Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, wrakingskamer, het verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak afgewezen. Verzoeker, die beschuldigd wordt van ontucht met minderjarigen, vreesde dat de rechters vooringenomen waren tegen hem. Dit verzoek volgde na een zitting op 20 juni 2024, waar de rechters bepaalde zaken uit het strafdossier aan de orde stelden. Verzoeker voelde zich hierdoor weggezet als pedofiel, ondanks dat hij een blanco strafblad heeft. De rechters hebben in hun verweer aangegeven dat zij het noodzakelijk vonden om verzoeker te confronteren met de bevindingen uit het dossier, zodat hij hierop kon reageren. De wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde, geen grond vormden voor de vrees dat de rechters niet onpartijdig zouden zijn. De wrakingskamer benadrukte dat de rechters zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de vragen die zij stelden, onderdeel zijn van hun taak om de waarheid te achterhalen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd in het openbaar uitgesproken.