ECLI:NL:RBNHO:2024:6956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/15/352409 / JU RK 24/721
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (de GI) tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in Somalië. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, ondanks eerdere plaatsingen, momenteel bij zijn moeder verblijft, maar dat er geen geschikte gesloten accommodatie beschikbaar is. De moeder heeft aangegeven niet te willen dat de minderjarige opnieuw in een gesloten setting geplaatst wordt, omdat dit niet helpt. De advocaat van de minderjarige heeft het verzoek van de GI betwist, stellende dat niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor een voorwaardelijke machtiging. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper is en dat er geen hulpverleningsplan is opgesteld. Hierdoor is het verzoek van de GI afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 3 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/352409 / JU RK 24/721
Datum uitspraak: 14 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] te Somalië,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. M.J. van der Vlis, kantoorhoudende in Haarlem.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 mei 2024 tot verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp, bij de rechtbank binnengekomen op 7 mei 2024;
  • het (gewijzigde) verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 juni 2024 tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, bij de rechtbank binnengekomen op 13 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van der Vlis;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
[de minderjarige] en de moeder zijn, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De GI heeft de kinderrechter voorafgaand aan de zitting per e-mail op de hoogte gesteld van de afwezigheid van de moeder. Van [de minderjarige] is geen bericht ontvangen.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Van der Vlis geen contact verkregen met [de minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont weer bij de moeder. Eerder heeft [de minderjarige] zich onttrokken aan de gesloten plaatsing bij [gesloten accommodatie] in [plaats] . Op 24 april 2024 is [de minderjarige] weer gevonden, maar sindsdien is er geen plek voor hem beschikbaar binnen een gesloten accommodatie.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 mei 2022 [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. Die ondertoezichtstelling is bij beschikking van 19 augustus 2022 definitief uitgesproken tot 19 augustus 2023 en daarna verlengd tot 19 augustus 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 november 2023 een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 16 juni 2024.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
Bij gewijzigd verzoekschrift van 13 juni 2024 verzoekt de GI een voorwaardelijke machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 19 augustus 2024.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI – samengevat en zakelijk weergegeven – gesteld tegen allerlei gesloten deuren op te lopen. Er heerst veel onveiligheid rondom [de minderjarige] en het gezin waartoe hij behoort. Zo zijn er onder meer zorgen over het zelfbepalende en criminele gedrag van [de minderjarige] en de invloed daarvan op de overige gezinsleden. Ondanks de machtiging gesloten plaatsing van november 2023, kan [de minderjarige] momenteel nergens terecht. Daarom verblijft hij nu bij de moeder, waar het voor nu goed lijkt te gaan. [de minderjarige] luistert (weer) naar de moeder, houdt zich aan de afspraken, heeft een weekendbaantje op de [bedrijf] in [plaats] en heeft aangegeven zich in te willen schrijven bij het [College] . Gelet op de motivatie van [de minderjarige] en de omstandigheid dat het aan een passende vervolgplek ontbreekt, acht de GI een gesloten plaatsing niet opportuun. De GI hoopt echter op korte termijn een passende vervolgplek voor [de minderjarige] te realiseren, in de vorm van een open plaatsing of begeleid wonen.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft bij de GI kenbaar gemaakt niet te willen dat [de minderjarige] opnieuw in een gesloten setting geplaatst wordt. Volgens de moeder helpt een gesloten plaatsing niet, omdat [de minderjarige] zich ook uit een gesloten setting onttrekt. De moeder wil daarom dat wordt ingezet op de motivatie van [de minderjarige] .

5.De mening van [de minderjarige] en het standpunt van zijn advocaat

[de minderjarige]
5.1.
De GI heeft [de minderjarige] op 13 juni 2024 gevraagd naar zijn mening over het gewijzigde verzoek. [de minderjarige] heeft niet op het bericht van de GI gereageerd. Zijn mening over het verzoek is de kinderrechter dan ook onbekend. Vastgesteld kan worden dat [de minderjarige] zich niet heeft uitgelaten over zijn bereidheid tot het naleven van de voorwaarden (impliciet) voortvloeiende uit het verzoek van de GI.
De advocaat
5.2.
Gelet op de wettelijke vereisten gesteld aan de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en de omstandigheid dat niet is voldaan aan deze wettelijke vereisten, verzoekt de advocaat van [de minderjarige] de kinderrechter het verzoek af te wijzen.

6.De beoordeling

Het wettelijk kader
6.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, tweede lid, van de Jeugdwet (hierna te noemen: Jw) kan een voorwaardelijke machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie afgewend worden door het stellen en naleven van voorwaarden. Verder behoeft het verzoek de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht (artikel 6.1.4, derde lid, Jw) en een door een jeugdhulpaanbieder opgesteld hulpverleningsplan. Deze jeugdhulpaanbieder zal de jeugdhulp opgenomen in de voorwaarden bieden en is bereid de jeugdige op te nemen in een gesloten accommodatie als de jeugdige de voorwaarden niet naleeft of als de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft, onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken (artikel 6.1.4, zesde lid, Jw). De kinderrechter verleent slechts een machtiging indien de jeugdige zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of redelijkerwijs is aan te nemen dat de voorwaarden zullen worden nageleefd (artikel 6.1.4, negende lid, Jw).
Afwijzen van het verzoek
6.2.
De kinderrechter stelt vast dat aan de juridische voorwaarden ten aanzien van de instemmingsverklaring, het hulpverleningsplan en de bereidheidsverklaring van [de minderjarige] niet is voldaan. Hoewel de gekwalificeerde gedragswetenschapper – zo begrijpt de kinderrechter van de GI – instemt met het verzoek, heeft het onderzoek van [de minderjarige] door deze gedragswetenschapper niet plaatsgevonden. Dit onderzoek was niet onmogelijk, nu duidelijk is dat [de minderjarige] op dit moment bij de moeder verblijft. Er is voorts geen hulpverleningsplan waarin staat welke jeugdhulpaanbieder bereid is [de minderjarige] op te nemen in een gesloten accommodatie. Dit is immers de kern van de problematiek, er is geen geschikte gesloten plaats beschikbaar voor [de minderjarige] . Er ligt op dit moment een machtiging voor een gesloten plaatsing, maar deze kon wegens gebrek aan een beschikbare plaats niet ten uitvoer worden gelegd. Daarnaast heeft [de minderjarige] zich niet bereid verklaard tot naleving van de door de GI gestelde, maar voor de kinderrechter onduidelijk gebleven, voorwaarden.
6.3.
Het voorgaande betekent concreet dat de kinderrechter het verzoek van de GI zal afwijzen.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het (gewijzigde) verzoek van de GI tot verlening van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2024 door mr. J. van Beek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 3 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.