ECLI:NL:RBNHO:2024:7018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
10948082 \ CV EXPL 24-386
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in civiele procedure over betalingsachterstand en energielevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eiser in verzet, een groep van partijen die niet zijn verschenen in een eerdere procedure, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 14 december 2006. Dit verstekvonnis was uitgesproken in een zaak waarin de rechtsvoorganger van SVP Distributie & Levering B.V. (hierna: SVP) een vordering had ingesteld wegens een betalingsachterstand voor geleverde energie. De eiser in verzet heeft betoogd dat zij pas op 15 januari 2024 op de hoogte zijn geraakt van het verstekvonnis, maar de kantonrechter oordeelt dat de verzettermijn reeds in 2006 is gaan lopen, omdat er eerder betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden. De kantonrechter verklaart de eisers in verzet niet-ontvankelijk in hun verzet, waardoor het verstekvonnis in stand blijft. De tegenvordering van de eisers in verzet wordt afgewezen, omdat deze is gebaseerd op de vernietiging van het verstekvonnis, dat nu blijft bestaan. De eisers in verzet worden veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10948082 \ CV EXPL 24-386
Uitspraakdatum: 11 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser in verzet]

2.
[eiser in verzet]
beiden wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eisende partijen in verzet].
gemachtigde: mr. R.P. Groot
tegen
de besloten vennootschap
SVP Distributie & Levering B.V.
gevestigd te Purmerend
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: SVP
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtsvoorganger van SVP heeft bij inleidende dagvaarding van 10 november 2006 een vordering ingesteld tegen [eisende partijen in verzet].
1.2.
[eisende partijen in verzet]. zijn niet verschenen, waarna [eisende partijen in verzet]. bij verstekvonnis van 14 december 2006 zijn veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 08 februari 2024 zijn [eisende partijen in verzet]. in verzet gekomen van dat verstekvonnis en hebben daarbij een tegenvordering ingediend.
1.4.
Op 19 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisende partijen in verzet]. bij brief van 7 juni 2024 nog stukken toegezonden. SVP heeft bij brieven van 10 en 17 juni 2024 eveneens nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Tussen de rechtsvoorganger van SVP (hierna: ‘SVP’) en [eisende partijen in verzet]. bestond een overeenkomst op grond waarvan SVP tegen betaling door [eisende partijen in verzet]. warmte leverde en/of transport van warmte verzorgde aan het verbruiksadres van [eisende partijen in verzet]., zijnde de [adres].
2.2.
[eisende partijen in verzet]. waren uit hoofde van de met SVP gesloten overeenkomst verplicht zorg te dragen voor tijdige betaling van de door hen verschuldigde bedragen. [eisende partijen in verzet]. hebben dit nagelaten waardoor een betalingsachterstand is ontstaan.
2.3.
In verband met deze betalingsachterstand heeft SVP [eisende partijen in verzet]. in 2006 gedagvaard. [eisende partijen in verzet]. zijn in deze procedure niet verschenen en zijn daarom bij verstek veroordeeld.
2.4.
Naar aanleiding van deze veroordeling zijn [eisende partijen in verzet]. in 2008 afgesloten van de energielevering.

3.De vordering en het verweer

3.1.
SVP heeft bij inleidende dagvaarding van 10 november 2006, naast nevenvorderingen, betaling gevorderd van € 3.829,91 en de maandelijkse voorschotbedragen van € 206,58 vanaf 18 november 2006. Daarnaast heeft SVP gevorderd dat zij, voor het geval [eisende partijen in verzet]. nalaten om het door SVP gevorderde bedrag te betalen, wordt gemachtigd werkzaamheden te verrichten bestaande uit het onderbreken en/of afsluiten of beëindigen van de energieleveringen.
3.2.
SVP heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eisende partijen in verzet]. de door hen verschuldigde bedragen uit hoofde van de met SVP gesloten overeenkomst onbetaald heeft gelaten. Deze betalingsachterstand is dusdanig hoog dat niet van SVP verlangd kan worden dat zij nog langer energie aan [eisende partijen in verzet]. blijft leveren.
3.3.
[eisende partijen in verzet]. zijn door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
3.4.
[eisende partijen in verzet]. vorderen, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. [eisende partijen in verzet] betwisten niet dat er in 2006 sprake was van een betalingsachterstand, maar volgens hen zou deze lager zijn geweest dan het bedrag wat SVP destijds heeft gevorderd. Er is hen hierdoor onrecht aangedaan en zij zijn ten onrechte afgesloten van de stadsverwarming. Zij hebben hierdoor schade geleden en vorderen daarom, bij wijze van tegenvordering, een verklaring voor recht dat de vordering van SVP thans nihil is en dat zij weer worden aangesloten op het warmtenet op basis van een eigen leveringsovereenkomst. Daarnaast vorderen [eisende partijen in verzet]. dat SVP wordt veroordeeld tot vergoeding van de door hen, als gevolg van de executie van het verstekvonnis en het afsluiten van het warmtenet, geleden schade, één en ander op te maken bij staat. Verder voeren zij nog aan dat een deel van de vordering van SVP inmiddels is verjaard.
3.5.
SVP stelt zich op het standpunt dat [eisende partijen in verzet]. niet ontvankelijk zijn in hun verzet, omdat zij dit te laat hebben ingesteld.

