ECLI:NL:RBNHO:2024:685

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
C/15/337900 / FA RK 23-1276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging gezag en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot de minderjarige [de minderjarige]. De eerste zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van twaalf maanden, omdat de situatie nog steeds zorgelijk is. De minderjarige woont momenteel bij de vader, die stabiliteit biedt, terwijl de moeder in detentie heeft gezeten en nog steeds onder toezicht staat. Het verzoek van de vader om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen is afgewezen, omdat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader is vastgesteld.

In de tweede zaak heeft de vader verzocht om eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de moeder verzoekt om het gezamenlijk gezag te behouden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, maar heeft besloten het verzoek van de vader aan te houden. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar leven, en de kinderrechter wil haar de kans geven om deze voort te zetten. De huidige zorgregeling, waarbij de moeder één uur per maand begeleide omgang heeft, wordt als minimum vastgesteld, met de mogelijkheid tot uitbreiding onder regie van de gezinsvoogd. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de informatiepositie van de moeder, zodat zij beter op de hoogte blijft van de ontwikkelingen rondom de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaak-/rekestnr.: C/15/347037 / JU RK 23-1933: verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
zaak-/rekestnr.: C/15/337900 / FA RK 23-1276: gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, informatieregeling
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 26 januari 2024
in de zaak van (C/15/347037 / JU RK 23-1933):
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Gouda,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem,
[de vader] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. Kochheim-Bossink, kantoorhoudende te Aerdenhout.
en in de zaak van (C/15/337900 / FA RK 23-1276):
[de vader],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. Kochheim-Bossink, kantoorhoudende te Aerdenhout,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.J. de Groot, kantoorhoudende te Haarlem.

1.De procedure

In de zaak C/15/347037 / JU RK 23-1933 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI ingekomen op 1 december 2023.
In de zaak C/15/337900 / FA RK 23-1276 (gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, informatieregeling)
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de vader van 1 maart 2023, ingekomen op 1 maart 2023;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder van 4 januari 2024, ingekomen op 5 januari 2024;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek van de vader ingekomen op 11 januari 2024;
- de e-mail van de advocaat van de vader van 15 januari 2024;
- de e-mail van de advocaat van de moeder van 15 januari 2024.
1.3.
De behandeling van beide zaken heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 januari 2024 in aanwezigheid van partijen, de vader bijgestaan door mr. B. Kochheim-Bossink en de moeder door mr. B.J. de Groot.
Namens de GI was [vertegenwoordiger van de GI] aanwezig als verzoeker in de zaak met kenmerk C/15/347037 / JU RK 23-1933. De GI is aangemerkt als informant in de zaak met kenmerk C/15/337900 / FA RK 23-1276.
Verder was ter zitting in beide zaken als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben tot mei 2018 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders hebben sinds [datum] gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 januari 2020 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd en duurt nog voort tot 28 januari 2024. Bij beschikking van 28 januari 2020 is ook machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen bij de vader. Ook die machtiging is daarna steeds verlengd en duurt nog voort tot
28 januari 2024.
3. Het verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing (zaak-/rekestnr.: C/15/347037 / JU RK 23-1933)
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij de vader voor de duur van twaalf maanden.
3.2.
De GI onderbouwt het verzoek als volgt.
Inmiddels woont [de minderjarige] al geruime tijd bij de vader en is het perspectief vanuit de GI ook bij de vader bepaald. De afgelopen jaren is het de vader gelukt stabiliteit aan te brengen in het leven van [de minderjarige] . Het contact tussen de ouders is de afgelopen jaren wisselend van aard en kwaliteit geweest en zo zijn ook de bezoeken tussen [de minderjarige] en de moeder wisselend geweest.
In het afgelopen jaar heeft [de minderjarige] traumabehandeling gevolgd bij het KJTC van Kenter Jeugdhulp, inmiddels is dit voor nu afgerond. Daarnaast heeft de vader psycho-educatie gekregen over traumasensitief opvoeden. [de minderjarige] lijkt steeds beter haar plek te vinden op school en haar cijfers worden steeds beter. Verder gaat [de minderjarige] naar de BSO waar zij een fijne middag heeft met voldoende sociaal contact.
De moeder is eind 2022 in detentie geraakt. Dit is voor [de minderjarige] een zware periode geweest, waarin zij haar moeder niet gezien heeft. Zij hadden wel telefonisch contact. [de minderjarige] heeft de moeder in deze periode zichtbaar gemist en -zeker in het begin- gevraagd wanneer zij haar moeder weer zou zien. Sinds de vrijlating van de moeder gaat het zichtbaar beter met haar. De moeder krijgt hulp van de reclassering en van Fivoor. In de voorwaarden voor de vrijlating heeft moeder op laten nemen dat zij geen alcohol mag nuttigen; hier houdt zij zich ook aan. De moeder lijkt stabieler te zijn en de omgangsmomenten zijn tot nog toe altijd doorgegaan. Voor de detentie was de frequentie juist afgeschaald omdat de moeder regelmatig niet op bezoeken kwam.
De moeder wil graag dat [de minderjarige] weer bij haar komt wonen. De GI ziet hiertoe momenteel echter geen mogelijkheden. Ondanks dat de moeder grote stappen heeft gezet, maakt de GI zich nog wel zorgen over de psychische stabiliteit van de moeder. Verder verlopen de bezoeken tussen [de minderjarige] en de moeder goed en veilig. Een partij in de regio gaat de bezoeken begeleiden, zodat gekeken wordt of er een opbouw mogelijk is.
De samenwerking tussen de GI en de ouders verloopt over het algemeen goed. De ouders hebben op dit moment geen contact met elkaar. Dit lijkt rust te geven in de situatie en te zorgen voor stabiliteit.
In het afgelopen jaar heeft vader een misstap begaan met betrekking tot drugs, naar eigen zeggen is vader hierbij gedrogeerd. [de minderjarige] heeft van deze situatie niets meegekregen en heeft wat langer bij oma gelogeerd. Ondanks dat vader een misstap heeft gemaakt ziet de GI dat hij hierin nog altijd zorgt dat [de minderjarige] hier niet mee belast wordt. De afgelopen jaren is vader de stabiele factor geweest in het leven van [de minderjarige]
heeft het fijn en profiteert van de stabiliteit bij vader. Ook is zij goed gehecht aan de vader en voelt zich hier zichtbaar veilig. Om deze reden wil de GI zowel de ondertoezichtstelling als de machtiging uithuisplaatsing bij vader verlengen voor de duur van een jaar. De GI wil in het komende jaar kijken hoe de bezoekregeling uitgebreid kan worden en wat hierin haalbaar is.
3.3.
De vader staat achter de verzoeken van de GI, maar alleen als de huidige gezinsvoogd betrokken blijft.
3.4.
De moeder staat achter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder zou wel het liefst zien dat [de minderjarige] uiteindelijk weer bij haar komt wonen.
4. De verzoeken over het gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de informatieregeling (zaak-/rekestnr.: C/15/337900 / FA RK 23-1276)
4.1.
Bij verzoekschrift van 1 maart 2023 verzoekt de vader, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: te bepalen dat hij belast wordt met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] ;
subsidiair: te bepalen dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader is.
4.2.
De vader voert hiertoe het volgende aan.
Sinds september 2019 woont [de minderjarige] bij de vader, omdat zij door ernstig huiselijk geweld tussen de moeder en haar partner niet meer bij de moeder kon blijven. [de minderjarige] is middels een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader geplaatst. [de minderjarige] heeft traumahulpverlening gehad en de vader heeft in de afgelopen jaren ook met behulp van hulpverlening grote stappen gezet in zijn ontwikkeling. De vader kan hierdoor [de minderjarige] een goede basis bieden en [de minderjarige] komt bij de vader steeds meer tot rust. In 2021 is dan ook besloten dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] bij vader ligt.
De moeder zit sinds 19 november 2022 in detentie. Door de omstandigheden van de moeder, haar regelmatige onbereikbaarheid en het feit dat de moeder niet in staat is om structureel en veilig omgang met [de minderjarige] te hebben, acht de vader het niet langer wenselijk dat de ouders samen het gezag over [de minderjarige] blijven uitoefenen. Tussen de moeder en [de minderjarige] is een begeleide omgang afgesproken. Door de problematiek van moeder en de onherstelbaar verstoorde relatie tussen de ouders is het niet (meer) mogelijk gebleken om het gezamenlijk gezag uit te oefenen. Dit is voor [de minderjarige] niet wenselijk en schaadt haar belangen.
Subsidiair verzoekt de vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen nu dit aansluit bij de feitelijke situatie en het perspectief van [de minderjarige] bij hem is bepaald terwijl de moeder [de minderjarige] niet de nodige veiligheid en stabiliteit kan bieden.
4.3.
Bij zelfstandig verzoek van 4 januari 2024 verzoekt de moeder, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het verzoek van de vader af te wijzen;
alvorens een beslissing te nemen omtrent de gezagswijziging eerst via professionele hulpverlening de communicatie tussen ouders te laten verbeteren;
dan wel alvorens een beslissing te nemen omtrent de gezagswijziging eerst de Raad voor de Kinderbescherming te laten adviseren in hoeverre het wenselijk voor [de minderjarige] is als moeder niet meer belast is met het gezamenlijk gezag, althans het verzoek af te wijzen;
de moeder verzoekt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen:
a. gedurende twee maanden zien de moeder en [de minderjarige] elkaar twee keer per maand twee uur;
b. vervolgens na die termijn dan wel als [de minderjarige] het eerder aangeeft: omgang gedurende een dag per 14 dagen;
c. om tot slot na twee maanden dan wel zoveel eerder: de omgang uitbreiden naar een weekend per 14 dagen;
d. een gelijke onderling af te stemmen verdeling van de vakanties, feest- en verjaardagen;
5. te bepalen dat de vader de moeder maandelijks informeert over alle opvoed- en ontwikkelingszaken rondom [de minderjarige] .
4.4.
De moeder voert hiertoe het volgende aan.
Beide ouders kampen met een verleden van verslaving. De moeder was verslaafd aan alcohol. De detentie van 20 november 2022 tot 20 maart 2023 heeft moeder de laatste zet de goede kant op gegeven. De moeder gaat sinds detentie niet meer om met de mensen uit het foute circuit, drinkt niet meer, heeft hulp voor zich zelf gezocht en gekregen, en komt haar afspraken stipt na. De vader heeft ook te kampen met een verslavingszucht. De politie heeft op 5 april 2023 Veilig Thuis ingeschakeld omdat er zorgen waren over het middelengebruik van vader.
De moeder stelt dat niet voldaan wordt aan het wettelijke kader voor een gezagswijziging. Zo is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden sinds de vader mede is belast met het gezag. De onderlinge verstandhouding was al zoals deze nu is. De ouders spreken elkaar alleen als er voor [de minderjarige] wat nodig is en als er wat speelt. De vader wil namelijk niet in gesprek met de moeder. Van de ouders mag enige inspanning worden verwacht om hun communicatie over hun kind te verbeteren. Juist nu de Raad heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstellingsmaatregel met een jaar dient te worden verlengd en niet is geadviseerd over te gaan tot een gezagsbeëindiging. Het door vader aangedragen argument dat moeder in detentie heeft gezeten, dient opzij geschoven te worden. Het is een eenmalig incident geweest. De moeder heeft toen zij vrij kwam ook gelijk de GI gebeld om [de minderjarige] te kunnen zien. Verder is er ook geen sprake van het ‘klem en verloren’ criterium. De moeder en [de minderjarige] houden erg van elkaar en [de minderjarige] wil ook dat de moeder een onderdeel uitmaakt van haar (dagelijkse) leven. Zo hebben de moeder en [de minderjarige] dagelijks app-contact.
De moeder kan en wil graag weer een grotere rol spelen in het leven van [de minderjarige] . Zij is bang dat als het gezag wordt beëindigd, de vader het niet meer zal toestaan dat de moeder en [de minderjarige] een band met elkaar behouden door elkaar te zien. De moeder heeft een stabiele relatie, is stabiel ingesteld op medicatie en zij is ook verhuisd om dichterbij [de minderjarige] te zijn. De huidige omgang met [de minderjarige] vindt de moeder te kort om een goede band verder op te bouwen. De moeder ziet [de minderjarige] nu een uur per maand. Ondertussen is de moeder negen maanden verder en weigert de GI een plan te maken. Zij heeft daarom dan ook een stappenplan opgesteld om de band met [de minderjarige] verder op te bouwen.
De moeder zou ook graag bij een eventuele gezagsbeëindiging (meer) op de hoogte worden
gehouden in de ontwikkeling van [de minderjarige] .
4.5.
De vader heeft bij verweerschrift van 11 januari 2024 verzocht de zelfstandige verzoeken van de moeder af te wijzen.
De vader heeft zich al ruim vier jaar lang volledig ingezet voor het welzijn van [de minderjarige] nadat zij zwaar getraumatiseerd was weggehaald bij de moeder. De moeder heeft in de jaren daarna geen bijdrage in de zorg voor [de minderjarige] meer kunnen leveren. Daarnaast is [de minderjarige] in de afgelopen jaren regelmatig teleurgesteld geraakt als de moeder niet verscheen tijdens een afgesproken omgangsmoment. Tussen de moeder en [de minderjarige] vindt omgang plaats onder begeleiding van Stichting SIG. De vader kan niet instemmen met onbegeleide omgang omdat dit risico’s voor het welzijn van [de minderjarige] meebrengt. De begeleide omgang dient voortgezet te worden totdat deskundigen aangeven dat de moeder in staat is tot een onbegeleide zorgregeling. Verder is de relatie tussen de ouders al jaren destructief en is een stabiele communicatie onmogelijk gebleken. Rechtstreeks contact tussen de vader en de moeder is niet mogelijk, maar de vader kan wel via de gezinsvoogd een update geven aan de moeder over [de minderjarige] .

5.De standpunten ter zitting

5.1.
De vader stelt dat eenhoofdig gezag hem en [de minderjarige] veel rust gaat geven. De vader wil en kan niet meer communiceren met de moeder. Communicatie tussen de ouders brengt namelijk te veel stress en onrust mee. Dit is niet goed voor [de minderjarige] , aangezien zij zwaar getraumatiseerd is. De communicatie tussen de ouders verloopt nu via de gezinsvoogd. Ook vanuit hulpverlening is gezegd dat de ouders niet meer met elkaar in contact moeten komen. De vader heeft via Stichting SIG nog geprobeerd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar dat is niet gelukt. Communicatie tussen de ouders is uitgesloten na alles wat er gebeurd is. Verder is onbegeleide omgang niet mogelijk, omdat de vader nog niet ziet dat het beter gaat met de moeder. Het is aan de hulpverlening om in te schatten wanneer dit mogelijk is. De omgang dient ook voorzicht opgebouwd te worden, aangezien [de minderjarige] niet teleurgesteld mag worden. Als de frequentie namelijk te hoog is en de moeder kan het niet waarmaken, heeft dit zijn weerslag op [de minderjarige] . Daarnaast ontvangt [de minderjarige] veel berichten van de moeder en zorgt dit de laatste tijd voor meer onrust.
5.2.
De moeder stelt dat haar positieve ontwikkelingen in 2023 onvoldoende zijn weergegeven in het plan van aanpak van de GI. Er staat alleen oude informatie in het rapport. Het gaat goed met de moeder en haar gedragsveranderingen van het afgelopen jaar zijn bestendig. De moeder stelt voor dat de GI contact opneemt met Fivoor, aangezien zij betrokken zijn bij de moeder. Ook wordt de moeder onvoldoende betrokken en op de hoogte gehouden over beslissingen rondom [de minderjarige] . De moeder moet daarom soms zelf aan [de minderjarige] vragen stellen, aangezien de GI en de vader haar niks willen vertellen. De moeder wil graag onderzoeken of er nog trajecten zijn voor de ouders om te leren samenwerken in het belang van [de minderjarige] . De moeder ziet nog voldoende mogelijkheden voor de ouders om samen te werken.
5.3.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat communicatie tussen de ouders voor veel onrust zorgt bij [de minderjarige] . Er is nu geen contact meer tussen de ouders, waardoor er voor [de minderjarige] veel meer rust is. De GI heeft er geen vertrouwen meer in dat de ouders een constructieve communicatie kunnen opbouwen met elkaar. Tussen de ouders is namelijk te veel gebeurd, waardoor het vertrouwen bij beide ouders in elkaar is verdwenen. Recent zijn er weer meer spanningen ontstaan, doordat de moeder informatie van de school van [de minderjarige] ging opvragen. Verder is de gezinsvoogd bezig met een uitbreiding van de omgang. Hier is binnenkort een evaluatie over met de SIG. De gezinsvoogd wil de frequentie van de omgang verhogen, maar dit moet wel haalbaar zijn voor de moeder. In het verleden is het de moeder namelijk niet altijd gelukt om bij alle omgangsmomenten te zijn.
5.4.
De Raad ziet een heel groot wantrouwen tussen de ouders, waarbij er geen samenwerking en communicatie is. De afstand die er nu is tussen de ouders vermindert voor [de minderjarige] de spanning. De Raad heeft niet de verwachting dat er binnen afzienbare tijd verbetering komt in de communicatie tussen de ouders. Het gezamenlijk gezag kan op dit moment in stand gehouden worden omdat de GI er tussen zit, maar het is geen situatie die eindeloos kan blijven voortduren. De Raad heeft grote zorgen als de ondertoezichtstelling er niet meer is en de ouders gezamenlijk het gezag moeten uitoefenen. De Raad kan zich daarom voorstellen dat het gezamenlijk gezag niet helpend is voor [de minderjarige] .

6.De beoordeling in beide zaken

ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn als volgt.
[de minderjarige] heeft op jonge leeftijd al veel meegemaakt en de thuissituatie bij de moeder was onveilig voor haar. Bij de vader thuis gaat het nu goed met [de minderjarige] . Zij ontwikkelt zich goed op school en heeft sociaal contact met leeftijdgenootjes. Ondanks voorgaande positieve punten is de situatie voor [de minderjarige] nog steeds zeer zorgelijk. Mede in verband met de detentie van de moeder is er een tijd geen omgang geweest tussen [de minderjarige] en de moeder; op dit moment is die omgang zeer beperkt en vindt deze onder begeleiding plaats. De ouders zijn nog steeds niet in staat om in het belang van [de minderjarige] met elkaar te communiceren en samen te werken. De gezinsvoogd ziet dat communicatie tussen de ouders zorgt voor veel onrust en strijd. [de minderjarige] is hier dan ook getuige van en zij wordt belast met deze strijd.
Voorlopig is het dan ook noodzakelijk dat de GI betrokken blijft. Zo kan de GI op basis van de evaluaties van de SIG vaststellen of en wanneer de omgang met de moeder kan worden uitgebreid en onbegeleid kan plaatsvinden, en het uitbouwen van de omgang begeleiden. Het is zaak dat de GI bewaakt dat het contact daarover met de ouders zo rustig mogelijk verloopt zodat [de minderjarige] hiermee niet mee belast wordt. Omdat een ondertoezichtstelling eindig is, zal in de komende periode ook duidelijk moeten worden of en zo ja op welke manier ouders het contact hierover, en over andere kwesties die [de minderjarige] betreffen, moeten vormgeven.
6.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.4.
De rechtbank zal het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader afwijzen, nu het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader wordt vastgesteld (zie overweging 6.12. De kinderbeschermingsmaatregel is daarom niet meer noodzakelijk.
gezagswijziging
6.5.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, BW kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6.6.
De moeder betwist dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, nu de onderlinge verstandhouding niet gewijzigd is. De kinderrechter is van oordeel dat er wel sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW. De moeder is namelijk enige tijd gedetineerd geweest, wat niet bevorderlijk is geweest voor de verstandhouding tussen de ouders. Daarnaast maakt de moeder sinds enige tijd meer gebruik van haar gezagspositie hetgeen volgens de GI tot meer onrust heeft geleid. Daarbij is de verwachting dat ouders met inzet van hulpverlening gezamenlijk vorm zouden kunnen geven aan het ouderschap, ondanks de ingezette hulpverlening, (nog immer) niet bewaarheid.
6.7.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.8.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
6.9.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de verstandhouding tussen de ouders slecht is. De communicatie tussen de ouders zorgt voor zoveel strijd en onrust dat de gezinsvoogd nu als buffer dient. De ouders hebben op dit moment geen direct contact met elkaar. Gezien wordt dat het ontbreken van contact tussen de ouders enige tijd voor rust heeft gezorgd, zij het dat er inmiddels weer meer onrust is sinds de moeder weer wat actiever gebruik maakt van haar ouderlijk gezag. Ondanks dat de ouders op dit moment niet in staat zijn tot afspraken maken over [de minderjarige] , de situatie onrustig is en het nog maar de vraag is of er een verbetering komt in de communicatie tussen de ouders, is de kinderrechter van oordeel dat een gezagsbeëindiging op dit moment een te verstrekkende maatregel is. Hiertoe is het volgende van belang. De moeder heeft in het afgelopen jaar positieve stappen gezet om haar leven weer op de rails te krijgen. De GI stelt ook dat het sinds de vrijlating van de moeder uit detentie het zichtbaar beter gaat met haar. De moeder dient dan ook in het komende jaar de mogelijkheid te krijgen om te laten zien dat haar positieve stappen bestendig zijn. Zoals reeds in overweging 6.2. is overwogen dient tijdens de ondertoezichtstelling gekeken te worden op welke manier (indirect) contact tussen de ouders over [de minderjarige] na afloop van de ondertoezichtstelling vormgegeven moet worden. De gezinsvoogd kan de ouders het komende jaar nog ondersteunen in de uitoefening van het gezag en ingrijpen wanneer nodig. Er is op dit moment daardoor onvoldoende noodzaak om al te beslissen op het verzoek tot gezagswijziging. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek van de vader aan te houden. De zelfstandige verzoeken van de moeder onder 2 en 3 worden niet gevolgd. De GI is al betrokken, waardoor de gezinsvoogd hulpverlening kan inzetten om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Daarnaast is er voor nu onvoldoende aanleiding om de Raad te gelasten een onderzoek te doen.
6.10.
In het komende jaar dient tijdens de ondertoezichtstelling duidelijk te worden of er nog mogelijkheden zijn om het contact tussen de ouders te verbeteren. Het verzoek van de vader tot gezagsbeëindiging wordt daarom aangehouden tot [datum] pro forma. Rond deze periode dient de GI namelijk ook kenbaar te maken of zij de ondertoezichtstelling wil verlengen of niet. Mocht de GI de ondertoezichtstelling willen verlengen is het uitgangspunt dat het verzoek tot gezagswijziging gezamenlijk behandeld wordt met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
hoofdverblijfplaats
6.11.
Het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253a, tweede lid, onder b, BW. Indien de ouder waarbij het kind op grond van een machtiging tot uithuisplaatsing is geplaatst, verzoekt de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem of haar te bepalen en dit verzoek in overeenstemming is met het belang van het kind, mede in het licht van de overige omstandigheden van het geval, dient dit verzoek dan ook in beginsel te worden toegewezen.
6.12.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] , bij afweging van alle betrokken belangen, meebrengt dat zij haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. Hiertoe is het volgende redengevend. [de minderjarige] woont sinds september 2019 bij de vader. Deze verblijfplek is vervolgens vanaf januari 2020 geformaliseerd met een machtiging tot uithuisplaatsing. Niet weersproken is dat de GI in 2021 heeft besloten dat het opvoedperspectief bij de vader ligt. [de minderjarige] zal dus bij de vader blijven wonen. De rechtbank zal daarom het hoofdverblijf bij de vader vaststellen.
zorgregeling
6.13.
De moeder heeft op dit moment één uur per maand begeleide omgang met [de minderjarige] . De moeder wil dit graag opbouwen naar een onbegeleide omgang. De vader verzet zich hiertegen. De kinderrechter dient bij de beslissing om een zorgregeling te bepalen rekening te houden met alle betrokken belangen waarbij de belangen van [de minderjarige] zwaar wegen.
6.14.
Ter zitting is gebleken dat de GI binnenkort een evaluatie heeft met de SIG over de begeleide omgangsmomenten van de moeder met [de minderjarige] . De GI wil ook graag dat de frequentie van de bezoeken omhoog gaat, maar dan moet dit voor de moeder wel haalbaar zijn. De kinderrechter onderschrijft dit belang. In het verleden is het de moeder namelijk niet altijd gelukt om bij elk bezoek aanwezig te zijn, wat weer zorgde voor teleurstelling bij [de minderjarige] . Zoals ook in het kader van de ondertoezichtstelling is overwogen acht de kinderrechter het in het belang van [de minderjarige] dat de GI en de SIG betrokken blijven bij de opbouw van de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] . De door de moeder verzochte zorgregeling wordt op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] geacht. De kinderrechter zal de huidige regeling, te weten één uur per maand begeleide omgang, als minimum regeling vastleggen en daarbij bepalen dat de omgang wordt uitgebreid onder regie van de GI, zodra dat in het belang van [de minderjarige] blijkt te zijn.
informatie- en consultatieregeling
6.15.
Een ouder die niet belast is met het ouderlijk gezag kan verzoeken om een informatie- en consultatieregeling te bepalen. Aangezien de ondertoezichtstelling wordt verlengd en de GI daarbij een rol blijft spelen in het verstrekken van informatie, en tevens het verzoek tot wijziging van het gezag wordt aangehouden, wordt ook dit verzoek van de moeder aangehouden.
6.16.
De kinderrechter wil bij de GI wel aandacht vragen voor de geringe informatie die de moeder nu zegt te ontvangen over [de minderjarige] . Naar eigen zeggen leidt dat ertoe dat de moeder zich met vragen rechtstreeks tot [de minderjarige] wendt. De GI wordt verzocht aandacht te (blijven) besteden aan de informatiepositie van de moeder, in het belang van [de minderjarige] .

7.De beslissing

De rechtbank:
C/15/347037 / JU RK 23-1933: verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , van 28 januari 2024 tot 28 januari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst af het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
C/15/337900 / FA RK 23-1276: gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, informatieregeling
7.4.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader zal zijn;
7.5.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast: [de minderjarige] en de moeder hebben minimaal één uur per maand begeleide omgang, waarbij de omgang zodra mogelijk wordt uitgebreid onder regie van de GI;
7.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7.
houdt de beslissing over de gezagswijziging en de informatie- en consultatieregeling aan tot [datum] PRO FORMA.
Verzoekt de advocaten de rechtbank schriftelijk te berichten over de huidige stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure.
Verzoekt de GI de rechtbank schriftelijk te berichten of zij voornemens zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen of niet.
Bepaalt dat de schriftelijke berichten uiterlijk [datum] door de rechtbank ontvangen dienen te zijn.
Wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure;
7.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Rozemeijer, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.