ECLI:NL:RBNHO:2024:6952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
13/289219-23 en 13/004424-22 (vord. tul) en 13/125320-23 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor straatroof en afpersing in Amsterdam met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De verdachte is veroordeeld voor een straatroof, waarbij hij samen met anderen twee jongens heeft gedwongen hun jassen af te geven en een mobiele telefoon heeft gestolen. De feiten vonden plaats op 1 november 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld, wat is bewezen op basis van de getuigenverklaringen en het bewijs dat de verdachte de telefoon uit de broekzak van het slachtoffer heeft gepakt terwijl hij deze bij de kraag vasthield. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd die gelijk is aan het voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan het Intensieve Traject Begeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) en een meldplicht bij de William Schrikker Stichting. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 47,50 toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen en de proeftijd verlengd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 13/289219-23 en 13/004424-22 (vord. tul) en 13/125320-23 (vord. tul)
Uitspraakdatum: 24 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 10 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, advocaat te Zandvoort, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de Jeugdbescherming Regio Amsterdam, afdeling jeugdreclassering (hierna: JBRA), naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] .

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of aan de
openbare weg, te weten het [park] , in elk geval op of aan een openbare weg,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld slachtoffers [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van hun jassen, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of een derde
toebehoorde(n) door:
- te dreigen die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] in elkaar te slaan en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] en/of tegen die [benadeelde partij 2] te zeggen 'geef nu je jas of ik sla
je helemaal dood' en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] en/of tegen die [benadeelde partij 2] te zeggen dat hij hem/hen zou
vermoorden en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen 'als jullie naar de politie gaan, dan neuk ik jullie
hele kanker stamboom' en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen 'werk gewoon mee. Wij hebben geen zin om
iemand te slaan';
2
hij op of omstreeks 1 november 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of
aan de openbare weg, te weten het [park] , in elk geval op of aan een openbare
weg, een mobiele telefoon (Iphone 13), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke
diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- het vastpakken van de kraag van die [benadeelde partij 2] en/of het pakken van de telefoon
uit de broekzak van die [benadeelde partij 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 is de officier van justitie van mening dat sprake is van een voltooide diefstal, vergezeld van geweld. De verdachte heeft aangever [benadeelde partij 2] bij de kraag vastgepakt en vervolgens zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak gepakt. Aangever kreeg zijn telefoon pas terug nadat hij zijn jas aan de verdachte had afgegeven. De verdachte heeft de telefoon aldus (ook al is het maar voor een korte tijd) uit de beschikkingsmacht van [benadeelde partij 2] gehaald.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, bewezen kan worden met uitzondering van het tenlastegelegde bestanddeel “
geweld” en dat de verdachte slechts veroordeeld kan worden voor bedreiging met geweld. De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte daarom van dit bestanddeel partieel vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit, omdat het oogmerk van de verdachte op de wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon ontbreekt. De verdachte wilde de telefoon niet houden en heeft deze vrijwel direct nadat hij hem had gepakt aan aangever teruggegeven.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverweging feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon en dat deze diefstal is vergezeld van geweld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de mobiele telefoon van aangever uit zijn broekzak heeft gepakt terwijl hij aangever bij zijn kraag vast hield.
