6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten. Eerst heeft hij op 2 oktober 2023 samen met anderen een ontploffing veroorzaakt, door vuurwerk in de brievenbus van een woning te plaatsen en dit aan te steken. Door de ontploffing is de brievenbus uit de voordeur geblazen, waarbij de klep en de plaat van de brievenbus meer dan tien meter verderop op straat zijn beland. Ook is hierdoor de woning van binnen beschadigd, waarbij onder andere een metalen stang van de brievenbus zich door de toiletdeur heeft geboord. De ontploffing vond plaats rond 17.30 uur, een tijdstip waarop mensen veelal thuis zijn of net thuiskomen van werk. Het is dus een geluk dat er op dat moment geen mensen in de woning aanwezig waren of daar op straat liepen en dat niemand gewond is geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachten boos waren op [benadeelde partij 1] en [naam] , de toenmalige vriendinnen van medeverdachte [medeverdachte 1] en hemzelf, omdat zij dachten dat de meisjes waren vreemdgegaan. De rechtbank vindt het heel zorgelijk en rekent het verdachte ook aan dat hij kennelijk uit wraak tot dit plan is overgegaan. [benadeelde partij 1] heeft zich door de ontploffing bij haar woning bedreigd gevoeld en [naam] was bang dat dit ook bij haar thuis zou gebeuren. Maar dit feit heeft niet alleen gevolgen gehad voor het veiligheidsgevoel van de twee meisjes. Buren zijn opgeschrikt door de harde knal en de ontploffing zal ook tot angstige gevoelens hebben geleid bij familieleden van de meisjes. Dat geldt ook voor de maatschappij in het algemeen, te meer nu ontploffingen bij woningen de laatste tijd regelmatig voorkomen.
Vervolgens heeft verdachte een maand later samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen het minderjarige slachtoffer [benadeelde partij 2] . Verdachte was boos op het slachtoffer omdat deze twee jaar geleden naaktfoto’s van de nieuwe vriendin van verdachte zou hebben verspreid. Verdachte is naar de school van het slachtoffer gegaan en heeft hem bevolen mee te lopen. Verdachte heeft, samen met zijn vrienden, het slachtoffer in een steeg vastgepakt, tegen de schutting geduwd en in zijn gezicht geslagen. Toen het slachtoffer kans zag om weg te rennen, is hij door de jongens getackeld en, terwijl hij op de grond lag, meerdere malen door hen geschopt. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij op dat moment erg bang was en dacht dat hij het niet zou overleven. Hij heeft schaafwonden en blauwe plekken opgelopen en had veel pijn. Uit de op de zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte ook psychische schade bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Hij is tot op heden nog angstig en heeft vanwege concentratieproblemen een achterstand opgelopen op school, waardoor hij dit schooljaar over moet doen. Daarnaast zijn de ouders van het slachtoffer angstig geworden. Ook bij dit feit geldt dat het gevolgen moet hebben gehad voor andere scholieren en de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk geroepen voelde om verhaal te halen over iets wat hem niet aanging en bovendien ook niet meer speelde. Zijn vriendin had hem zelfs verzocht zich niet met de kwestie te bemoeien omdat het incident van twee jaar geleden was en ze er geen last meer van had.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juni 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor een geweldsdelict een strafbeschikking heeft aanvaard, bestaande uit een onvoorwaardelijke werkstraf;
- het Pro Justitia psychologisch onderzoeksrapport van 15 maart 2024, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 14 juni 2024 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij verdachte is sprake van antisociaal gedrag, een posttraumatische stressstoornis en
een depressieve stoornis. Waarschijnlijk was dit ook zo tijdens de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde dit zijn keuzes en gedragingen. Verdachte redeneert en handelt steeds op grond van zijn eigen behoeftebevrediging of uit frustratie. Zijn reacties zijn voornamelijk impulsief en zelf beschermend, gekleurd door zijn basale emoties. Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Zonder justitieel kader wordt de kans op herhaling matig tot hoog geschat. Verdachte is voor de keuzes die hij maakt voornamelijk afhankelijk van toezicht. Begeleiding, gericht op het aanleren, oefenen en bespreken van passende oplossingen in concrete zaken en bij morele keuzes is daarom van belang. Daarnaast is het belangrijk dat hij traumabehandeling krijgt voor de gebeurtenissen uit het verleden. Tot slot is een delictanalyse, waarin uitgebreid wordt gesproken over risico- en beschermende factoren, essentieel. Het effect van behandeling en begeleiding is afhankelijk van een duidelijk kader waarin verdachte gedurende langere tijd geleerd wordt om voor- en nadelen voor zichzelf af te wegen, er toezicht is op het nakomen van afspraken en hem veel praktische begeleiding wordt gegeven. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd, waarin verdachte zich moet houden aan bijzondere voorwaarden. Daarbij wordt deelname aan scholing/stage en behandeling alsook een delictanalyse en praktische ondersteuning door een coach als wenselijk gezien.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog, inhoudende dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, over.
