ECLI:NL:RBNHO:2024:6870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
15/061851-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vrijspraak van mishandelingen en bewezenverklaring van het voorhanden hebben en binnenbrengen van alarmwapens en munitie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De verdachte is vrijgesproken van drie mishandelingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat het signalement van de dader te algemeen was en er geen bewijs was dat de verdachte op de plaats delict was. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte alarmwapens en munitie voorhanden heeft gehad en deze zonder toestemming Nederland heeft binnengebracht. Dit gebeurde in de periode van 25 februari tot 1 maart 2023. De verdachte heeft ook zonder erkenning onderhandeld over de aankoop en verkoop van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd, waarvan 106 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte is vrijgesproken van de mishandeling waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/061851-23 en 15/019776-23 (ttz gev.) (P)
Uitspraakdatum: 4 juli 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats en -datum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in de verschillende zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.J.F. Driessen, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Hamelzky, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
(15/061851-23)
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2023 tot en met 1 maart 2023 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
op 25 februari 2023
-6 alarmpistolen (waaronder 3 Glock alarmpistolen 8mm en/of 1 Bruni new 380 alarmrevolver en/of 2 Bruni olympic .22 long alarmrevolvers en/of
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie (waaronder 200 patronen (Fiocchi 8 mm) en/of 50 patronen ((Walther 380) en/of 100 patronen Walther 22)
voorhanden heeft gehad;
op 1 maart 2023
-6 alarmpistolen, (waaronder 2 Bruni GAP, 8 mm alarmpistolen en/of 2 Bruni 92, 8 mm alarmpistolen en/of 1 Bruni P4, 8 mm alarmpistool en/of 1 Kimar 85, 8 mm alarmpistool) en/of
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 patronen (Fiocchi 8 mm) en/of 50 patronen (Walther 380) voorhanden heeft gehad;
Feit 2
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2023 tot en met 1 maart 2023 te Hoorn/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen zonder consent meerdere wapens van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
op 25 februari 2023
-6 alarmpistolen (waaronder 3 Glock alarmpistolen 8mm en/of 1 Bruni new 380 alarmrevolver en/of 2 Bruni olympic .22 long alarmrevolvers en/of
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie (waaronder 200 patronen (Fiocchi 8 mm) en/of 50 patronen ((Walther 380) en/of 100 patronen Walther 22)
voorhanden heeft gehad;
op 1 maart 2023
-6 alarmpistolen, (waaronder 2 Bruni GAP, 8 mm alarmpistolen en/of 2 Bruni 92, 8 mm alarmpistolen en/of 1 Bruni P4, 8 mm alarmpistool en/of 1 Kimar 85, 8 mm alarmpistool) en/of
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 patronen (Fiocchi 8 mm) en/of 50 patronen (Walther 380)
heeft doen binnenkomen;
Feit 3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 januari 2023 tot en met 1 maart 2023 te Hoorn en/of elders in Nederland, zonder erkenning (telkens) heeft onderhandeld over de aankoop, verkoop of levering of ombouw van wapens en/of munitie van categorie II en/of III, immers heeft verdachte (telkens)
- foto’s en/of filmmateriaal van vuurwapens en/of onderdelen en/of munitie naar een of meer perso(o)n(en) verzonden en/of (vervolgens)
- afspraken gemaakt over de aankoop en/of verkoop en/of vraagprijs en/of functie en/of beschikbaarheid van deze of andere wapens en/of onderdelen van deze wapens en/of bijbehorende munitie,
terwijl hij, verdachte daarvan een beroep of een gewoonte heeft gemaakt;
(15/019776-23)
Feit 4
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Hoorn [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] op/in/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan;
Feit 5
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Hoorn [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] op/in/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan;
Feit 6
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Hoorn [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen het been, althans het lichaam, te schoppen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van feit 1 en feit 2 ten aanzien van de ten laste gelegde handelingen op 25 februari 2023 en ten aanzien van de 50 patronen (Walther 380) op 1 maart 2023. Ten aanzien van feit 3 kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden dat de verdachte van het verhandelen van wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt, zodat ook daarvan vrijspraak dient te volgen. Daarnaast moet de verdachte ten aanzien van dit feit worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het ombouwen van wapens.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 2 op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben en invoeren van de wapens en munitie op 25 februari 2023 en de daaropvolgende periode tot 1 maart 2023. Ook moet de verdachte worden vrijgesproken ten aanzien van de 50 stuks munitie (Walther 380) op 1 maart 2023.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte vrij te spreken van de ombouw en van een deel van de ten laste gelegde pleegperiode, omdat de verdachte pas sinds 26 februari 2023 onderdeel uitmaakte van de Telegramgroep ‘Alarmpistolen&ombouws’. Ook heeft zij bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel ‘beroep of gewoonte’.
De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feiten 4, 5 en 6 ten laste gelegde mishandelingen wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1 en feit 2
Conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 25 februari 2023 alarmwapens en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad en zonder consent Nederland heeft doen binnenkomen. De verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van wat hem onder feit 1 en feit 2 ten aanzien van 25 februari 2023 ten laste is gelegd.
3.3.2.
Vrijspraak feit 4, feit 5 en feit 6 (mishandelingen te Hoorn)Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feiten 4, 5 en 6 ten laste gelegde mishandelingen heeft gepleegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Door de drie aangevers is een signalement van de dader opgegeven. Het ging om een blanke jongen met blond haar, tussen de zestien en negentien jaar oud, met een mager postuur en in een trainingspak. Dit signalement is zo algemeen en weinig onderscheidend dat een mogelijke overeenkomst met de verdachte geen bewijs kan vormen voor betrokkenheid van de verdachte bij de mishandelingen. Bovendien bevat het dossier geen bewijsmiddelen die de verdachte op die avond op de plaats delict plaatsen. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs zal de verdachte daarom worden vrijgesproken van de drie ten laste gelegde mishandelingen.
3.3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring van de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
Feit 1 en feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 maart 2023 (dossierpagina 66 e.v.);
  • een proces-verbaal van de lokale politie PZ Demerdal – DSZ (België) van 20 april 2023 (dossierpagina 252 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2023 (dossierpagina 122 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 2 maart 2023 (dossierpagina 133 e.v.);
  • een proces-verbaal schouw start/alarmwapens en knalmunitie van 2 maart 2023 (dossierpagina 154 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2023 (dossierpagina 270 e.v.);
Feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2024 afgelegd;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 maart 2023 (dossierpagina 66 e.v.);
  • een proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2023 (dossierpagina 214 e.v.).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij op 1 maart 2023 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 alarmpistolen (waaronder 2 Bruni GAP, 8 mm alarmpistolen en 2 Bruni 92, 8 mm alarmpistolen en 1 Bruni P4, 8 mm alarmpistool en 1 Kimar 85, 8 mm alarmpistool) en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 patronen (Fiocchi 8 mm)
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op 1 maart 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, zonder consent, meerdere wapens van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 alarmpistolen (waaronder 2 Bruni GAP, 8 mm alarmpistolen en 2 Bruni 92, 8 mm alarmpistolen en 1 Bruni P4, 8 mm alarmpistool en 1 Kimar 85, 8 mm alarmpistool) en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 300 patronen (Fiocchi 8 mm)
heeft doen binnenkomen;
Feit 3
hij op tijdstippen in de periode van 26 februari 2023 tot en met 1 maart 2023 in Nederland, zonder erkenning, heeft onderhandeld over de aankoop en verkoop van wapens en munitie van categorie II en/of III, immers heeft verdachte telkens
- filmmateriaal van vuurwapens en munitie naar personen verzonden en (vervolgens)
- afspraken gemaakt over de aankoop en verkoop en vraagprijs en functie en beschikbaarheid van deze of andere wapens en bijbehorende munitie.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenstrafrecht moet worden toegepast en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante behandeling en een contactverbod met [naam 1] en [naam 2]. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte een taakstraf op te leggen van honderd uur.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen en primair verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht daarbij een voorwaardelijke straf op te leggen als stok achter de deur. De verdachte heeft in het kader van zijn schorsing een lange tijd een enkelband gedragen waardoor zijn vrijheid werd beperkt. Hij heeft inmiddels zijn diploma behaald, heeft een baan en het contact met de (jeugd)reclassering verloopt goed. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verstoort deze positieve ontwikkelingen. Bovendien is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met een medeverdachte zes (alarm)wapens met een grote hoeveelheid bijbehorende munitie uit België zonder consent Nederland binnengebracht. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens vormt een bedreiging voor de veiligheid van personen. Alarmpistolen zijn nauwelijks van echte vuurwapens te onderscheiden, wat deze wapens geschikt maakt voor bedreiging en afdreiging. Het is een feit van algemene bekendheid dat alarmpistolen regelmatig worden omgebouwd tot scherp schietende vuurwapens waarmee dodelijk letsel is toe te brengen.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het zonder erkenning onderhandelen over de aankoop en verkoop van dergelijke wapens en munitie. Door het onderhandelen heeft de verdachte de intentie gehad deze wapens en munitie in omloop te brengen. Dit soort wapens wordt in het criminele circuit vaak gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, wat leidt tot onveiligheid en onrust in de samenleving.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten van Reclassering Nederland, gedateerd 3 maart 2023 en 11 april 2023. Ook heeft de rechtbank gelet op wat [naam 3], als (jeugd)reclasseringswerker verbonden aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, ter terechtzitting heeft toegelicht en geadviseerd. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte is een behandeling bij De Waag gestart. Aanvankelijk ging dat goed, maar de verdachte vond het lastig om die behandeling te blijven volgen en zijn prioriteit lag bij zijn werk. De behandeling is daarom gestopt, maar de verdachte is wel in contact gebleven met de reclassering. De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd, overeenkomstig de schorsingsvoorwaarden, omdat thans onvoldoende gewerkt is aan het terugdringen van het risico op recidive.