De verdachte heeft de mobiele telefoon daarmee buiten de beschikkingsmacht van aangever gebracht en was op dat moment heer en meester over de telefoon. Dat de verdachte slechts korte tijd de beschikkingsmacht over de telefoon heeft gehad omdat hij hem, in ruil voor de jas van aangever, aan aangever heeft teruggegeven, doet daaraan niet af, nu de diefstal door middel van de wegnemingshandeling reeds was voltooid.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in de zin dat
1
hij op 1 november 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, op of aan de
openbare weg, te weten het [park] , met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]
heeft gedwongen tot de afgifte van jassen, die aan die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] toebehoorden door:
- te dreigen die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] in elkaar te slaan en
- tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen 'geef nu je jas of ik sla je helemaal dood' en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] en tegen die [benadeelde partij 2] te zeggen dat hij hen zou
vermoorden en
- tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen 'als jullie naar de politie gaan, dan neuk ik jullie
hele kanker stamboom' en
- tegen die [benadeelde partij 1] te zeggen 'werk gewoon mee. Wij hebben geen zin om
iemand te slaan';
2
hij op 1 november 2023 te Amsterdam, op of aan de openbare weg, te weten het [park] , een mobiele telefoon (Iphone 13), die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft
weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, welke
diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die gemakkelijk te maken, door:
- het vastpakken van de kraag van die [benadeelde partij 2] en het pakken van de telefoon uit de broekzak van die [benadeelde partij 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Uit het verhandelde op de terechtzitting blijkt dat de verdachte daardoor niet is geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 74 dagen, waarvan een gedeelte van 30 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert daarnaast dat aan de proeftijd naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad en aangevuld op de zitting, waaronder een meldplicht bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSJ) en het deelnemen aan Intensieve Traject Begeleiding Harde Kern (ITB) voor de duur van zes maanden.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het op te leggen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit, gelet op de richtlijnen, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest. De verdachte heeft, voor zover hij nog herinnering heeft aan het tenlastegelegde, geprobeerd eerlijk antwoord te geven op alle vragen. Daarnaast heeft hij een lange tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis goed meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden. De combinatie van het meewerken aan ITB Harde Kern, een avondklok en een nog ten uitvoer te leggen werkstraf vraagt teveel van de verdachte. Hierdoor is het risico aanwezig dat de hulpverlening de verdachte kwijtraakt, terwijl hij nu juist een positieve ontwikkeling doormaakt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder de verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte twee jongens, die op weg waren naar school, ‘meegelokt’ naar een park en hen daar gedwongen hun (merk)jassen aan hen af te geven.
Hoewel de slachtoffers eerst niet wilden meewerken, heeft de dreigende situatie ertoe geleid dat zij uiteindelijk toch hun jassen hebben afgegeven. Tijdens het incident heeft de verdachte bovendien de mobiele telefoon van een van de slachtoffers uit diens broekzak gepakt terwijl de verdachte het slachtoffer bij de kraag vast had.
Pas nadat het slachtoffer zijn Stone Island jas aan de verdachte had gegeven, kreeg hij zijn telefoon terug. Uit de beide aangiftes blijkt dat de slachtoffers erg bang waren en vreesden dat hen iets zou overkomen. Dergelijke feiten zijn niet alleen zeer beangstigend voor de slachtoffers, maar ze vergroten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, vooral als ze op klaarlichte dag in het openbaar worden gepleegd.
Verder heeft de verdachte met zijn handelen niet alleen laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen, maar ook dat hij niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan, vooral omdat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
- de over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 14 maart 2024 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over de verdachte uitgebrachte (advies)rapport van de Raad, gedateerd 27 mei 2024, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
Advies van de GZ-psycholoog
Door deze deskundige is vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis. Daarnaast worden er kenmerken gezien van ADHD. De deskundige acht het voorstelbaar dat dat de ADHD-kenmerken van de verdachte hebben bijgedragen aan een verhoogde mate van impulsiviteit en zijn gedragsstoornis aan het gebrekkig inleven in de slachtoffers. Het advies is desondanks om de verdachte toch de feiten volledig toe te rekenen omdat gedacht wordt dat hij voldoende weet had van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen en hij de keuzevrijheid had om andere beslissingen te nemen..
Op basis van de risico-taxatie instrumenten en de klinische indruk van de deskundige wordt zonder begeleiding en behandeling het recidiverisico ingeschat als hoog. Er is sprake van een jongen die veel structuur, toezicht en begrenzing vanuit zijn omgeving nodig heeft en daarnaast zelf meer vaardigheden moet aanleren om met zijn impulsen en lastige situaties om te gaan. Als beschermende factoren worden de betrokkenheid van zijn moeder, oma, IFA-coach en toezicht vanuit de reclassering gezien. Geadviseerd wordt om de huidige begeleiding vanuit Levvel te continueren. De verdachte lijkt een goede band te hebben met zijn IFA-coach van waaruit hij positief gestimuleerd kan worden.
Als juridisch kader wordt een ITB Harde Kern maatregel geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden meewerken aan behandeling en het volgen van onderwijs. Omdat de verdachte binnen een eerdere jeugdreclasseringsmaatregel opnieuw met politie in aanraking is gekomen en hij gebaat is bij veel structuur en toezicht met duidelijke consequenties, wordt gedacht dat de ITB Harde Kern maatregel een meer passend kader is van waaruit hem dit geboden kan worden. Daarnaast kan begeleiding vanuit de Willem Schrikker Stichting overwogen worden vanwege het lagere intelligentieniveau van de verdachte.
De Raad en de Jeugdreclassering
Op de zitting heeft de Raad het advies toegelicht en aangepast. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het Pro Justitia rapport waaronder een meldplicht met de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden in het kader van ITB Harde Kern.
Er is geen contra-indicatie om daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, adviseert de Raad echter niet tot een voorwaardelijke jeugddetentie maar een voorwaardelijke werkstraf. Verder vindt de Raad het noodzakelijk dat de avondklok met drie maanden wordt verlengd en dat aan de verdachte een contactverbod wordt opgelegd met de medeverdachte voor de duur van zes maanden. De verdachte heeft dat nodig om te voorkomen dat hij recidiveert en het geeft de moeder meer houvast om hem te begrenzen. Op dit moment wordt het reclasseringstoezicht uitgevoerd door JBRA. Een toezicht door de WSJ is echter meer passend, gelet op het intelligentieniveau van de verdachte. De WSJ is hiervan op de hoogte en er komt een warme overdracht. Tot slot adviseert de Raad om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren vanwege de ernst van de feiten en het recidiverisico.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging adviseert de Raad de werkstraf van 40 uur geheel ten uitvoer te leggen en, indien in de zaak met parketnummer 13/125320-23 wordt beslist tot verlenging van de proeftijd, is het van belang dat de instelling die het toezicht nu uitvoert, de JBRA, wordt gewijzigd in de WSJ.
Namens de jeugdreclassering is op de zitting naar voren gebracht dat zij zich kunnen vinden in het advies van de Raad.
conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd (LOVS richtlijnen). Daar wordt bij een diefstal met geweld (straatroof) of een afpersing, 60 uur taakstraf of 1 maand jeugddetentie, als uitgangspunt genomen, waarbij strafverzwarende omstandigheden, zoals het samen met anderen plegen van een feit, aanleiding kunnen zijn om de straf te verhogen. De rechtbank heeft verder gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot het verrichten van taakstraffen, is de rechtbank, anders dan de Raad, van oordeel dat nu niet meer kan worden volstaan met oplegging van een al dan niet (voorwaardelijke) taakstraf. Eerder opgelegde taakstraffen hebben de verdachte er immers niet van weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen. Om die reden zal de rechtbank jeugddetentie opleggen.
De rechtbank heeft echter ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gezien dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. De verdachte heeft zich gehouden aan de schoringsvoorwaarden, het gaat goed op school en zijn coach is positief over hem. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis en volstaat met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft uitgezeten.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, te weten 44 dagen.
Om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank verder een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de deskundige en de Raad, waaronder het meewerken aan de maatregel ITB Harde Kern en de avondklok.
Uit de rapportages die zijn uitgebracht over de verdachte, maar ook uit de toelichting daarop tijdens de zitting, blijkt dat de verdachte veel begeleiding en sturing nodig heeft om zich positief te kunnen (blijven) ontwikkelen. De rechtbank acht het daarom in het belang van de verdachte dat hij de komende maanden nog intensief wordt begeleid in het kader van ITB Harde Kern.
dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over de verdachte uitgebrachte rapportages en wat op de zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder intensieve begeleiding en behandeling opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

[wettelijk vertegenwoordiger] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon,
[benadeelde partij 1] , een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 95,00, voor materiële schade die zijn zoon als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 95,00 in zijn geheel kan worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht om de verdachte en de medeverdachte ieder te veroordelen tot betaling van de helft van het gevorderde bedrag, te weten een bedrag van € 47,50.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Zij kan zich erin vinden dat de verdachte en de medeverdachte ieder worden veroordeeld tot betaling van de helft van het gevorderde bedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in de vordering.
Voor de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit, rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank vindt - met de officier van justitie en de raadsvrouw - het in dit geval niet wenselijk om een hoofdelijke veroordeling uit te spreken.