De Raad heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zodat hij niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Dit, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan de al ingezette hulpverlening van Parlan en aan eventuele aanvullende hulpverlening, meewerkt aan de al ingezette hulpverlening van Nova Forte Zorg, naar school gaat en/of een dagbesteding heeft en zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Indien de rechtbank van oordeel is dat het aandeel van verdachte groter is dan hij aangeeft, wordt geadviseerd verdachte ook een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De Raad ziet veel risicofactoren, waaronder de constatering dat verdachte loyaal is naar zijn vrienden en hij zijn eigen belang daaraan ondergeschikt lijkt te maken. Een strafrechtelijk kader is dan ook noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De Raad heeft het advies op de terechtzitting nader toegelicht en aangevuld. De wijze waarop verdachte op de terechtzitting reageert op de schriftelijke slachtofferverklaring is typerend voor de problematiek die uit het psychologisch onderzoek naar voren is gekomen. Verdachte kan zich niet verplaatsen in het slachtoffer en bekijkt de situatie alleen vanuit zijn eigen perspectief. Daarom moet de ingezette hulpverlening worden gecontinueerd en moet worden onderzocht of aanvullende hulpverlening noodzakelijk is.
Het is positief dat verdachte zich al lange tijd goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt. Ook is het positief dat zijn moeder zo betrokken is.
Desgevraagd heeft de Raad aangegeven dat de geadviseerde hulpverlening van Parlan traumabehandeling inhoudt maar indien nodig ook aanvullende hulpverlening. De hulpverlening van Nova Forte Zorg bestaat uit begeleiding door een coach. Verder staat de Raad achter een contactverbod met slachtoffer [benadeelde partij 2] en een locatieverbod voor diens school. Het is voor verdachte duidelijker waar hij aan toe is wanneer deze verboden als bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden vindt de Raad wenselijk.
Namens de jeugdreclassering is op de terechtzitting aangesloten bij het advies van de Raad en het volgende naar voren gebracht. De samenwerking met verdachte verloopt goed. Hij is in contact, is beleefd en reageert altijd snel. Ook is hij in gesprekken spraakzaam en open. Het was voor verdachte lastig om een stage te vinden en te behouden. Dat is dan ook een aandachtspunt, waar hij veel begeleiding bij krijgt. Verdachte heeft één keer per week traumabehandeling, waarvan hij zelf aangeeft dat dit hem helpt. De jeugdreclassering spreekt verdachte iedere maand in persoon en daarnaast regelmatig telefonisch. Met verdachte worden dan vaak risicovolle situaties besproken. Daarbij valt op dat hij bij het bespreken van die situaties kan leren, maar dat het hem nog niet lukt om het geleerde in een andere, volgende situatie toe te passen. Verder heeft verdachte iedere week een afspraak met zijn coach van Nova Forte Zorg, die hem voornamelijk praktisch ondersteunt maar ook meegaat naar gesprekken bij het Zorg- en Veiligheidshuis en contact heeft met school. Het is van belang dat er een goede samenwerking is tussen de jeugdreclassering, de psycholoog en de coach.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder al een strafbeschikking heeft gekregen voor een geweldsdelict. Ook weegt in zijn nadeel mee dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor het teweegbrengen van de ontploffing en geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor de openlijke geweldpleging. Daardoor laat hij niet zien dat hij begrijpt dat hij verkeerd heeft gehandeld.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zich gedurende een lange periode goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, dat hij meewerkt aan de ingezette hulpverlening en ook inziet dat dit hem helpt.
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een jeugddetentie van honderd (100) dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze jeugddetentie, groot negenenzeventig (79) dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd waardoor verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis. Dee rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke deel een proeftijd van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen voor het einde van de proeftijd. De rechtbank vindt het verder noodzakelijk dat de traumabehandeling van verdachte bij Parlan en de begeleiding door een coach van Nova Forte Zorg worden voortgezet. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat verdachte naar school en/of stage gaat volgens het rooster danwel een andere zinvolle dagbesteding heeft en zich blijft houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Verder vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact heeft met slachtoffer [benadeelde partij 2] en zich niet bevindt in en rondom diens school, te weten het [College] te [plaats] . Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie worden verbonden.