ook niet langer deel uit van de door de raad ingestelde commissies of overleggen.