Dit zou betekenen dat de verdachte, na voldoening van het gehele bedrag, zijn verhaalsrecht zou moeten uitoefenen ten opzichte van de medeverdachte met wie hij een contactverbod heeft. Dit acht de rechtbank een onwenselijke situatie. De rechtbank zal de verdachte daarom veroordelen tot betaling tot de helft van het gevorderde bedrag, te weten een bedrag van
€ 47,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 november 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van afpersing], aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/004424-22
Bij vonnis van 2 juni 2023 in de zaak met parketnummer 13/004424-22 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte voor -kort gezegd- diefstal, opzetheling en belediging van een ambtenaar veroordeeld tot, onder meer, een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 23 juni 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 16 juni 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf nu alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.
8.2.
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/125320-23
Bij vonnis van 18 augustus 2023 in de zaak met parketnummer 13/125320-23 heeft de kinderrechter te Amsterdam de verdachte voor -kort gezegd- onder andere het medeplegen van afpersing, het medeplegen van diefstal met geweld en opzetheling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 22 september 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 september 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank de bij deze voorwaardelijke straf opgelegde proeftijd zal verlengen met één jaar en de aan die voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden zal wijzigen in die zin dat de instelling die het toezicht uitvoert, te weten Jeugdbescherming Regio Amsterdam, wordt gewijzigd in de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
De rechtbank heeft bij het onderzoek op de terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet echter, net als de officier van justitie, aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel op grond van artikel 6:6:19 van het Wetboek van Strafvordering, de proeftijd in deze zaak te verlengen met 1 jaar.
De rechtbank vindt het belangrijk dat de verdachte zich kan focussen op school en stage, de gesprekken met zijn hulpverleners, en andere zaken die voor zijn verdere ontwikkeling van belang zijn. Een tenuitvoerlegging van de werkstraf zou de positieve ontwikkeling die de verdachte nu laat zien kunnen doorkruisen.
De rechtbank is verder van oordeel dat het op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken aannemelijk is dat de verdachte er meer baat bij zal hebben als hij wordt ondersteund en begeleid door de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting. Omdat deze instelling de expertise heeft op het gebied van de problematiek van de verdachte, zullen zij beter bij hem kunnen aansluiten. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat in het vonnis van de kinderrechter van 18 augustus 2023 geen meldplicht bij de Jeugdbescherming is opgelegd als bijzondere voorwaarde en dat er ook geen opdracht tot hulp en steun is gegeven aan de Jeugdbescherming.
De rechtbank zal daarom bij het vonnis van 18 augustus 2023 de meldplicht bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde stellen en aan deze instelling de opdracht geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
74 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 30 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 44 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich meldt bij de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering, en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, waarbij de verdachte zes maanden intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern;
  • blijft meewerken aan de begeleiding door de IFA coach van Levvel;
  • onderwijs/stage volgt danwel meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
  • meewerkt aan behandeling indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] . Dit voor een periode van maximaal 6 maanden, of zoveel korter in overleg met de jeugdreclassering en de officier van justitie.
De politie ziet toe op de handhaving van dit verbod.
- zich houdt aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks tussen 22:00 uur en 07:00 uur thuis zal zijn op het adres [adres] , en welke tijden in overleg met en door de jeugdreclassering aan te passen zijn, maximaal voor de duur van drie maanden vanaf 24 juni 2024 of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht in overleg met de officier van justitie;
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 47,50(
zevenenveertig euro en vijftig cent) bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 47,50, (zevenenveertig euro en vijftig cent
)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
zaak met parketnummer 13/004424-22
Wijst toede vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/004424-22 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 2 juni 2023.
zaak met parketnummer 13/125320-23:
Verlengtde bij vonnis van 18 augustus 2023 in de zaak met parketnummer 13/047207-22 bepaalde proeftijd met 1 (één) jaar.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat als (nieuwe) bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, afdeling jeugdreclassering, en zich daarna gedurende de proeftijd en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
- Handhaaft de bijzondere voorwaarden in voormeld vonnis voor het overige.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stiching Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing over voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. N. Cuvelier en mr. J.J. Veldheer, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier M. Woudman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2024.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.