ECLI:NL:RBNHO:2024:6835

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
11118061 \ VV EXPL 24-99
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding huurovereenkomst na sluiting woning op grond van Opiumwet

In deze zaak heeft Woningbedrijf Velsen de huurovereenkomst van de huurder, [betrokkene 1], buitengerechtelijk ontbonden na de sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting vond plaats na de ontdekking van druggerelateerde activiteiten in de woning, wat leidde tot een bestuurlijke sluiting door de burgemeester. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van Woningbedrijf Velsen bij ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder weegt dan het belang van de huurder bij behoud van de woning. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder zonder recht of titel in de woning verblijft, waardoor de geëiste maatregel tot ontruiming niet disproportioneel is. De termijn voor ontruiming is vastgesteld op één maand, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de huurder en de inspanningen van de betrokken instanties om alternatieve woonruimte te vinden. De bewindvoerder van de huurder is veroordeeld om de woning te ontruimen en de huurder moet een maandelijkse vergoeding betalen aan Woningbedrijf Velsen voor de periode dat de woning niet is opgeleverd. De proceskosten zijn voor rekening van de bewindvoerder.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11118061 \ VV EXPL 24-99
Uitspraakdatum: 10 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Woningbedrijf Velsengevestigd te IJmuiden
eiseres
verder te noemen: Woningbedrijf Velsen
gemachtigde: mr. M. van den Oord
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.¸ handelend in hoedanigheid van bewindvoerder van
[betrokkene 1], rechtens wonende te [plaats]
gevestigd te Heerhugowaard
gedaagde
verder te noemen: de bewindvoerder
gemachtigde: mr. N. Roos

1.Het procesverloop

1.1.
Woningbedrijf Velsen heeft de bewindvoerder op 4 juni 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Woningbedrijf Velsen bij brieven van 24 juni 2024 en 25 juni 2024 nog stukken toegezonden. Ook de bewindvoerder heeft voorafgaand aan de zitting stukken toegezonden. Deze stukken zijn bij de mondelinge behandeling nogmaals overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) staat vanaf 1 november 2022 onder bewind bij de bewindvoerder.
2.2.
Woningbedrijf Velsen is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en is uitsluitend werkzaam op het gebied van volkshuisvesting.
2.3.
[betrokkene 1] huurt met ingang van 2 maart 2023 van Woningbedrijf Velsen de woning gelegen aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats], (hierna: de woning). De woning betreft een portiekwoning en maakt onderdeel uit van een portiek van 8 woningen, verdeeld over drie verdiepingen. [betrokkene 1] huurt de woning op de tweede verdieping.
2.4.
De woning is aan [betrokkene 1] verhuurd op basis van een zogenaamd tijdelijk kanscontract voor de duur van twee jaar. Stichting SIG (hierna: SIG) is middels een woonbegeleidingsovereenkomst gekoppeld aan de huurovereenkomst, omdat [betrokkene 1] niet in staat werd geacht om zelfstandig te wonen zonder woonbegeleiding.
2.5.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte Woningbedrijf Velsen van 1 augustus 2018 (hierna: de Algemene Huurvoorwaarden) van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin staat – voor zover relevant – :

