In deze bodemzaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines), vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Mumbai via Istanboel op 25 april 2022. Door een vertraging van de eerste vlucht misten zij hun aansluitende vlucht en arriveerden zij 48 uur later op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft echter niet kunnen bewijzen dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de aangeboden alternatieve vlucht niet voldeed aan de eisen van redelijkheid, en dat de vervoerder niet voldoende had onderbouwd dat zij niet meer kon doen dan de passagiers omboeken naar de eerstvolgende vlucht.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.105,43, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 27 maart 2024 door mr. S.N. Schipper in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.