ECLI:NL:RBNHO:2024:6891

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
10992298 \ AO VERZ 24-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verklaring voor recht inzake beëindiging arbeidsovereenkomst en afwijzing tegenvorderingen

In deze zaak verzoekt de werknemer, [eiser], om een verklaring voor recht dat zijn arbeidsovereenkomst met IMR Solutions B.V. niet rechtsgeldig is beëindigd. De kantonrechter wijst het verzoek af, oordelend dat er sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging door de werknemer op 16 januari 2024. De werkgever, IMR Solutions B.V., had de werknemer op de gevolgen van de opzegging gewezen en de werknemer had geen reden om aan te nemen dat zijn verklaring niet serieus was. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsovereenkomst per 16 januari 2024 is geëindigd, waardoor de verzoeken van de werknemer tot betaling van loon, transitievergoeding en andere kosten worden afgewezen. Ook de tegenvorderingen van de werkgever worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De proceskosten komen voor rekening van de werknemer, terwijl de verzoeken van de werkgever tot gefixeerde schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10992298 \ AO VERZ 24-20 (PA)
Uitspraakdatum: 9 juli 2024
Beschikking in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M. Shaaban
tegen
de besloten vennootschap
IMR Solutions B.V.,
gevestigd te Tuitjenhorn
verwerende partij
verder te noemen: IMR
gemachtigde: mr. B.A. Mol
De zaak in het kortIn deze zaak verzoekt de werknemer onder meer om een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig tot een einde is gekomen. De kantonrechter wijst het verzoek af. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging door de werknemer. De tegenvorderingen van de werkgever worden ook afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan, onder meer om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig tot een einde is gekomen.
1.2.
Op 14 mei 2024 en 29 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden waar IMR niet is verschenen. Op 11 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden waarvoor IMR bij deurwaardersexploot is opgeroepen en waar IMR wel is verschenen. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Vóór de zitting heeft IMR bij e-mail van 10 juni 2024 nog een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren 15 september 1971, is op 6 augustus 2023 in dienst getreden bij IMR voor bepaalde tijd tot 6 maart 2024. De functie van [eiser] is automonteur met een salaris van € 2.677,00 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
De werkzaamheden van [eiser] werden op locatie bij klanten in het hele land uitgevoerd. In dat kader heeft IMR [eiser] een bus ter beschikking gesteld.
2.3.
Op 16 en 17 januari 2024 hebben [eiser] en IMR – voor zover relevant – de volgende berichten uitgewisseld via WhatsApp (de tekst tussen vierkante haken betreft een toevoeging van de kantonrechter ter verduidelijking):

(…)[ [eiser] 09:42 uur]
Dit is al de zoveelste hoofdpijn…nu ben ik er echt klaar mee.! Heb wel betere dingen te doen dan dit…kom je busje maar halen, ik stop er mee.!
[IMR 09:44 – 09:46 uur]
Sorry, maar daar ben ik het echt niet mee eens. Ik wil dan graag dat je doorwerkt tot einde contract.(…)Als je zelf ontslag wilt nemen geldt er een wettelijke opzegtermijn van 1 maand.(…)Ik begrijp dus dan dat je ontslag neemt zonder je aan de wettelijke opzegtermijn te houden?
[ [eiser] 09:46 – 09:47 uur]
Zonder mij aan de wet te houden.? Vriend…laat mij aub jou niet uitlachten. Ik heb ook personeel gehad…weet heus we hoe dat werkt. En als ke het zo graag volgens de wet wil doen…geen probleem vriend, laat de wet maar komen
[IMR 09:48 uur]
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontslag/vraag-en-antwoord/ontslag-nemen-opzegtermijn-werknemer
[ [eiser] 09:48 – 09:49 uur]
Je kan zoveel links sturen als je wil…het gaat er om wat er zwart op wit gebeurt(…)Verveel mij niet…betaal die ene maand, en we zijn klaar…doe je dat niet, geen probleem…er zijn vele wegen die leiden naar Rome
(…)
[IMR 09:56 uur]
Ik zal je verrekenen minus de wettelijke vergoeding voor het niet houden aan de wettelijke opzegtermijn.Je directe beëindiging is akkoord onder voorbehoud dat je zorgt dat ik vandaag het busje en de spullenkan ophalen (…) en je akkoord gaat met de wettelijke vergoeding zoals hier vermeld[IMR stuurt een link van een website van de Rijksoverheid]
[ [eiser] 09:59 uur]
Zodra het op mijn rekening staat…kan jij de bus ophalen.(…)[IMR 10:00 uur]
Dan is je beëindiging niet akkoord, en zorg je er maar voor dat je aan het werk gaat
[ [eiser] 10:01 uur]
[IMR 10:01 uur]
Je kan lachen Maar ik zie het vanaf nu als werkweigering als je niet aan het werk gaat[IMR 17 januari 2024 06:30 uur]
Ik geef je bij deze ten laatste malen de kans om je aan de opzegtermijn te houden (…) Aangezien je dus werk weigert, kan ik ervoor kiezen om je loonbetaling te staken, en dat doe ik ook bij deze. Als jij vandaag besluit om weer aan het werk te gaan, en je netjes aan de opzegtermijn te houden, dan zal ik je loonbetaling weer opstarten (…) Ik wil je hier tot vandaag 17 januari 2024 de tijd geven om een beslissing in te nemen. Als je er dus voor kiest om werk te blijven weigeren gedurende de opzegtermijn, en dus feitelijk per gister 16 januari 2024 ontslag te nemen. Dan ben je mij wel een vergoeding schuldig, deze bedraagt tenminste de het loon dat je tijdens de opzegtermijn had moeten vangen. (…)[ [eiser] 11:15 uur]
Vriend…ik gaat jou blokken, en je verhaaltje boeit mij niet…ik lees niet eens. Doe wat je niet laten kan…en ik doe dat ook.!(….)
