ECLI:NL:RBNHO:2024:7004

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
HAA 23/5512
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake dwangsommen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is het beroep van eisers niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hadden op 1 juni 2023 een verzoek ingediend om afgifte van besluitvorming over de hoogte van dwangsommen. Op 21 augustus 2023 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dit verzoek. De rechtbank heeft op 28 maart 2024 om nadere toelichting gevraagd, waarop eisers hebben gereageerd. Tijdens de zitting op 17 juni 2024 zijn eisers niet verschenen, terwijl het college van burgemeester en wethouders ook niet aanwezig was, maar wel telefonisch contact heeft gehad met de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eisers is gebaseerd op een verzoek dat niet leidt tot een rechtsmiddel, omdat de eerdere communicatie van de gemeente geen besluit is waartegen beroep openstaat. Dit betekent dat er geen dwangsom kan worden verbeurd wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat eisers geen rechtens relevant belang hebben bij hun verzoek en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter R.H.M. Bruin, in aanwezigheid van griffier drs. A.F. Hermus-Zoetmulder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/5512
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2024 in de zaak tussen

[eisers] ,uit [plaats] , eisers

gemachtigde: mr. R. Grijpstra, advocaat te Almere,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, dat volgens hen gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun verzoek van 1 juni 2023 om “afgifte besluitvorming over de hoogte van dwangsommen en deze ook daadwerkelijk te betalen”.
1.1.
Op 21 augustus 2023 hebben eiseres het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingesteld.
1.2.
Op 28 maart 2024 heeft de rechtbank eisers verzocht om het beroep nader toe te lichten, omdat het de rechtbank uit het beroepschrift niet direct duidelijk is op welke feitelijke grondslag het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het verzoek van 1 juni 2023 zijn gebaseerd. De gemachtigde van eisers heeft hierop gereageerd met een mail van 2 april 2024 en een brief van dezelfde datum, ontvangen op 4 april 2024.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 17 juni 2024 op zitting behandeld tegelijk met het beroep in zaak HAA 24/1061. Hieraan heeft de gemachtigde van eisers deelgenomen. Eisers zijn op 12 april 2024 door de rechtbank opgeroepen om naar de zitting te komen, maar zijn zonder nader bericht niet verschenen. Het college is op 28 maart 2024 uitgenodigd voor de zitting, maar is niet verschenen. Tijdens de zitting heeft de rechtbank telefonisch contact opgenomen met het college. De heer mr. E. Boschma, in dienst van BUCH en bij de rechtbank uit andere procedures tussen partijen bekend als vertegenwoordiger van het college, heeft in het telefoongesprek bevestigd dat de uitnodiging het college heeft bereikt.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Hieronder zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
2.2.
In deze zaak hebben eisers hun beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gebaseerd op hun verzoek, gedateerd 1 juni 2023, om “afgifte besluitvorming over de hoogte van dwangsommen en deze ook daadwerkelijk te betalen”. Volgens eisers sluit dit verzoek aan op een ingebrekestelling van 20 februari 2023 die zou zien op (het gesteld niet tijdig beslissen op) hun bezwaar van 22 september 2022 tegen een antwoordmail van de (civiele) advocaat van de gemeente van 21 september 2022 op een verzoek van eisers van 15 september 2022. In dat bericht van 15 september 2022 hadden zij verzocht om de leegstandwetvergunningen uit 2014 en 2019, die het college aan de gemeente had afgegeven voor de door eisers gehuurde woning, in te trekken.
2.3.
De rechtbank heeft eerder in de uitspraak van 13 december 2023 [1] vastgesteld dat die antwoordmail van 21 september 2022 geen besluit is waartegen een rechtsmiddel open staat en dat het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun bezwaar van 22 september 2022 tegen het antwoord op hun verzoek van 15 september 2022 daarom niet-ontvankelijk is. Dat betekent ook dat geen dwangsom kan worden verbeurd wegens het (gesteld) niet tijdig nemen van een besluit op dat bezwaar en dat eisers bij een over een – op grond van artikel 4.19 van de Algemene wet bestuursrecht (ambtshalve) vast te stellen – besluit over de vaststelling van de hoogte van enige dwangsom geen rechtens relevant belang hebben. Daarom is het beroep tegen het gesteld niet tijdig nemen van een besluit op die (ambtshalve) vaststelling – of op hun verzoek tot die vaststelling als hun verzoek om “afgifte besluitvorming over de hoogte van dwangsommen” al zo zou kunnen worden opgevat –ook niet-ontvankelijk. In deze procedure kan ook geen uitspraak worden gedaan over “daadwerkelijk uitbetalen van enig bedrag”.

Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is niet-ontvankelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
3.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2024 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.

Voetnoten

1.HAA 22/1001, HAA 22/2305 en HAA 23/2008, r.o. 4 - 4.2.