6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder de verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte twee jongens, die op weg waren naar school, ‘meegelokt’ naar een park en hen daar gedwongen hun (merk)jassen aan hen af te geven.
Hoewel de slachtoffers eerst niet wilden meewerken, heeft de dreigende situatie ertoe geleid dat zij uiteindelijk toch hun jassen hebben afgegeven. Tijdens het incident heeft de verdachte bovendien de mobiele telefoon van een van de slachtoffers uit diens broekzak gepakt terwijl de verdachte het slachtoffer bij de kraag vast had.
Pas nadat het slachtoffer zijn Stone Island jas aan de verdachte had gegeven, kreeg hij zijn telefoon terug. Uit de beide aangiftes blijkt dat de slachtoffers erg bang waren en vreesden dat hen iets zou overkomen. Dergelijke feiten zijn niet alleen zeer beangstigend voor de slachtoffers, maar ze vergroten ook de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, vooral als ze op klaarlichte dag in het openbaar worden gepleegd.
Verder heeft de verdachte met zijn handelen niet alleen laten zien dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen, maar ook dat hij niet nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan, vooral omdat hij al eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
- de over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 14 maart 2024 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over de verdachte uitgebrachte (advies)rapport van de Raad, gedateerd 27 mei 2024, van [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad.
Advies van de GZ-psycholoog
Door deze deskundige is vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis. Daarnaast worden er kenmerken gezien van ADHD. De deskundige acht het voorstelbaar dat dat de ADHD-kenmerken van de verdachte hebben bijgedragen aan een verhoogde mate van impulsiviteit en zijn gedragsstoornis aan het gebrekkig inleven in de slachtoffers. Het advies is desondanks om de verdachte toch de feiten volledig toe te rekenen omdat gedacht wordt dat hij voldoende weet had van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen en hij de keuzevrijheid had om andere beslissingen te nemen..
Op basis van de risico-taxatie instrumenten en de klinische indruk van de deskundige wordt zonder begeleiding en behandeling het recidiverisico ingeschat als hoog. Er is sprake van een jongen die veel structuur, toezicht en begrenzing vanuit zijn omgeving nodig heeft en daarnaast zelf meer vaardigheden moet aanleren om met zijn impulsen en lastige situaties om te gaan. Als beschermende factoren worden de betrokkenheid van zijn moeder, oma, IFA-coach en toezicht vanuit de reclassering gezien. Geadviseerd wordt om de huidige begeleiding vanuit Levvel te continueren. De verdachte lijkt een goede band te hebben met zijn IFA-coach van waaruit hij positief gestimuleerd kan worden.
Als juridisch kader wordt een ITB Harde Kern maatregel geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden meewerken aan behandeling en het volgen van onderwijs. Omdat de verdachte binnen een eerdere jeugdreclasseringsmaatregel opnieuw met politie in aanraking is gekomen en hij gebaat is bij veel structuur en toezicht met duidelijke consequenties, wordt gedacht dat de ITB Harde Kern maatregel een meer passend kader is van waaruit hem dit geboden kan worden. Daarnaast kan begeleiding vanuit de Willem Schrikker Stichting overwogen worden vanwege het lagere intelligentieniveau van de verdachte.
De Raad en de Jeugdreclassering
Op de zitting heeft de Raad het advies toegelicht en aangepast. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het Pro Justitia rapport waaronder een meldplicht met de jeugdreclassering, waarvan 6 maanden in het kader van ITB Harde Kern.
Er is geen contra-indicatie om daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, adviseert de Raad echter niet tot een voorwaardelijke jeugddetentie maar een voorwaardelijke werkstraf. Verder vindt de Raad het noodzakelijk dat de avondklok met drie maanden wordt verlengd en dat aan de verdachte een contactverbod wordt opgelegd met de medeverdachte voor de duur van zes maanden. De verdachte heeft dat nodig om te voorkomen dat hij recidiveert en het geeft de moeder meer houvast om hem te begrenzen. Op dit moment wordt het reclasseringstoezicht uitgevoerd door JBRA. Een toezicht door de WSJ is echter meer passend, gelet op het intelligentieniveau van de verdachte. De WSJ is hiervan op de hoogte en er komt een warme overdracht. Tot slot adviseert de Raad om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren vanwege de ernst van de feiten en het recidiverisico.
Ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging adviseert de Raad de werkstraf van 40 uur geheel ten uitvoer te leggen en, indien in de zaak met parketnummer 13/125320-23 wordt beslist tot verlenging van de proeftijd, is het van belang dat de instelling die het toezicht nu uitvoert, de JBRA, wordt gewijzigd in de WSJ.
Namens de jeugdreclassering is op de zitting naar voren gebracht dat zij zich kunnen vinden in het advies van de Raad.
conclusie van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting jeugd (LOVS richtlijnen). Daar wordt bij een diefstal met geweld (straatroof) of een afpersing, 60 uur taakstraf of 1 maand jeugddetentie, als uitgangspunt genomen, waarbij strafverzwarende omstandigheden, zoals het samen met anderen plegen van een feit, aanleiding kunnen zijn om de straf te verhogen. De rechtbank heeft verder gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot het verrichten van taakstraffen, is de rechtbank, anders dan de Raad, van oordeel dat nu niet meer kan worden volstaan met oplegging van een al dan niet (voorwaardelijke) taakstraf. Eerder opgelegde taakstraffen hebben de verdachte er immers niet van weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen. Om die reden zal de rechtbank jeugddetentie opleggen.
De rechtbank heeft echter ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en gezien dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. De verdachte heeft zich gehouden aan de schoringsvoorwaarden, het gaat goed op school en zijn coach is positief over hem. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte niet terug hoeft naar de jeugdgevangenis en volstaat met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft uitgezeten.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, te weten 44 dagen.
Om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank verder een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de deskundige en de Raad, waaronder het meewerken aan de maatregel ITB Harde Kern en de avondklok.
Uit de rapportages die zijn uitgebracht over de verdachte, maar ook uit de toelichting daarop tijdens de zitting, blijkt dat de verdachte veel begeleiding en sturing nodig heeft om zich positief te kunnen (blijven) ontwikkelen. De rechtbank acht het daarom in het belang van de verdachte dat hij de komende maanden nog intensief wordt begeleid in het kader van ITB Harde Kern.
dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over de verdachte uitgebrachte rapportages en wat op de zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zonder intensieve begeleiding en behandeling opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.