Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering tot onttrekking aan het verkeer van synthetische drugs, specifiek 83,5 kilogram a-PiHP, die in beslag waren genomen tijdens een controle op 12 oktober 2023. De klaagster, vertegenwoordigd door mr. K. Canatan, betwistte de rechtmatigheid van het beslag, stellende dat de stof ten tijde van inbeslagname niet op de Opiumwet stond en dat er geen sprake was van strafbaar handelen. De officier van justitie voerde aan dat de stof schadelijk is en dat er een onderzoek gaande is naar de klaagster, die zich mogelijk bezighoudt met de handel in stoffen die net niet strafbaar zijn.
De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie haar bevoegdheid rechtmatig heeft gebruikt en dat er geen sprake was van détournement de pouvoir. De rechtbank verklaarde de vordering tot onttrekking aan het verkeer niet-ontvankelijk, omdat de klaagster verdachte is in een lopend strafrechtelijk onderzoek. Het klaagschrift werd ongegrond verklaard, omdat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vorderde. De rechtbank benadrukte dat de stof een vergelijkbaar risico voor de volksgezondheid vormt als verboden Opiumwetsubstanties en dat er nog nader onderzoek zal plaatsvinden naar de klaagster.
De beslissing werd genomen door mr. E.M. van Poecke, in tegenwoordigheid van griffier M. Dambrink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening.