ECLI:NL:RBNHO:2024:6867

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
C/15/352883 / KG ZA 24-284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke opheffing van beslag in kort geding tussen aannemer en opdrachtgevers met betrekking tot onroerend goed en proceskostencompensatie

In deze zaak, die op 9 juli 2024 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben eisers, een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Wijnker Bouw B.V. De eisers vorderen de opheffing van een conservatoir beslag dat door Wijnker is gelegd op hun onroerend goed en bankrekeningen. Wijnker heeft het beslag gelegd na een geschil over een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een kantoorvilla, waarbij de partijen een aanneemsom van € 400.000,- exclusief btw hadden afgesproken. Eisers hebben echter een eindfactuur van € 484.000,- inclusief btw ontvangen, wat aanleiding gaf tot het beslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken tussen partijen, aangezien er geen schriftelijke overeenkomst is opgesteld. De communicatie tussen partijen was voornamelijk mondeling en via e-mail, wat heeft geleid tot tegenstrijdige standpunten over de aanneemsom en de werkzaamheden die door Wijnker moesten worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers in kort geding alleen kunnen worden toegewezen als er sprake is van een spoedeisend belang. Dit belang is aanwezig, maar de voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat het beslag op de bankrekening van eisers niet proportioneel is, gezien de aanzienlijke overwaarde van het onroerend goed.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het beslag op het onroerend goed gehandhaafd blijft, maar dat het beslag onder de bank moet worden opgeheven. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Flipse en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/352883 / KG ZA 24-284
Vonnis in kort geding van 9 juli 2024
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[naam],
te [plaats] ,
2.
[eiser 1],
te [plaats] ,
3.
[eiser 2],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. S. Hartog,
tegen
de besloten vennootschap
WIJNKER BOUW B.V.,
te Schagen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Wijnker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 juni 2024 met 30 producties,
- de aanvullende productie 31,
- de producties 31 t/m 43 van de zijde van Wijnker,
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eisers] ,
- de pleitnota van Wijnker.

2.De uitgangspunten

2.1.
Wijnker is aannemer te Schagen.
2.2.
[eisers] zijn in 2021 eigenaar geworden van een perceel grond aan de [adres] in [plaats] . Zij hebben op het (gesplitste) perceel een kantoorvilla laten bouwen en daarvoor meerdere partijen ingeschakeld. Wijnker was één van de opdrachtnemers.
2.3.
Begin 2022 hebben partijen een aannemingsovereenkomst gesloten betreffende het realiseren van de fundering voor de te bouwen kantoorvilla. De door [eisers] geaccepteerde begroting sloot op € 84.970,23.
2.4.
Partijen hebben vervolgens gesproken over een uitbreiding van de werkzaamheden door Wijnker, in die zin dat Wijnker ook werkzaamheden aan de casco-opbouw zou verrichten. In een e-mailbericht van 7 februari 2023 heeft [eiser 1] de door Wijnker te verrichten werkzaamheden als volgt opgesomd:

Deel ruwbouw Wijnker
Fundering
Vloerplaten begane grond incl cementdekvloer
Verdiepingsvloer eerste verdieping incl druklaag en cementdekvloer
Verdiepingsvloer tweede verdieping incl druklaag en cementdekvloer
Staalconstructie compleet incl montage, tekenwerk en kanaalplaten
2 x betonnen trap [adres] 1 x houten trap [adres]
HSB geisoleerde kap incl plaatsen
Steiger
Kalkzandsteen, binnen en buiten, iso en metselwerk buiten incl voegen en stenen zoals besproken
Vullen kolommen
Monteren kozijnen incl plaatsen glas”.
2.5.
In genoemde e-mail schrijft [eiser 1] aanvullend onder meer:
“In eerste instantie zouden we naar onze wens, en volgens jullie mogelijk, naar een prijs van Euro 300000,- excl BTW kunnen toewerken voor jullie deel van de ruwbouw, zie onder Deel Ruwbouw Wijnker. Na gesprek met jou bleek dit niet haalbaar. De prijs wat het nu echt maximaal mag worden en waar we zoals afgesproken echt naar toe moeten werken is Euro 400000,- excl BTW”.
2.6.
Na meerdere eenzijdige e-mailberichten van [eisers] reageert Wijnker in een e-mail van 8 augustus 2023. Wijnker heeft de hiervoor onder 2.5 genoemde aanvullende afspraak, ondanks verzoeken daartoe, niet schriftelijk vastgelegd of bevestigd, naar zijn zeggen vanwege open einden. Wijnker schrijft dat er sprake was van onvoldoende gegevens en het ontbreken van afstemming over de maatvoering en gegevens voor de opbouw van de architect en de constructeur en ontbrekende gegevens over de werkzaamheden van de nevenaannemers om een totaalprijs te kunnen berekenen.
2.7.
[eisers] hebben € 400.000,- exclusief btw voldaan. Na het opmaken van een totaaloverzicht van de kosten heeft Wijnker een factuur gestuurd voor het restantbedrag. [eisers] hebben deze factuur niet betaald.
2.8.
Na daartoe op 22 maart 2024 verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, met begroting van de vordering op € 220.000, inclusief rente en kosten, heeft Wijnker beslag laten leggen op het aandeel van [eisers] in het onroerend goed, alsmede onder de [bank] .

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - Wijnker, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen tot opheffing van het gelegde beslag en om Wijnker te verbieden om hernieuwd beslag te leggen voor onderhavige vordering, een en ander onder veroordeling van Wijnker in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag dat de gelegde beslagen ongegrond en buitenproportioneel zijn. Partijen hebben een vaste aanneemsom afgesproken van € 400.000,- exclusief btw. [eisers] hebben de ‘eindfactuur’ van € 484.000,- inclusief btw voldaan. Er was geen sprake van een richtprijs. Wijnker heeft een deel van de werkzaamheden die onder dit bedrag vallen niet of gebrekkig uitgevoerd, waardoor een substantieel bedrag van de aanneemsom niet verschuldigd is. Daarnaast hebben [eisers] schade geleden door ontstane vertraging in de planning, waardoor zij extra kosten hebben moeten betalen aan tekenwerk, advieswerk, rentelasten en extra huur. Zij moesten hun huurwoning uiterlijk op 1 juli 2023 verlaten, terwijl Wijnker het werk op 17 augustus 2023 in onvoltooide staat heeft achtergelaten.
De schade is opgelopen doordat Wijnker zich niet aan prijsafspraken heeft gehouden en steken heeft laten vallen in de communicatie en uitvoering. Daarbij komt dat onnodig beslag is gelegd op zowel het onroerende goed als op de bankrekeningen van [eisers] , waardoor zij onevenredig worden getroffen.
3.3.
Wijnker voert verweer. Wijnker concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Wijnker voert het volgende aan. Partijen hebben eerst gesproken over door Wijnker te verrichten werkzaamheden aan de fundering en later gesproken over werkzaamheden aan de casco-opbouw. Partijen hebben afgesproken dat ernaar gestreefd zou worden om het werk voor € 400.000,- exclusief btw uit te voeren. De stelling dat Wijnker het volledige werk voor dit bedrag zou doen, is onhoudbaar. Ook is het evident onjuist dat de prijs voor de werkzaamheden aan de fundering in dit bedrag begrepen is. De werkzaamheden aan de fundering waren al besproken en afgestemd, voordat een offerte voor de casco-opbouw werd gevraagd. Voorafgaand aan het versturen van de factuur die op verzoek van [eiser 2] de naam ‘eindfactuur’ heeft gekregen, hebben partijen besproken dat bijkomende werkzaamheden als meerwerk geschreven konden worden. Nadat [eisers] de samenwerking op 17 augustus 2023 hebben beëindigd, heeft Wijnker een overzicht gemaakt van de kosten van alle werkzaamheden en bij brief van 29 september 2023 [eisers] gesommeerd om een aanvullend bedrag te voldoen van € 183.000,-. Na het laten uitbrengen van een deskundigenrapport heeft Wijnker dit bedrag bijgesteld naar € 169.400 inclusief btw. Doordat [eisers] het project zelf coördineerden en Wijnker slechts één van de opdrachtnemers was, kan zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vertraging in het werk. Deze werd onder andere veroorzaakt door het uitblijven van tekeningen en berekeningen en het gebrek aan stroomlijning door [eisers] zelf tussen de architect, de constructeur, Wijnker en nog twee andere aannemers.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eisers] kunnen in kort geding alleen worden toegewezen als zij daarbij een spoedeisend belang hebben. Het spoedeisend belang bij opheffing van het beslag volgt uit de aard van deze zaak.
4.2.
Volgens artikel 705 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een conservatoir beslag te worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag.
4.3.
Tussen partijen staat ter discussie of zij een vaste aanneemsom zijn overeengekomen en of de door [eisers] te betalen aanneemsom alleen betrekking had op de werkzaamheden aan de casco-opbouw of dat de eerder besproken werkzaamheden aan de fundering hier ook onder vielen. Partijen nemen hierin tegenstrijdige standpunten in. Vast staat dat zij geen overeenkomst hebben gesloten die zij schriftelijk hebben vastgelegd. De e-mails van [eisers] zijn eenzijdig en zij hebben niet weersproken dat Wijnker vooral mondeling communiceerde. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat partijen ook meerdere malen telefonisch contact hebben gehad en met elkaar besprekingen op de bouwplaats hebben gevoerd waar zij een en ander hebben afgesproken. Hier wordt in de correspondentie ook herhaaldelijk naar verwezen. Partijen hebben in het verleden eerder zaken met elkaar gedaan en hebben nagelaten de afspraken schriftelijk vast te leggen. Daarmee hebben beiden onvoldoende zorg gehad voor de mogelijke (financiële) gevolgen daarvan.
Zo is er onduidelijkheid ontstaan over het streefbedrag van € 400.000,- en de afspraken bij overschrijding van dit budget. De geschilpunten over de inhoud en de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden, en over de totale aanneemsom en eventueel aanvullende betaalafspraken zijn van zodanige omvang dat in het kader van dit kort geding niet kan worden geoordeeld wie van partijen het gelijk aan haar zijde heeft. Daarvoor kan niet uitsluitend worden afgegaan op de eenzijdige communicatie van [eisers] , maar daarvoor is nader onderzoek en wellicht bewijslevering noodzakelijk, waarvoor in een kort geding naar haar aard geen plaats is.
4.4.
De voorzieningenrechter acht gelet op het voorgaande niet overtuigend dat de vordering waarvoor beslag is gelegd summierlijk ondeugdelijk is. Het project is van zodanig grote omvang dat het op voorhand niet aannemelijk is dat de totale werkzaamheden aan de fundering én de casco-opbouw verricht konden worden voor maximaal € 300.000,-, dan wel € 400.000,-. De vordering van [eisers] strekkende tot opheffing van het beslag ligt daarom in beginsel voor afwijzing gereed.
4.5.
Een belangenafweging leidt ertoe dat het gelegde beslag zal worden beperkt, in die zin dat het beslag op het onroerend goed gehandhaafd blijft en dat het beslag onder de [bank] moet worden opgeheven. [eisers] hebben onbetwist gesteld dat de waarde van het onroerend goed is geschat op € 1.850.000,- en dat er sprake is van een aanzienlijke overwaarde. De voorzieningenrechter vindt het niet proportioneel om het beslag op de bankrekening van [eisers] te handhaven of nog aanvullend beslag te leggen. Zij hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij onevenredig worden getroffen door het beslag op de bankrekening. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden en zal de vordering toewijzen als hiervoor is overwogen.
4.6.
Dit betekent dat de vorderingen van [eisers] deels worden toegewezen en deels worden afgewezen. De proceskosten zullen om deze reden worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt Wijnker om binnen 24 uur na de betekening van dit vonnis het gelegde beslag ten laste van [eisers] onder de [bank] op te heffen,
5.2.
verbiedt Wijnker om hernieuwd beslag te leggen ten laste van [eisers] voor de onderhavige vordering,
5.3.
compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2024.
LK/MF