ECLI:NL:RBNHO:2024:6925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
C/15/351147
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen na drie jaar zonder resultaat

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 juni 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers om de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], te verlengen. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 18 juni 2021 en was sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat ondanks de inspanningen van de betrokken partijen, de doelen van de ondertoezichtstelling niet zijn behaald. De moeder heeft de afgelopen jaren de ondertoezichtstelling als een grote belasting ervaren en wenst rust voor haar en de kinderen. De vader is van mening dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk is, maar de kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling niet effectief zal zijn en dat het in het belang van de kinderen is om deze niet te verlengen. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, omdat het niet te verwachten is dat de situatie in de komende zes maanden zal verbeteren. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen drie maanden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351147 / JU RK 24-553
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermerste Haarlem,
hierna te noemen de GI,
over de minderjarigen
[de minderjarigen]:
­
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] (Syrië), hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
­
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] (Jordanië),hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.A.M. Ansink te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
­ het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI van 8 april 2024;
­ de brief, met bijlagen, van de moeder van 5 juni 2024, ontvangen op 7 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024, gelijktijdig met de behandeling van de zaak met zaaknummer C/15/338715 / FA RK 23/1665. Daarbij waren aanwezig:
­ de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Ansink;
­ de vader, bijgestaan door een telefonische tolk;
­ de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
Tevens was als informant in de zaak met zaaknummer C/15/338715 / FA RK 23/1665 aanwezig [vertegenwoordiger van de GI] van de Raad voor de Kinderbescherming.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. Zij hebben hierover afzonderlijk van elkaar een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 juni 2021 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI is van mening dat er nog immer sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. Hoewel de Gl na de zitting op 5 december 2023 hoopvol was over het vervolg van de maatregel, de inzet van ouders in de uitvoering van de omgang en de ondersteunende rol van de ambulant werker, is hierin spoedig na de zitting verandering gekomen. De moeder heeft de monitorende rol van de Gl zeer letterlijk genomen waardoor iedere vorm van afstemming moeizaam is verlopen in: het opzetten van de gesprekken met de kinderen, informatieverstrekking met betrekking tot de verhuizing en de afstemming over de rol van vader in het leven van de kinderen.
Daar moeder de afstemming grotendeels heeft belegd bij haar advocaat heeft dit voor de nodige vertraging gezorgd in de uitvoering van de maatregel.
3.3.
Tegelijkertijd ziet de GI een moeder die hard werkt om haar leven in te delen naar eigen wens, waarbij zij weer haar aandacht wil besteden aan een opleiding en werk en de zorg voor de kinderen, gehoor wil geven aan de wens van de kinderen en een nieuwe start wil maken in een andere woning. Hoewel de GI de moeder en kinderen zoveel mogelijk rust gunt, ziet de GI ook dat deze manier van afstemming, waarbij moeder haar eigen stappen zet en de vader of de Gl niet tot nauwelijks betrekt voor veel ruis, weerstand en boosheid zorgt bij de vader. De Gl voorziet dat de rust die moeder zo wenst op deze manier niet bereikt wordt.
3.4.
De huidige weerstand bij de kinderen voor het contact met de vader, de beperkte samenwerking met de moeder in combinatie met het meest recente verslag van ZIJN (waarin - kort gezegd - wordt geconcludeerd dat de kinderen de hulpverlening beu zijn en gebaat zijn bij rust), maakt dat de Gl in een impasse is geraakt: is het raadzaam om de kinderen hierin enige rust te gunnen middels een schorsing van de omgang of vragen wij hierin verdere ondersteunende stappen van de ambulante hulp waarbij er een vorm van contact geforceerd zal worden.
3.5.
Gehoord de standpunten van de ouders en de samenvatting van het kindgesprek, heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling aangegeven te neigen naar afsluiting van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Door en namens de moeder is gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzochte verlenging. De moeder heeft de ondertoezichtstelling de afgelopen jaren als een grote belasting ervaren en wenst rust voor haar en de kinderen. Zij is van mening dat ze zelf geen vertragende rol geeft gespeeld in de afstemming met hulpverlening; zij heeft open gestaan voor de gesprekken met ZIJN, was bereikbaar voor de GI en heeft meerdere keren getracht met de vader te overleggen en afspraken te maken over de omgang. Het voornaamste doel van de ondertoezichtstelling, namelijk de steeds stagnerende omgang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met de vader te hervatten, is na drie jaar nog steeds niet bereikt en het ligt niet in de lijn der verwachting dat dit de komende zes maanden wel zal gebeuren. Een dergelijk zwaar ingrijpen als een ondertoezichtstelling is dan ook niet meer gerechtvaardigd. Verder zijn er inmiddels duidelijke contra-indicaties voor wat betreft de kinderen, die behoefte hebben aan rust.
4.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het eens is met de verzochte verlenging. Hij vindt de betrokkenheid en bemiddeling van de GI nodig omdat hij door de moeder niet geïnformeerd wordt over de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de omgang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met de vader nog steeds niet van de grond is gekomen en dat de ouders nog steeds onvoldoende overleggen en samenwerken, ondanks dat er in de afgelopen drie jaar veel voor is ingezet door de GI. Het is daarom niet te verwachten dat hierin in de komende zes maanden een aanzienlijke verbetering komt en dat deze doelen van de ondertoezichtstelling alsnog gehaald worden.
5.2.
Omdat de ondertoezichtstelling naar verwachting niet effectief zal zijn terwijl het veel stress oplevert voor de kinderen en de moeder die de volledige zorg voor hen draagt, acht de kinderrechter het niet in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] om de ondertoezichtstelling te verlengen. Het verzoek van de GI zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024 door mr. E.C.M. van Mierlo, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 26 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.