[IMR 13:20 uur]
Prima, wat jij wil. Ik geef je alleen maar een laatste mogelijkheid om je te bedenken. Rechters hechten daar wel waarde aan.
[ [eiser] 13:21 uur]
Ik hoef geen laatste mogelijkheden…of snap je dat nog steeds niet.?

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter om een verklaring voor recht dat [eiser] op 16 januari 2024 zijn arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd. [eiser] verzoekt verder voorwaardelijk, voor het geval vast komt te staan dat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst zou hebben opgezegd, vernietiging van die opzegging. [eiser] verzoekt verder betaling van zijn loon, een transitievergoeding en buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [eiser] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Zijn wil was niet gericht op beëindiging van zijn dienstverband. Zijn frustraties zaten hoog, omdat hij vanaf aanvang van het dienstverband zijn werkzaamheden niet naar behoren heeft kunnen uitvoeren. Hij heeft meerdere appjes gestuurd over de technische staat van de bus. Kort na 16 januari 2024 heeft [eiser] zich beschikbaar gehouden voor werkzaamheden. [eiser] maakt daarom aanspraak op betaling van zijn loon vanaf 16 januari 2024 tot het einde van zijn dienstverband, te weten 6 maart 2024. Hij maakt verder aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Tot slot maakt [eiser] aanspraak op een transitievergoeding.
3.3.
IMR verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat [eiser] zelf de arbeidsovereenkomst op 16 januari 2024 per direct heeft opgezegd, zonder dat sprake was van een dringende reden daarvoor. IMR heeft [eiser] gewezen op de gevolgen van het ontslag, maar volgens IMR bleef [eiser] bij zijn ontslag. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 16 januari 2024. Volgens IMR dienen de verzoeken van [eiser] daarom te worden afgewezen.
3.4.
Verder wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht om [eiser] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Daarnaast verzoekt IMR om een voorschot van € 12.000,00 aan schadevergoeding. Volgens IMR heeft [eiser] tijdens het dienstverband een eigen bedrijf gehad in strijd met zijn nevenwerkzaamhedenbeding waarbij hij Carbon Cleanings heeft aangeboden.
4. De beoordeling
het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd op 16 januari 2024. De kantonrechter oordeelt dat dit zo is. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.2.
Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Volgens rechtspraak is voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [1] Dat is een strenge maatstaf, die ertoe dient om een werknemer te behoeden voor de grote gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan hebben, met name het verlies van de mogelijkheid om een beroep te doen op ontslagbescherming, en het verlies van inkomen en aanspraken op een (werkloosheids)uitkering.
4.3.
Gelet op die grote gevolgen mag een werkgever niet snel aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht is op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden kan de werkgever ook een onderzoeksplicht hebben om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen, en een verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten. Daarnaast kan op grond van algemene wettelijke regels van belang zijn of een werkgever een verklaring van een werknemer heeft mogen opvatten als een tot hem gerichte verklaring. [2]
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] in zijn WhatsAppberichten van 16 en 17 januari 2024, gelet op de bewoordingen daarom, de daarin gegeven verklaring waarom [eiser] wilde stoppen en zijn volharding daarin, duidelijk en ondubbelzinnig tegenover IMR verklaard dat hij zijn dienstverband wilde beëindigen.
4.5.
Vervolgens ligt de vraag voor of IMR gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op die verklaringen van [eiser] . Daarbij is het volgende van belang. [eiser] stelt weliswaar dat hij de berichten in een opwelling heeft verstuurd, maar dat heeft IMR niet uit de berichten hoeven afleiden. De boodschap van [eiser] was immers niet voor misverstand vatbaar en er waren ook geen omstandigheden op grond waarvan IMR moest twijfelen aan de bedoelingen van [eiser] . Tussen partijen heeft een omvangrijke discussie plaatsgevonden verspreid over twee dagen. IMR heeft gezegd dat zij wil dat [eiser] doorwerkt tot het einde van zijn dienstverband, zij wijst [eiser] op de wettelijke opzegtermijn en zij wijst op de gevolgen van het ontslag voor [eiser] . Daarop heeft [eiser] gezegd dat hij weet hoe het werkt omdat hij zelf personeel heeft gehad. IMR stuurt vervolgens nog een link van een website van de Rijksoverheid en zegt dat sprake is van werkweigering als [eiser] niet aan het werk gaat. Zij geeft [eiser] tot slot op 17 januari 2024 een laatste kans om op zijn opzegging terug te komen, maar dat doet [eiser] niet. [eiser] schrijft op 17 januari 2024 om 11:15 uur aan IMR: “
Vriend…ik gaat jou blokken, en je verhaaltje boeit mij niet…ik lees niet eens. Doe wat je niet laten kan…en ik doe dat ook.!” en een paar uur later om 13:21 uur: “
Ik hoef geen laatste mogelijkheden…of snap je dat nog steeds niet.?” In de gegeven omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat IMR gerechtvaardigd heeft mogen afgaan op de opzegging van [eiser] , en dat IMR haar onderzoeks- en informatieplicht tegenover [eiser] niet heeft geschonden.
4.6.
Het bovenstaande betekent dat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst op 16 januari 2024 heeft opgezegd. De arbeidsovereenkomst is daarom per 16 januari 2024 geëindigd. De door [eiser] gevraagde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig tot een einde is gekomen en het verzoek tot vernietiging van die opzegging, moeten daarom worden afgewezen.
4.7.
Omdat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, heeft hij geen recht op loon vanaf 16 januari 2024. De gevorderde wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten worden eveneens afgewezen.
4.8.
Ook het verzoek ten aanzien van de transitievergoeding moet worden afgewezen, omdat op die vergoeding geen aanspraak bestaat als een werknemer zelf opzegt, zoals hier het geval is. Er is niet gesteld en ook niet gebleken dat op die regel een uitzondering moet worden gemaakt, en met name is niet gesteld of gebleken dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag van IMR.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Er is niet gebleken van concrete proceskosten van IMR en dat heeft IMR ook niet gesteld. Daarom zal het forfaitaire (vaste) bedrag van € 50,00 worden toegewezen aan proceskosten.
het tegenverzoek
4.10.
Het verzoek van IMR om [eiser] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding is niet-ontvankelijk. IMR heeft pas in haar verweerschrift (dat op 10 juni 2024 is ingediend) aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding. In de wet is bepaald dat de bevoegdheid om een verzoek tot gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:672 lid 11 BW in te dienen, vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. [3] De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 16 januari 2024 en het tegenverzoek had vóór 16 maart 2024 ingediend moeten worden. Het verzoek van IMR is dus te laat ingediend.
4.11.
IMR vordert verder een aantal verklaringen voor recht en betaling van een voorschot van € 12.000,00 aan schade. Volgens IMR heeft [eiser] het nevenwerkzaamhedenbeding uit de arbeidsovereenkomst overtreden en heeft zij door toedoen van [eiser] schade geleden. De kantonrechter wijst vorderingen van IMR af. Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
4.12.
In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst staat het volgende: “
Het is Werknemer tijdens het dienstverband niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Werkgever in welke vorm dan ook – al dan niet betaalde – nevenwerkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten of tijdens het dienstverband voor eigen rekening werkzaam te zijn.
4.13.
Vast staat dat IMR wist dat [eiser] voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst een eigen autobedrijf had. Dat was volgens IMR ook toegestaan. IMR stelt dat [eiser] gebruikt heeft gemaakt van haar apparatuur en ook Carbon Cleanings is gaan aanbieden. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst IMR naar facebookadvertenties die door [eiser] zijn geplaatst. Het enkel plaatsen van een advertentie op facebook levert op zichzelf geen overtreding van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst op. Daar is meer voor nodig. Het had op de weg van IMR gelegen om haar standpunt, gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] , nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Ook de enkele stelling van IMR dat zij door toedoen van [eiser] schade heeft geleden is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] , onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat de vorderingen van IMR worden afgewezen.
4.14.
Gelet op de afwijzing van het tegenverzoek, hoeft [eiser] geen gelegenheid meer te krijgen om te reageren op het tegenverzoek.
4.15.
De proceskosten komen voor rekening van IMR, omdat zij ongelijk krijgt. Er is niet gebleken van aparte proceskosten voor [eiser] . Het salaris van de gemachtigde van [eiser] zal daarom worden vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van IMR tot en met vandaag vaststelt op € 50,00;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
het tegenverzoek
5.4.
verklaart het verzoek ten aanzien van de gefixeerde schadevergoeding niet-ontvankelijk;
5.5.
wijst de verzoeken af;
5.6.
veroordeelt IMR tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 9 juli 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2005, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2005:AS8387 (
2.Zie artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.Artikel 7:868a lid 4 aanhef en onder a BW.