13.1.Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereen-komst op hem rust daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.(…)”
2.6.
In de nacht van 7 op 8 december 2023 is (zonder medeweten of medewerking van [betrokkene 1]) aan de deur van de woning zwaar vuurwerk tot ontploffing gebracht. Daardoor is schade ontstaan aan de woning en ook aan de woningen van buren. Bij besluit van 8 december 2023 heeft de burgemeester de woning gesloten met ingang van 8 december 2023 vanaf 19:00 uur voor de duur van twee weken, waarna deze termijn per 22 december 2023 met twee weken is verlengd.
2.7.
Woningbedrijf Velsen heeft (de bewindvoerder van) [betrokkene 1] naar aanleiding van voornoemde sluiting in kort geding gedagvaard, waarbij ontruiming is gevorderd. Die vordering is bij vonnis van 5 januari 2024 afgewezen.
2.8.
Op 27 maart 2024 zijn bij een doorzoeking door de politie verschillende druggerelateerde attributen in de woning aangetroffen. Vanwege deze vondst is op 27 maart 2024 een bestuurlijke rapportage opgesteld. Daarin staat vermeld dat in de woning vermoedelijk harddrugs is aangetroffen in de vorm van 18 bolletjes, enkele ponypacks met wit poeder en diverse losse zakjes, 300 gram versnijdingsmiddel, verpakkingsmateriaal en attributen voor het bereiden/versnijden van harddrugs, een huls en een explosief (een cobra 6) en een schoenendoos met daarin € 2.715,00 met coupures van 5, 10, 20 en 50 euro.
2.9.
Bij besluit van 4 april 2024 heeft de burgemeester de woning gesloten met ingang van 27 maart 2024 vanaf 10:00 uur voor de duur van drie maanden. De burgemeester heeft de sluiting van de woning gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet.
2.10.
In de e-mail van 4 april 2024 van het Team bestuur en veiligheid van de gemeente [gemeente] staat:
“(…)
De burgemeester maakt zich daarnaast ook zorgen om de persoonlijke situatie van de heer [betrokkene 1], aangezien het vermoeden bestaat dat anderen gebruik maken van zijn kwetsbare positie.(…)”
2.11.
[betrokkene 1] is door Woningbedrijf Velsen bij brief van 2 april 2024 in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. [betrokkene 1] heeft bij brief van 10 april 2024 aangegeven niet vrijwillig op te zeggen.
2.12.
Woningbedrijf Velsen heeft bij brief van 17 april 2024 de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) buitengerechtelijk ontbonden. De ontruiming van de woning is hierbij aangezegd tegen 1 juli 2024.
2.13.
[betrokkene 1] heeft de bestuursrechter om een voorlopige voorziening gevraagd tegen het sluitingsbesluit. De voorlopige voorziening is door de bestuursrechter bij uitspraak van 8 mei 2024 afgewezen.
2.14.
In de aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie van 17 juni 2024 staat onder het kopje ‘
Onderzoeksbevindingen’:

Op woensdag 27 maart 2024 omstreeks 06:00 uur vond er een doorzoeking inzake de Opiumwet plaats in de woning van, [betrokkene 1] voornoemd.Tijdens de doorzoeking werden de er vermoedelijke diverse eenheden harddrugs aangetroffen.Uit onderzoek naar de aangetroffen drugs, welke uitgevoerd werd door een medewerker van het Nederlands Forensische Instituut kon worden opgemaakt dat de volgende drugs werden aangetroffen:- 23,18 gram beige brokjes bevattende cocaïne.- 0,82 gram wit poeder en brokjes bevattende cocaïne.- 7,61 gram bruin poeder en brokjes bevattende heroïne.
2.15.
In een e-mail van 18 juni 2024 van [betrokkene 2], ambulant begeleider van SIG, aan de gemachtigde van de bewindvoerder staat:
“(…)
Daarnaast heeft [betrokkene 1] hulp nodig. Hij geeft aan dat het hem zelf niet lukt. [betrokkene 1] heeft aangegeven dat hij het liefst in het oosten van het land zou willen wonen. Het lijkt mij ook verstandig voor zijn eigen veiligheid dat hij niet pertinent terugkeert in de gemeente [gemeente], aangezien zijn verleden daar hem in de weg zit.Wanneer hij de woning, hetzij tijdelijk, zou kunnen behouden geeft dat wat lucht om vervangend verblijf te kunnen vinden. Er zou gekeken kunnen worden naar bijvoorbeeld woningruil of begeleid wonen. Hij heeft voorheen een WLZ gehad, maar dit zou ook kunnen via de WMO.
2.16.
[betrokkene 1] heeft zich in het verleden beziggehouden met druggerelateerde activiteiten en had ook contacten in het criminele circuit.
2.17.
[betrokkene 1] heeft de woning tot op heden niet ontruimd en heeft aan Woningbedrijf Velsen kenbaar gemaakt de woning niet vrijwillig op te zeggen.

3.De vordering

3.1.
Woningbedrijf Velsen vordert dat de kantonrechter – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1], veroordeelt:
- om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, maar niet eerder dan van vijf dagen na heropening van de woning, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats] te ontruimen en te verlaten, onder afgifte van de sleutels, met al het hunne en al de personen die zijdens [betrokkene 1] in voormeld pand verblijven en dit pand ter vrije beschikking van Woningbedrijf Velsen te stellen;
- om aan Woningbedrijf Velsen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 593,95 per maand voor elke ingegane maand of een gedeelte daarvan tot aan het moment van ontruiming, dat de bewindvoerder de woning aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats] na 1 mei 2024 niet heeft opgeleverd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het bedrag opeisbaar is geworden tot aan de dag der algehele voldoening;
- in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Woningbedrijf Velsen stelt dat zij gerechtigd was de huurovereenkomst bij brief van 17 april 2024 te ontbinden, nu de burgemeester de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft gesloten voor de duur van drie maanden. De buitengerechtelijke ontbinding heeft tot gevolg dat [betrokkene 1] zonder recht of titel in de woning verblijft. [betrokkene 1] dient de woning dan ook te ontruimen of de woning moet worden ontruimd indien [betrokkene 1] hier niet vrijwillig toe overgaat.