4.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
4.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
Het verzet is een rechtsmiddel voor de gedaagde die niet verschenen is en dus niet gehoord is om alsnog voor de rechter te verschijnen en zijn verweer naar voren te brengen. Het verzet moet op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat de veroordeelde bekends is met het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging daarvan. Daarnaast vangt de verzettermijn ook aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
4.3.
[eisende partijen in verzet]. hebben betoogd dat de verzettermijn pas op 15 januari 2024 is gaan lopen, omdat zij toen pas op de hoogte zijn geraakt van het vonnis. Dit betoog faalt en dat wordt als volgt toegelicht.
4.4.
Zoals hiervoor aangegeven, gaat de verzettermijn niet alleen lopen op het moment dat iemand bekend raakt met het vonnis, maar ook op het moment dat enige uit kracht van het vonnis opgemaakte akte of een ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon is betekend. Uit de door [eisende partijen in verzet]. zelf overgelegde stukken volgt dat er op 16 april 2006, 15 mei 2008 en 14 mei 2008 in het kader van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis exploten in persoon aan [eisende partijen in verzet]. zijn betekend. De verzettermijn is daardoor reeds in 2006 gaan lopen.
4.5.
Daar komt bij dat uit eerdergenoemd wetsartikel volgt dat de verzettermijn ook gaat lopen op het moment dat het vonnis ten uitvoer is gelegd. Vast staat dat Mac Dondalds c.s. op 14 mei 2008 zijn afgesloten van de stadsverwarming. Deze afsluiting betreft een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van het vonnis, zodat de verzettermijn ook op dat moment is gaan lopen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat verzettermijn van vier weken reeds in 2006 dan wel in 2008 is gaan lopen en dat de termijn waarbinnen [eisende partijen in verzet]. in verzet konden gaan begin 2024 dus ruimschoots was verstreken. [eisende partijen in verzet]. worden daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun verzet. Het door hen gedane beroep op het in artikel 6 EVRM neergelegde beginsel, doet daaraan niet af. Het recht op toegang tot de rechter is blijkens vaste rechtspraak immers geen absoluut recht is, en dat recht kan worden beperkt door een regel als artikel 143 Rv. Van strijdigheid met artikel 6 EVRM is dan ook geen sprake.
4.7.
Dat [eisende partijen in verzet]. niet ontvankelijk zijn in hun verzet leidt ertoe dat het verstekvonnis in stand blijft. Dit heeft tevens tot gevolg dat de tegenvordering moet worden afgewezen. De grondslag van de tegenvordering is er immers in gelegen dat het verstekvonnis uit 2006 niet klopt en vernietigd moet worden. Omdat het verstekvonnis in stand blijft, vervalt daarmee de grondslag van de tegenvordering.
4.8.
Voor zover [eisende partijen in verzet]. hebben beoogd een executiegeschil te willen starten, geldt dat zij niet hebben voldaan aan de daarvoor geldende vereisten. Bovendien hebben zij hun vorderingen daarvoor onvoldoende onderbouwd.
4.9.
[eisende partijen in verzet]. zullen, ten aanzien van de vordering, als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure. Ook zullen zij veroordeeld worden in de proceskosten inzake de tegenvordering. Omdat SVP geen conclusie van antwoord heeft genomen, zullen die kosten echter begroot worden op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
verklaart [eisende partijen in verzet]. niet-ontvankelijk in het verzet;
5.2.
veroordeelt [eisende partijen in verzet]. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SVP worden vastgesteld op een bedrag van € 271,00 aan salaris van de gemachtigde van SVP;
de tegenvordering:
5.3.
wijst de tegenvordering af;
5.4.
veroordeelt [eisende partijen in verzet]. tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor SVP worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter