ECLI:NL:RBNHO:2024:7030

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
C/15/353719 HA RK 24/408
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak betreffende ontucht met minderjarigen

Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, wrakingskamer, het verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak afgewezen. Verzoeker, die beschuldigd wordt van ontucht met minderjarigen, vreesde dat de rechters vooringenomen waren tegen hem. Dit verzoek volgde na een zitting op 20 juni 2024, waar de rechters bepaalde zaken uit het strafdossier aan de orde stelden. Verzoeker voelde zich hierdoor weggezet als pedofiel, ondanks dat hij een blanco strafblad heeft. De rechters hebben in hun verweer aangegeven dat zij het noodzakelijk vonden om verzoeker te confronteren met de bevindingen uit het dossier, zodat hij hierop kon reageren. De wrakingskamer oordeelde dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoerde, geen grond vormden voor de vrees dat de rechters niet onpartijdig zouden zijn. De wrakingskamer benadrukte dat de rechters zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de vragen die zij stelden, onderdeel zijn van hun taak om de waarheid te achterhalen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen, werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/353719 HA RK 24/408
Beslissing van 10 juli 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum en - plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman: mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. E.L. Hoogstraate, mr. L. Boonstra en mr. D.J. Straathof,
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 20 juni 2024 ter zitting de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, team Straf, zittingsplaats Alkmaar aanhangige zaak met als parketnummer15/104614-23, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De rechters hebben niet in de wraking berust.
1.3.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 10 juli 2023. Verzoeker, de rechters en de officier van justitie zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Voorts zijn van de rechters verschenen: mr. E.L. Hoogstraate en mr. L. Boonstra. Mr. D.J. Straathof is na afbericht niet verschenen. De officier van justitie heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd en is met afbericht niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.4.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de wrakingskamer deze mondelinge uitspraak gedaan.

2.Inleiding

2.1.
De hoofdzaak betreft een strafzaak waarbij verzoeker verdachte is. In deze zaak heeft op 20 juni 2024 een terechtzitting plaatsgevonden. Aan verzoeker is tenlaste gelegd, kort gezegd, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1.
Verzoeker legt aan zijn verzoek – samengevat – het volgende ten grondslag.
(i) De rechters hebben op 20 juni 2024 aan verzoeker het proces-verbaal met foto’s die zijn aangetroffen in zijn telefoon, voorgehouden. De rechters hebben daarbij een opmerking gemaakt over de foto’s van de minderjarigen “in een bepaalde houding”.
(ii) Daarnaast hebben de rechters op 20 juni 2024 een opmerking gemaakt over het feit dat in de bij de politie gedane aangifte staat vermeld dat blote nudistenfoto’s zijn aangetroffen op de computer van verzoeker. Deze foto’s worden uitsluitend en alleen benoemd in de aangifte van mevrouw [naam] (hierna: aangeefster) en vinden geen steun in welk bewijsmiddel dan ook.
De manier waarop de rechters het voorgaande op de mondelinge behandeling van 20 juni 2024 aan de orde hebben gesteld en de bewoordingen die zij daarbij hebben gebruikt, hebben bij verzoeker de vrees doen ontstaan dat de rechters vooringenomen zijn tegen hem. De rechters hadden zich in neutrale bewoordingen kunnen uitlaten, maar dat hebben zij niet gedaan. De rechters hebben in plaats daarvan gesuggereerd dat verzoeker een seksuele voorkeur zou hebben voor minderjarigen. Verzoeker voelt zich weggezet als pedofiel. Dit terwijl verzoeker in de strafzaak terecht staat als verdachte met een blanco strafblad ten aanzien van de dingen die hem verweten worden. Ook in het reclasseringsrapport wordt geen enkele aanwijzing benoemd voor het bezit van kinderporno of een voorliefde voor minderjarigen bij verzoeker. Verzoeker voelt dat hij bij deze rechters geen eerlijk proces meer kan hebben.

4.Het standpunt van de rechters

4.1.
De rechters hebben niet in de wraking berust. De rechters hebben op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, kort gezegd, naar voren gebracht dat zij het uit oogpunt van zorgvuldigheid nodig vonden om verzoeker voor te houden dat er bepaalde foto’s op zijn telefoon waren gevonden en dat de aangeefster melding heeft gemaakt van nudistenfoto’s op zijn computer. Zij wilden verzoeker in de gelegenheid stellen daarop een reactie te geven en desgewenst te verklaren hoe die foto’s op zijn telefoon en computer terecht waren gekomen. De rechters hebben hierbij aan verzoeker uitdrukkelijk voorgehouden dat de afbeeldingen van jonge meisjes op de telefoon van verzoeker niet als kinderporno zijn gekwalificeerd en ook niet op de tenlastelegging staan.

5.5. Het standpunt van de officier van justitie

5.1.
De officier van jusititie is van oordeel dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

6.De beoordeling

Toetsingskader

6.1.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van strafvordering (Sv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij vooringenomen is (subjectieve partijdigheid).
6.3.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter (objectieve partijdigheid).
6.4.
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk, maar niet doorslaggevend.
Subjectieve partijdigheid
6.5.
De wrakingskamer stelt voorop dat haar niet is gebleken van aanwijzingen dat de rechters (subjectief) partijdig zouden zijn in het nadeel van verzoeker. Daartoe heeft verzoeker ook niets aangevoerd.
Objectieve partijdigheid
6.6.
Over de vraag of de kennelijke vrees van verzoeker dat de rechters ten opzichte van hem vooringenomenheid koesteren, objectief gerechtvaardigd is, overweegt de wrakingskamer het volgende.
6.7.
De wrakingskamer stelt voorop dat het de taak van de strafrechter is om de vragen die zijn opgenomen in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beantwoorden op basis van wat aan een verdachte is ten laste gelegd. Het gaat onder meer om de vragen of de verzoeker het ten laste gelegde feit heeft begaan en zo ja, of dit feit en de verdachte strafbaar zijn en welke straf moet worden opgelegd. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting doet de rechtbank – op basis van het procesdossier – onderzoek naar deze vragen. Door de aard van de verdenking in deze zaak, heeft dat onderzoek een beladen karakter. Zeker ook voor verzoeker.
6.8.
Bij dat onderzoek hoort dat de verdachte wordt bevraagd. Op welke wijze de rechters
de ondervraging voeren en welke punten aan de orde worden gesteld, is aan de rechters. Dat is hier ook gebeurd.
6.9.
Dat alleen aangeefster heeft gesproken over “nudistenfoto’s” is onjuist. Ook verzoeker zelf heeft daarover eerder verklaard (blz. 164 dossier). Verder hebben de rechters naar aanleiding van een kennelijk later door de officier van justitie aan het procesdossier toegevoegd proces-verbaal met daarbij foto’s van poserende minderjarige meisjes, welke foto’s zouden zijn aangetroffen op de telefoon van verzoeker – verzoeker daarover bevraagd. Het moge zo zijn dat verzoeker het onaangenaam vindt dat hij dergelijke vragen krijgt en dat hij het gevoel heeft “weggezet te worden als pedofiel”, maar daar staat tegenover dat verzoeker door die vragen uitleg kan geven wat wel en niet waar is en, zo nodig, daaraan context te geven.
6.10.
Dat de rechters deze vragen hebben gesteld en de bewoordingen waarin zij dat hebben gedaan, vormt geen aanwijzing voor het oordeel dat zij tegenover verzoeker vooringenomen zijn of dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Integendeel, het bevragen van verzoeker getuigt van zorgvuldig onderzoek.
6.11.
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank
7.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
7.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en het openbaar ministerie
een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
7.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich
bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. Gisolf, voorzitter, mr. S.W.S. Kiliç en
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.