Adolescentenstrafrecht?
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten negentien jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt, kan het adolescentenstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd daartoe aanleiding geven. Uit voornoemde reclasseringsrapporten blijkt dat er aanwijzingen zijn voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en dat dit in een eerdere fase van het strafproces ook werd geadviseerd. Voor de inhoudelijke behandeling van onderhavige strafzaak is geen nieuw rapport opgesteld. Ter terechtzitting heeft (jeugd)reclasseringswerker [naam 3] toegelicht dat het regime van het jeugdstrafrecht voor de verdachte te licht is. De verdachte heeft de pedagogische aanpak waarop het jeugdstrafrecht is gericht niet nodig en hij heeft zich goed gehandhaafd in de penitentiaire inrichting voor volwassenen. Zij heeft daarom geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over en past, ook met inachtneming van de aard van de bewezenverklaarde feiten, het volwassenenstrafrecht toe.
Op te leggen straf
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte de onderhavige feiten heeft gepleegd gedurende een schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak, waarin bovendien een contactverbod met de medeverdachte was opgelegd. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van de verdachte. Anderzijds zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte er rekening mee houden dat hij in het kader van deze zaak voor een lange periode een enkelband heeft gedragen, en hij in zoverre goed heeft meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden die hem in deze procedure zijn opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen passend en geboden is. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van 106 dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf is gelijk aan het voorarrest. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren moet worden opgelegd, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden. De verdachte lijkt weinig gemotiveerd voor een behandeling en daarbij is aan de verdachte in een andere strafzaak al een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opgelegd, waarvan de proeftijd loopt tot 3 januari 2026. De rechtbank is van oordeel dat het recidiverisico voldoende wordt ingeperkt met de oplegging van een lange voorwaardelijke gevangenisstraf in onderhavige strafzaak.

7.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. EUR (Omschrijving: G: 1462115 IBG 02-03-2023);
2. 7 STK Beschermhoes (Omschrijving: Goednummer:1462119, grijs);
3. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462076, Zwart, merk: Bruni P-4 Cl 8mm);
4. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462078, Zwart, merk: Bruni 92 Cal 8mm);
5. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462080, Zwart, merk: Kimar 85 Auto);
6. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462081, Zwart, merk: Bruni Gap Cal 8mm);
7. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462083, Zwart, merk: Bruni 92 Cal 8mm);
8. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462085, Zwart, merk: Bruni Gap);
9. 6 DS Munitie (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462082 6 doosjes met ieder 50 patronen. totaal 300 stuks, Fiocchi 8 Mm Blanc).
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte. De verdachte heeft verklaard één alarmwapen te hebben ge- en verkocht in België, maar deze verkoop is in België niet strafbaar. Ten aanzien van het overige op de beslaglijst heeft de officier van justitie gevorderd deze goederen te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte, omdat onduidelijk is waar dit geld vandaan komt. Ten aanzien van het overige op de beslaglijst heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 inbeslaggenomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan de verdachte.
De rechtbank is verder van oordeel dat de onder 2 tot en met 9 genoemde goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten met betrekking tot deze inbeslaggenomen goederen zijn begaan, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door de verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

8.Vordering benadeelde partij

De advocaat van de benadeelde partij, mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Diemen, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] een vordering tot schadevergoeding van € 3.221,87 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van feit 4, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 57 en 63 Sr;
9, 14, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4, feit 5 en feit 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot
106 (honderd zes) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. EUR (Omschrijving: G: 1462115 IBG 02-03-2023);
Onttrekt aan het verkeer:
2. 7 STK Beschermhoes (Omschrijving: Goednummer:1462119, grijs);
3. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462076, Zwart, merk: Bruni P-4 Cl 8mm);
4. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462078, Zwart, merk: Bruni 92 Cal 8mm);
5. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462080, Zwart, merk: Kimar 85 Auto);
6. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462081, Zwart, merk: Bruni Gap Cal 8mm);
7. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462083, Zwart, merk: Bruni 92 Cal 8mm);
8. 1 STK Wapen (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462085, Zwart, merk: Bruni Gap);
9. 6 DS Munitie (Omschrijving: PL1100-2023040404-1462082 6 doosjes met ieder 50 patronen. totaal 300 stuks, Fiocchi 8 Mm Blanc).
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. E.L. Hoogstraate, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2024.