4.Het verweer

4.1.
De bewindvoerder betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat het gelet op de persoonlijke omstandigheden van [betrokkene 1] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Woningbedrijf Velsen gebruik maakt van haar bevoegdheid tot ontbinding.

5.De beoordeling

Het beoordelingskader
5.1.
Het staat vast dat de burgemeester de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft gesloten voor de duur van drie maanden met ingang van 27 maart 2024. Dit betekent dat Woningbedrijf Velsen bij brief van 17 april 2024 in principe op goede gronden tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst is overgegaan. Die bevoegdheid heeft Woningbedrijf Velsen op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.
5.2.
De vraag die voorligt is of Woningbedrijf Velsen terecht van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding gebruik heeft gemaakt. Dat is een vraag die beantwoord moet worden aan de hand van de toets van artikel 6:248 lid 2 BW, namelijk of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Woningbedrijf Velsen gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot ontbinding. Het gevolg van de ontbinding is dat (de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van) [betrokkene 1] de woning moet ontruimen. Het woonrecht is, zoals ook door de bewindvoerder is aangevoerd, een vitaal recht, dat beschermd wordt in artikel 8 EVRM. Daarop kan alleen inbreuk worden gemaakt indien sprake is van een proportioneel getroffen maatregel.
Belangenafweging
5.3.
Voorop staat dat Woningbedrijf Velsen als een krachtens de Woningwet toegelaten instelling voor de volkshuisvesting een zwaarwegend belang heeft om op te treden tegen de aanwezigheid van handelshoeveelheden drugs in een woning ter voorkoming van activiteiten in haar woningbestand die in potentie de leefbaarheid aantasten. De aangetroffen hoeveelheid drugs in de woning overschrijden de hoeveelheden voor eigen gebruik, namelijk 0,5 gram voor harddrugs en 5 gram voor softdrugs, en moet dan ook aangemerkt worden als een handelshoeveelheid. Woningbedrijf Velsen voert een zerotolerancebeleid in zaken waarin druggerelateerde zaken aan de orde zijn. Ook is er een geldbedrag van € 2.715,00 aangetroffen in de woning. Een en ander versterkt het vermoeden dat sprake is van criminele activiteiten, die Woningbedrijf Velsen uit haar woningen wil weren. Ook de vuurwerkontploffing in december 2023 versterkt dit vermoeden. Daarnaast heeft Woningbedrijf Velsen in ieder geval melding van twee omwonenden ontvangen, waarin zij aangeven dat bij hen gevoelens van onveiligheid en angst bestaan en die – kort gezegd – zijn ontstaan door de recente gebeurtenissen rondom de woning van [betrokkene 1].
5.4.
Daartegenover staat het belang van [betrokkene 1] bij het behoud van de woning. Ter zitting heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [betrokkene 1] moet worden beschouwd als een kwetsbaar persoon. Dit houdt in dat de samenleving meer verantwoordelijkheid dient te dragen, omdat [betrokkene 1] vanuit maatschappelijk oogpunt een bijzondere positie inneemt. Deze bijzondere positie volgt volgens de bewindvoerder ook uit de actieve houding van onder meer de gemeente [gemeente] en SIG. Vanwege de bijzondere positie van [betrokkene 1] is hem ook het kanscontract aangeboden. Daarnaast heeft de bewindvoerder tijdens de zitting naar voren gebracht dat op basis van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) een aanvraag tot het afgeven van een Wlz-indicatie loopt. Bij toewijzing daarvan krijgt [betrokkene 1] 24-uurszorg toegewezen. Het is niet zeker dat [betrokkene 1] zijn zorghulp van verschillende instanties kan behouden bij het verlies van de woning. Dit zal niet alleen voor hem maar ook voor de samenleving een ontwrichtende werking hebben. Zonder inschrijving in een gemeente raakt [betrokkene 1] daarnaast mogelijk zijn uitkering kwijt. Verlies van de woning heeft voor [betrokkene 1] dus verstrekkende financiële en maatschappelijke gevolgen.
5.5.
Dat [betrokkene 1] een kwetsbaar persoon is die een bijzondere positie inneemt, maakt niet dat Woningbedrijf Velsen geen gebruik had mogen maken van de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinding. Het belang van [betrokkene 1] om voor de duur van het tijdelijke kanscontract in de woning te verblijven is evident, maar Woningbedrijf Velsen heeft een zwaarwegend belang om hard op te treden tegen druggerelateerde activiteiten in haar woningen door gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Daarbij komt dat het belang van [betrokkene 1] voornamelijk ziet op de tijdelijke terugkeer naar de woning, nu het kanscontract uiterlijk op 1 maart 2025 zou eindigen en verschillende instanties momenteel bezig zijn met het vinden van alternatieve huisvesting voor [betrokkene 1]. Mevrouw [betrokkene 2] schrijft in dat kader in haar e-mail van 18 juni 2024: “
Het lijkt mij ook verstandig voor zijn eigen veiligheid dat hij niet pertinent terugkeert in de gemeente [gemeente], aangezien zijn verleden hem daar in de weg zit. Wanneer hij de woning, hetzij tijdelijk, zou kunnen behouden geeft dat wat lucht om vervangend verblijf te kunnen vinden.
5.6.
Daarnaast heeft Woningbedrijf Velsen meerdere meldingen van omwonenden ontvangen waarin gevoelens van angst en vrees worden geuit. Hoewel de bewindvoerder ter zitting heeft aangevoerd dat slechts twee (anonieme) omwonenden hebben geklaagd over overlast, maakt dat niet dat Woningbedrijf Velsen slechts algemene belangen naar voren heeft gebracht. Dit betoog van de bewindvoerder houdt dan ook geen stand.
Voorlopig oordeel
5.7.
De kantonrechter vindt het belang van Woningbedrijf Velsen bij ontbinding van de huurovereenkomst in de gegeven omstandigheden zwaarder wegen dan het belang van [betrokkene 1] bij het behoud van deze woning. Dit betekent dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet gezegd kan worden dat de uitoefening van de bevoegdheid van Woningbedrijf Velsen om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De buitengerechtelijke ontbinding zal dan ook in stand blijven.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dat de geëiste maatregel tot ontruiming niet disproportioneel is, omdat [betrokkene 1] zonder recht of titel in de woning verblijft. De maatregel zal in deze procedure worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor ontruiming, gelet op het belang daarbij voor [betrokkene 1], wordt gesteld op één maand na betekening van dit vonnis. De kantonrechter begrijpt dat ook vanuit het oogpunt van [betrokkene 1] zelf het pertinent terugkeren naar de woning voor [betrokkene 1] niet wenselijk is en dat SIG daarom al bezig is met het vinden van alternatieve woonruimte. Ook volgt uit het e-mailbericht van het Team bestuur en veiligheid dat de burgemeester van [gemeente] begaan is met de situatie van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] zelf wil niet pertinent terugkeren naar de woning, zijn wens is om naar het oosten van het land te verhuizen. De kantonrechter acht bij deze stand van zaken een ontruimingstermijn van één maand afdoende om de belangen van [betrokkene 1] te waarborgen. Een langere periode zou teveel afbreuk doen aan het belang van Woningbedrijf Velsen en – daarmee samenhangend – het belang van de omwonende huurders.
5.9.
Ook de nevenvordering wordt toegewezen. [betrokkene 1] moet na het einde van de huurovereenkomst een vergoeding gelijk aan de huur (€ 593,95 per maand) betalen aan Woningbedrijf Velsen voor de tijd dat Woningbedrijf Velsen de woning mist (artikel 7:225 BW). De vergoeding wordt toegewezen vanaf 1 mei 2024, aangezien de huur is geëindigd per 17 april 2024.
Ambtshalve toetsing van:Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte Woningbedrijf Velsen van 1 augustus 2018
5.7.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met [betrokkene 1] algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
5.8.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
5.9.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of een eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft een eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
5.10.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
5.11.
Artikel 13.1 van de Algemene Huurvoorwaarden ziet onder meer op de proceskosten. Voor zover Woningbedrijf Velsen op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegerekend, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Woningbedrijf Velsen worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1], om de woning aan [adres] te ([postcode]) [plaats] met al hetgeen van haar (en/of van [betrokkene 1]) is en een ieder die in de woning verblijft te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woningbedrijf Velsen te stellen, uiterlijk één maand na betekening van het vonnis;
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1], om aan Woningbedrijf Velsen te betalen € 593,95 per maand met ingang van 1 mei 2023 tot aan de datum van ontruiming;
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1], tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Woningbedrijf Velsen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 136,59;
griffierecht € 130,00;
salaris gemachtigde € 543,00;
6.4.
veroordeelt de bewindvoerder, in hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1], tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Woningbedrijf Velsen worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).