ECLI:NL:RBNHO:2024:6831

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
HAA 23/3182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor tijdelijke woonunits voor Oekraïense vluchtelingen in Assendelft

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van 64 tijdelijke woonunits voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen beoordeeld. De rechtbank constateert dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan Saendelft, maar dat de beroepsgronden van eisers niet kunnen leiden tot het beoogde doel vanwege het relativiteitsvereiste. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad onvoldoende heeft gemotiveerd dat er is voldaan aan de parkeernormen. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De uitspraak is gedaan op 5 juli 2024, en de rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De zaak betreft een legalisatieprocedure na een periode van gedogen, waarbij de tijdelijke woonunits zijn gerealiseerd in het kader van de acute opvangbehoefte voor Oekraïense vluchtelingen. De rechtbank concludeert dat de tijdelijkheid van de omgevingsvergunning aannemelijk is, maar dat de motivering van de parkeernorm onvoldoende is. De rechtbank geeft het college twaalf weken om het gebrek te herstellen en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3182

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[eisers] , uit Assendelft, eisers,

(gemachtigde: R. Bosman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, het college,

(gemachtigden: mrs. G.M. Pierik en C.J. Loggen-ten Hoopen).
Als derde partij neemt aan de zaak deel:
de gemeente Zaanstad, vergunninghouder
.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor het bouwen van 64 tijdelijke woonunits ten behoeve van de opvang van Oekraïense vluchtelingen voor de duur van 3 jaar op de locatie tussen de Noorderveenweg en het Jaap Bootpad in Assendelft (hierna ook: de locatie).
1.1
Bij besluit van 30 maart 2023 (hierna ook: het bestreden besluit) heeft het college deze omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Zaanstad. Eisers hebben op 11 mei 2023 hiertegen beroep ingesteld.
1.2
Hangende de beroepsprocedure hebben eisers de voorzieningenrechter gevraagd om de bouw stil te leggen, door een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is bij uitspraak van 12 juni 2023 (HAA 23/3181 en HAA 23/3977) afgewezen.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd door te verwijzen naar het verweerschrift dat was ingediend naar aanleiding van het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en zijn partner [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] de gemachtigden van het college, samen met [naam 5] en [naam 6] , gemeenteambtenaren en namens vergunninghouder [naam 7] , werkzaam bij de sector Projecten en Programma’s.

Beoordeling door de rechtbank

De ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Gelet op het bepaalde in artikel 1.6, tweede lid, van Afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet (Chw) bezien in samenhang met artikel 6:5, eerste lid aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het beroep niet ontvankelijk als de beroepsgronden niet meteen worden vermeld in het beroepschrift. Nu de beroepsgronden meteen zijn vermeld in het beroepschrift en is het beroep in zoverre ontvankelijk.
2.2
Alleen een belanghebbende kan beroep instellen bij de rechter. Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken [1] . Voor de rechtbank staat voldoende vast dat [naam 1] , [naam 8] en [naam 9] en [naam 10] , respectievelijk woonachtig aan de [adres] [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] te Assendelft vanaf hun percelen direct zicht hebben op de 64 woonunits en zodanig dicht daarbij wonen dat aannemelijk is dat zij daardoor gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. De aanwezige beplanting en de nog aan te leggen groenstrook nemen dit zicht niet weg. De rechtbank volgt het college daarom niet in het standpunt dat eisers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Nu een aantal eisers ontvankelijk is, bestaat aanleiding de beroepsgronden te bespreken. De vraag of alle eisers ontvankelijk zijn in hun beroep, kan in het midden blijven.
2.3
Voorts is van belang dat in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure is toegepast aan belanghebbenden niet langer kan worden tegengeworpen dat zij geen zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit [2] . Het betoog van het college dat het beroep van een aantal eisers om die reden niet ontvankelijk dient te worden verklaard, wordt verworpen.
3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de omgevingsvergunning kon worden verleend. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1
In het bestreden besluit heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van de woonunits, voor het maken van een uitweg, het uitvoeren van een werk en het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan. De beroepsgronden van eisers richten zich niet tegen de activiteit bouwen, niet tegen het maken van een uitweg en ook niet tegen het uitvoeren van een werk. De rechtbank zal deze onderdelen van de omgevingsvergunning daarom niet bespreken. De beroepsgronden zijn uitsluitend gericht tegen de activiteit het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan.
4. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat er is voldaan aan de parkeernormen en zal het college in de gelegenheid stellen om deze motivering aan te vullen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Wet- en regelgeving
4.1
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend op 7 oktober 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Chw, zoals die golden vóór 1 januari 2024, van toepassing zijn.
4.2
De Chw is van toepassing omdat er sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen in aaneengesloten gebied en bij de vergunningverlening toepassing is gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a ten derde, van de Wabo (zie artikel 3.1 van bijlage I van de Chw).
4.3
Voor het relevante wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de bijlage welke integraal onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Vaststaande feiten en omstandigheden
5.1
Het bouwplan bestaat uit vier gebouwen bestaande uit een parterre en daarboven een verdieping met een plat dak. In de woonunits kunnen 192 mensen verblijven.
5.2
Het college heeft op 19 oktober 2023 aan Stichting Parteon een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 10 jaar verleend voor de bouw van 72 woningen voor spoedzoekers en starters op dezelfde locatie. Het gaat hier om vier flatgebouwen met daarboven twee verdiepingen met een plat dak. Het beroep dat tegen dit besluit aanhangig was en op dezelfde zitting als onderhavig beroep stond gepland, is vlak voor de zitting ingetrokken. Eisers hebben tegen voornoemde omgevingsvergunning geen beroep ingesteld. Deze omgevingsvergunning ligt daarom niet ter toetsing voor.
5.3
Ter plaatse waar het bouwplan is gerealiseerd, gelden de bestemmingsplannen Saendelft en het Parapluplan Parkeren Zaanstad. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan Saendelft, omdat de woonunits niet passen binnen de bestemming Agrarisch productiegebied klasse B.
Relativiteit
6.1
Op grond van artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, als deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Dit noemt men het relativiteitsbeginsel. Het relativiteitsvereiste houdt in dat een persoon zich niet kan beroepen op normen die niet zijn geschreven ter bescherming van zijn belangen. Anders gezegd; als het al zo zou zijn dat - zoals eisers betogen - er bij de verlening van de omgevingsvergunning normen zijn geschonden, maar eisers als omwonenden daarvan geen enkel nadeel kunnen ondervinden dan strekt de geschonden norm in dat specifieke geval niet tot bescherming van hun belangen. Het gaat dus om situaties waarbij eisers op geen enkele wijze de gevolgen van de ‘pijn’ van die normschending kunnen voelen. In dat geval komt de rechtbank aan een bespreking van de vraag of een normschending heeft plaatsgevonden en of de omgevingsvergunning op die grond moet worden vernietigd niet toe.
6.2
De rechtbank is in navolging van de voorzieningenrechter in zijn uitspraak van 12 juni 2023 (HAA 23/3181 en HAA 23/3977) van oordeel dat meerdere beroepsgronden niet kunnen leiden tot het daarmee beoogde doel omdat het relativiteitsvereiste daaraan in de weg staat. Daarbij gaat het om de beroepsgronden van eisers dat:
  • er in de aanlegfase significante negatieve gevolgen zullen zijn voor de natuurwaarden van het op ongeveer 1,3 km afstand van de woningen van eisers gelegen Natura-2000 gebied;
  • ten onrechte een milieueffectrapportage ontbreekt;
  • sprake is van strijd met het Luchtvaartindelingsbesluit, omdat de tijdelijke woonunits zijn gerealiseerd in LIB 5 gebied, waardoor er voor de bewoners (van de woonunits) geen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  • sprake is van strijd met de Wet geluidhinder, omdat de geluidsbelasting van de wegen niet is niet onderzocht middels een akoestisch onderzoek zodat niet is aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Ten aanzien van deze beroepsgronden verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de overwegingen op deze punten in voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter en maakt deze voor de beoordeling van het voorliggende geschil tot de hare.
Aanhaken natuurvergunning
6.3
Eisers hebben aangevoerd dat het bouwproject significante negatieve effecten heeft op het nabijgelegen Natura 2000 gebied. Gelet hierop had een toestemming moeten worden verleend voor de activiteit natuur, aldus eisers.
6.4
Nu het betoog van eisers, dat als gevolg van de bouw sprake zal zijn van significante negatieve gevolgen voor de natuurwaarden van het verderop gelegen Natura-2000 gebied, afstuit op het relativiteitsbeginsel geldt dat ook voor het betoog van eisers dat toestemming had moeten worden verleend voor de activiteit natuur in verband met significante negatieve effecten op dat Natura 2000 gebied. De vraag of een natuurtoestemming op grond van artikel 2.1, aanhef en onder i, van de Wabo had moeten worden verleend, dient daarom onbesproken te blijven. Het ontbreken van die toestemming raakt op geen enkele wijze de belangen van eisers.
Strijd milieuvisie
6.5
Het betoog van eisers dat de realisatie van het project in een geluidgevoelig gebied met luchtvaart- en verkeerslawaai strijd oplevert met de milieuvisie, omdat de doelstelling daarvan is het aantal milieubelaste woningen met de helft te verminderen, strandt naar het oordeel van de rechtbank ook op het relativiteitsbeginsel. De voornoemde doelstelling is namelijk niet bedoeld ter bescherming van eisers, maar dient ter bescherming van de bewoners van de tijdelijke woonunits.
Te weinig fietsparkeerplaatsen
6.6
Eisers stellen dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden, omdat er onvoldoende fietsparkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Ook als het college een onjuiste norm voor fietsparkeren zou hebben gehanteerd voor dit project en de fietsenberging te klein is om alle fietsen van de Oekraïense vluchtelingen in te stallen, dan acht de rechtbank het gelet op de afstand van de woningen van eisers tot de tijdelijke woonunits (ongeveer 300 meter) onaannemelijk dat eisers daar op enigerlei wijze gevolgen van zullen ondervinden. Het is gelet op die afstand onaannemelijk dat de Oekraïense vluchtelingen hun fietsen zullen stallen bij de woningen van eisers om vervolgens te voet hun weg te vervolgen naar hun appartement. Te meer nu er op het terrein van de woonunits voldoende ruimte is om de fietsen te stallen. Ook dit betoog van eisers stuit af op het relativiteitsvereiste.
Legalisatieprocedure na een periode van gedogen
7. Uit de stukken blijkt dat het college, vooruitlopend op de verleende omgevings-vergunning, in verband met de op dat moment zeer grote behoefte aan huisvesting voor Oekraïense vluchtelingen, op 1 november 2022 een gedoogbesluit heeft genomen. Daarin is bepaald dat onder voorwaarden wordt gedoogd dat op de locatie 64 tijdelijke woningen worden gerealiseerd en in gebruik genomen. Vervolgens zijn de tijdelijke woonunits geplaatst en de nutsvoorzieningen (elektra, riool en water) aangesloten. Medio juni 2023 zijn de woonunits in gebruik genomen. De aanleg van de openbare ruimte waaronder de speelplaatsen met speelvoorzieningen zijn inmiddels ook gerealiseerd. Kortom: het gaat om een legalisatieprocedure. Anders dan eisers hebben betoogd maakt het enkele feit dat de verleende omgevingsvergunning vooraf is gegaan door een periode van gedogen, deze vergunning niet onrechtmatig. De verlening van deze omgevingsvergunning heeft tijd nodig. Tijd die er niet was gelet op de acute opvangbehoefte van destijds.
Was een verklaring van geen bedenkingen vereist?
8.1
Eisers hebben aangevoerd dat voor het project een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) is vereist, omdat het project afwijkt van de structuurvisies en het ambitiedocument.
8.2
Uitgangspunt is dat bij een omgevingsvergunning als hier door het college is verleend een vvgb moet worden afgegeven door de gemeenteraad. De gemeenteraad mag echter gevallen aanwijzen waarin die vvgb niet is vereist. Dit heeft de gemeenteraad gedaan. Bij besluit van 2 december 2010 heeft de gemeenteraad beleid over het afwijken van bestemmingsplannen vastgesteld [3] . In dat besluit heeft de raad uitzonderingsgronden geformuleerd op de hoofdregel dat in gevallen waarbij wordt afgeweken van artikel 2.12, eerste lid en onder a, onder 3°, van de Wabo een vvgb is vereist. Zo is geen vvgb vereist als de aanvraag past binnen door de gemeenteraad vastgesteld beleid, een stedenbouwkundige visie, een masterplan of een gebiedsvisie.
8.3
Tussen partijen is in geschil of de aanvraag (woningbouw) past binnen de door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisies. Het college stelt dat de gemeenteraad met de vaststelling van de structuurvisie Zichtbaar Schans op 7 juni 2012 heeft besloten dat op de locatie woningbouw kan komen. In aanvulling op het vorenstaande heeft het college in zijn verweerschrift aangegeven dat op de locatie, gelegen in het project ‘De Overhoeken’ al vanaf 2003 het voornemen bestaat tot realisatie van woningbouw. In 2016 heeft het bestemmingsplan De Overhoeken ter inzage gelegen om woningbouw mogelijk te maken op deze locatie, maar dat bestemmingsplan is niet vastgesteld wegens de mogelijke verbinding tussen de A8 en de A9. Er is op dit moment nog steeds geen concreet zicht op deze verbinding/doortrekking, maar het project “De Overhoeken” wordt wel verder in gang gezet, aldus het college. Ook heeft het college erop gewezen dat de gemeenteraad op de hoogte is gebracht van het plan op 4 november 2022, waarbij de ruimtelijke onderbouwing is meegezonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende uiteengezet dat woningbouw op deze locatie past binnen de structuurvisie Zichtbaar Schans van de gemeente.
8.4
Dat het bouwplan in strijd is met paragraaf 4.2 van de Ruimtelijke Structuurvisie 2020, volgt de rechtbank niet. Het college heeft er terecht op gewezen dat uit dezelfde paragraaf namelijk blijkt dat de laatste uitleggebieden voor wonen (Kreekrijk en De Overhoeken) wel worden voltooid. Ter zitting is vastgesteld dat het bouwplan valt onder De Overhoeken. De structuurvisies maken dus woningbouw mogelijk op de locatie. Gelet hierop is sprake van een uitzonderingsgrond en was geen vvgb vereist.
8.5
Dat de woonunits afwijken van hetgeen qua bebouwing in de structuurvisie en het ambitiedocument wordt beoogd (namelijk landelijk wonen met een rurale uitstraling) maakt niet dat alsnog een vvgb benodigd is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hier mogen betrekken dat het gaat om een tijdelijke omgevingsvergunning en dat de tijdelijke woonunits om die reden niet aan de structuurvisie en de in het ambitiedocument genoemde uitstraling hoeven te voldoen.
De tijdelijkheid
9.1
Eisers achten de tijdelijkheid van de omgevingsvergunning van drie jaar niet aannemelijk. Uit de ruimtelijke onderbouwing blijkt dat sprake is van een tijdelijke situatie van 10 jaar, waarvan de eerste drie jaar de locatie wordt ingezet voor ontheemden en vervolgens zeven jaar voor andere doelgroepen.
9.2
De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 7, 7.1 en 7.2 van meergenoemde uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juni 2023 en maakt ook deze overwegingen voor de beoordeling van het voorliggende geschil tot de hare. Voor de beoordeling van dit geschil is uitsluitend van belang of het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Dat is een andere vraag dan de vraag of de vergunde activiteit ook daadwerkelijk na de in die vergunning bepaalde periode wordt beëindigd. Die vraag ligt nu niet voor. Niet is gebleken dat de woonunits en bijbehorende voorzieningen niet kunnen worden verwijderd of dat het gebruik van de woonunits eind maart 2026 niet kan worden beëindigd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Het betoog van eisers faalt. Indien en voor zover het gebruik van de tijdelijke woonunits na 30 maart 2026 voor asielzoekers of andere woningzoekenden zal worden voorgezet, kunnen eisers opkomen tegen de vergunning die te zijner tijd daarvoor zal worden verleend.
Is sprake van strijd met een goede ruimtelijke ordening?
10. Als een aanvraag of bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend als het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en – in dit geval – de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Vergunningverlening is een bevoegdheid van het college. Het college heeft hierbij een grote mate van beleidsvrijheid, die de rechter terughoudend moet toetsen. De rechtbank dient deze beleidsvrijheid van het college in beginsel te eerbiedigen en toetst of het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
10.1
De aanvraag is voorzien van een ruimtelijke onderbouwing. Naar de mening van het college heeft aanvrager hiermee voldoende onderbouwd dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eisers betwisten dit. Hieronder zal de rechtbank ingaan op de punten die eisers hebben aangevoerd.
Ophogen terrein
11.1
Eisers hebben aangevoerd dat het college op 5 september 2022 een vergunning heeft verleend voor het ophogen van het terrein. Deze vergunning verloopt na drie jaar en de ophoging moet voor 5 september 2025 worden verwijderd, aldus eisers. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers als toelichting op het vorenstaande aangegeven dat als het ophogen van de grond ongedaan wordt gemaakt het parkeerterrein bij de woonunits zal moeten worden verwijderd. Er zal dan niet meer op eigen terrein kunnen worden geparkeerd en de bewoners zullen hun auto’s bij eisers in de buurt parkeren met parkeeroverlast tot gevolg.
11.2
De rechtbank heeft het college zo begrepen dat de aanlegvergunning voor het ophogen is verleend in verband met het inklinken, dat deze vergunning inmiddels is uitgewerkt en dat het parkeerterrein niet zal verdwijnen zolang de tijdelijk units op de locatie staan. De vrees voor het verdwijnen van het bij de woonunits aangelegde parkeerterrein is daarom ongegrond. Het betoog van eisers kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
Strijd met de Ladder voor duurzame verstedelijking?
12.1
De rechtbank begrijpt eisers aldus dat bij de toetsing aan de criteria van de ladder voor duurzame verstedelijking niet is onderzocht of er geschikte, leegstaande panden zijn voor huisvesting van Oekraïense vluchtelingen. Zo is niet gemotiveerd waarom het leegstaande schoolgebouw Toermalijn niet tot de mogelijkheden behoort, aldus eisers.
12.2
Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Gelet op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening dient, als een voorgenomen stedelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, te worden gemotiveerd waarom niet binnen een bestaand stedelijk gebied in de behoefte van de ontwikkeling kan worden voorzien.
12.3
De rechtbank stelt vast dat aanvrager op pagina 8 van de ruimtelijke onderbouwing uitgebreid heeft gemotiveerd dat het project in lijn is met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Vaststaat dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Er bestaat echter een urgente behoefte aan de huisvesting voor vluchtelingen en de rijksoverheid heeft de veiligheidsregio’s verplicht zo snel mogelijk te zorgen voor (crisis)opvangplekken. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom binnen bestaand gebied niet kan worden voldaan aan deze urgente behoefte. Zo heeft het college gemotiveerd aangegeven dat alle geschikte binnenstedelijke alternatieven zijn benut. Ook is gemotiveerd waarom bepaalde locaties niet geschikt zijn voor deze vorm en schaal van opvang. Het schoolgebouw Toermalijn wordt volgens het college ontwikkeld voor andere doeleinden. Hoewel onduidelijk is gebleven waarvoor, acht de rechtbank de motivering van het college voldoende.
De enkele stelling van Niekus ter zitting dat er in Zaanstad heel veel kantoorruimte leegstaat die ruim voldoende is voor de opvang van de Oekraïense vluchtelingen, acht de rechtbank onvoldoende concreet voor het bestaan van een reëel binnenstedelijk alternatief. De beroepsgrond van eisers op dit punt slaagt dan ook niet.
Strijd met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI)?
13.1
Eisers voeren aan dat het project in strijd is met de NOVI, omdat het project niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. De NOVI is bovendien niet meegenomen in het onderzoek naar mogelijke woningbouwlocaties.
13.2
Eisers hebben uit het NOVI gehaald dat woningbouwlocaties zoveel mogelijk ontwikkeld worden binnen bestaand stedelijk gebied. De rechtbank stelt vast dat dit ook het uitgangspunt is van de ladder voor duurzame verstedelijking. Ook daarbij geldt dat het uitgangspunt is dat de ontwikkeling van woningbouwlocaties zoveel mogelijk binnen stedelijk gebied plaatsvindt om zo het stedelijk gebied te versterken en het landelijk gebied te behouden. Hiervoor is al geoordeeld dat het project in lijn is met de ladder voor duurzame verstedelijking en dat voldoende gemotiveerd is waarom in dit geval buiten stedelijk gebied mag worden gebouwd. De rechtbank volgt eisers dan ook niet dat het project in strijd is met het NOVI of dat de uitgangspunten van het NOVI niet zijn meegenomen in het onderzoek naar de mogelijke woningbouwlocaties.
Verkeer
14.1
Eisers hebben aangevoerd dat er geen berekeningen zijn gemaakt van de verkeers-capaciteit van de Noorderveenweg. Zij vrezen een grote toename van de verkeersdruk in Assendelft als gevolg van het project.
14.2
Uit de stukken en ook ter zitting is gebleken dat de verkeersdruk ter plaatse door allerlei ontwikkelingen al hoog is en dat eisers vrezen voor een verdere toename. De rechtbank stelt voorop dat een al aanwezige (te) hoge verkeerdruk niet ertoe leidt dat er geen ontwikkeling meer mogelijk is. Van belang is te bezien of dit project leidt tot zodanige toename van de verkeersdrukte dat daardoor sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
14.3
Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat de gemeenteraad een motie en een amendement heeft aangenomen met betrekking tot een nieuwe verbindingsweg tussen de Dorpsstraat en de Communicatieweg om de Dorpsstraat ten zuiden van de kruising Dorpsstraat/Noorderveenweg en een deel van de Communicatieweg West te ontlasten. Inmiddels is het project uitgewerkt tot een definitief ontwerp. Door de verbindingsweg zal de verkeersdoorstroming beter worden, maar de verkeersdruk zal niet afnemen, aldus de ruimtelijke onderbouwing. Ter zitting is namens het college aangegeven dat de uitvoering van de verkeersmaatregelen nog voor dit jaar gepland staat.
Verder heeft het college in zijn verweerschrift verwezen naar het rapport van Goudappel van 31 januari 2023 ‘Analyses Noorderveenweg Waterrijklaan’. Deze rapportage is niet enkel naar aanleiding van het onderhavige project opgesteld, maar ook naar aanleiding van andere lopende projecten. Uit dit rapport leidt de rechtbank af dat met een nieuwe verbindingsweg, en ook enkele aanvullende verkeersmaatregelen het de verwachting is dat het verkeer meer verspreid zal worden afgewikkeld waarmee de doorstroming wordt bevorderd. Gelet hierop kan het er voor worden gehouden dat het college zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van dit project voor de verkeersdruk. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Water
15.1
Eisers hebben aangevoerd dat niet is aangetoond dat aan de watertoets en de regels van de Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (verder: het Hoogheemraadschap) wordt voldaan. Op basis van eigen berekeningen concluderen eisers dat er geen 660 m2 maar 677 m2 aan watercompensatie dient plaats te vinden.
15.2
Ter compensatie van de verhardingstoename en het dempen van oppervlaktewater als gevolg van het project dient waterberging gegraven te worden om te voorkomen dat bij plensbuien wateroverlast ontstaat. Volgens de daarvoor op 7 november 2022 door het Hoogheemraadschap verleende watervergunning dient 660 m2 gedempte waterberging gecompenseerd te worden, waarvan 410 m2 wordt verrekend met de waterbank (die 410 m2 is ontstaan door te veel afgegraven grond bij de aanleg van fietspad Omzoom). De overige 250 m2 is gecompenseerd door het verbreden van de waterloop. Als en voor zover eisers van mening zijn dat de watervergunning op onjuiste gronden is verleend, dan hadden zij daartegen bezwaar moeten maken. In deze procedure kunnen de gronden van eisers ten aanzien van de watervergunning niet leiden tot vernietiging van de omgevingsvergunning. Als en voor zover eisers van mening zijn dat niet aan de in de watervergunning gestelde vereisten wordt voldaan kunnen zij bij het Hoogheemraadschap een verzoek indienen tot handhaving.
Voorzieningen
16.1
Eisers hebben aangevoerd dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de effecten van de woonunits op de al overbelaste voorzieningen in Assendelft.
16.2
Uit de ruimtelijke onderbouwing kan worden opgemaakt dat in de directe omgeving van het bouwplan voldoende openbare en georganiseerde sport- en spelvoorzieningen zijn. Kinderen die nieuw zijn in Nederland gaan altijd naar het nieuwkomersonderwijs. Dat is voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar de kernschool, kinderen van 12 tot en met 18 gaan naar de internationale schakelklas. In Saendelft/Assendelft zijn diverse basisscholen en in Krommenie is voortgezet onderwijs. Huisartsenzorg is in algemene zin een punt van aandacht doordat Zaanstad groeit in aantal inwoners, maar voor nu ziet het college geen problemen. Voor Oekraïense vluchtelingen is medische zorg met digitale toegang georganiseerd. Gelet op het vorenstaande (en nu niet is gebleken dat voorzieningen in Assendelft volledig zijn vastgelopen door dit project) kan het betoog van eisers niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
Parkeren
17.1
Eisers hebben aangevoerd dat de norm die het college voor parkeren heeft gehanteerd (van 0,3 per woonunit) onvoldoende is gemotiveerd en onjuist is. Er moet worden aangesloten bij de norm voor starterswoningen, aldus eisers.
17.2
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de ‘Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016’ of een latere versie van deze Uitvoeringsnota [4] .
Uit de Uitvoeringsnota volgt dat de locatie wordt aangemerkt als ‘matig stedelijk C’. Daarvoor geldt volgens de Uitvoeringsnota bij een starterwoning een parkeernorm van 1 parkeerplaats per woning (inclusief 0,3 parkeerplek voor bezoekers). Voor kamerverhuur geldt een norm van 0,7 (inclusief 0,2 parkeerplek voor bezoek) en voor een studentenwoning een norm van 0,2 (inclusief bezoek).
17.3
Het college hanteert een parkeernorm voor Oekraïense vluchtelingen van 0,3 per appartement. De totale parkeerbehoefte komt daarmee uit op 19,2 parkeerplekken (64 x 0,3); daarom 20 parkeerplekken. De parkeernorm voor de vluchtelingen is gebaseerd op ‘expert judgement’ en niet op vigerend beleid. Er is voor 0,3 gekozen door te kijken naar andere opvanglocaties voor Oekraïners. Daarbij is geconstateerd dat bij de locatie aan de Havenstraat er 6 auto’s zijn op 253 personen. Bij de locatie aan de Parkstraat zijn er 2 auto’s op 48 personen (in 11 woonruimten). De berekende norm is dan ongeveer 0,2. Er is een norm van 0,3 aangehouden om enige marge te hebben. Het aandeel bezoek is meegerekend in deze norm. Gelet op het relatief lage autobezit onder vluchtelingen wordt dit aanvaardbaar geacht. Aanvullend is een parkeerplaats nodig voor de beheerder die de bewoners ondersteund en begeleid. De totale parkeerbehoefte komt hiermee op 21 parkeerplaatsen. Het parkeren door bewoners en medewerkers moet op eigen terrein worden gefaciliteerd. Er zijn 73 parkeerplaatsen opgenomen in het ontwerp, zodat er ruim voldoende parkeerplekken voorhanden zijn, aldus het college.
17.4
De rechtbank is met eisers van oordeel dat de door het college gehanteerde parkeernorm van 0,3 per woonunit onvoldoende is gemotiveerd. Onduidelijk is wat het college bedoelt met de stelling dat de parkeernorm voor Oekraïense vluchtelingen is gebaseerd op expert judgement en niet op vigerend beleid. Wellicht dat daarmee is bedoeld te verwijzen naar de ervaringen met parkeren op andere locaties waar Oekraïense vluchtelingen verblijven. Onduidelijk is alleen hoe vaak en op welke momenten op die locaties tellingen zijn verricht. In het rechtbankdossier zitten geen onderzoeksverslagen, zodat niet inzichtelijk is waarop de parkeernorm van 0,3 is gebaseerd. Niet geheel onbegrijpelijk hebben eisers er in dat verband op gewezen dat Oekraïners ook mogen werken (op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne) en heel uitzonderlijk lijkt autobezit onder Oekraïners nou ook weer niet te zijn. Het vorenstaande wil niet zeggen dat de gehanteerde parkeernorm niet juist kan zijn, maar wel dat nader moet worden gemotiveerd hoe deze norm tot stand is gekomen. Het college moet hier dus nader onderzoek naar doen en daarbij kan het college dan uiteraard de ervaringen met parkeren op de locatie zelf betrekken.
17.5
De rechtbank merkt nog op dat er weliswaar volgens het college veel meer parkeer-plekken zijn dan nodig, maar uit de bestudering van het beroepsdossier inzake de aan Stichting Parteon verleende omgevingsvergunning van 19 oktober 2023 voor de bouw van 72 woningen voor spoedzoekers en starters op dezelfde locatie, is gebleken dat in die zaak wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1,0 per starterswoning zodat 72 parkeerplaatsen nodig zijn en dat er totaal 93 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In die zin lijkt er dus geen marge te zijn als de parkeernorm van 0,3 te laag zou blijken te zijn.
17.6
Nu de omgevingsvergunning voor wat betreft het onderdeel autoparkeren ondeugdelijk is gemotiveerd, is sprake van strijd met artikel 3:46 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering. Om het gebrek te herstellen, moet het college nader onderzoek doen naar het autoparkeren door Oekraïense vluchtelingen op de locatie in geding en andere locaties en aan de hand daarvan de parkeernorm en de totale parkeerbehoefte voor het project vaststellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
17.7
Het college moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
17.8
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Bijlage

Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.1 aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet luidt: Deze afdeling is, tenzij bij of krachtens dit hoofdstuk anders is bepaald, van toepassing op besluiten op grond van: a. of met toepassing van de Crisis- en herstelwet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0027431&g=2024-01-01&z=2024-02-17).
Artikel 4.3 aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet luidt: Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0037885&g=2024-01-01&z=2024-02-17) een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing: a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt.
Artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet luidt: Als deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, gelden:
g. een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Crisis en Herstelwet (Chw)
Artikel 1 aanhef en onder a, van de Chw luidt: Afdeling 2 (https://wetten.overheid.nl/BWBR0027431/2023-07-01) is van toepassing op: a. alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I (https://wetten.overheid.nl/BWBR0027431/2023-07-01) bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II (https://wetten.overheid.nl/BWBR0027431/2023-07-01) bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Artikel 3.1 van bijlage I van de Chw luidt: Ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevings-vergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
Artikel 1.6 tweede lid van Afdeling 2 van de Chw luidt: In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&artikel=6:6&g=2024-01-01&z=2024-02-17) is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet (https://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0005537&artikel=6:5&g=2024-01-01&z=2024-02-17).
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 1:2, eerste lid aanhef, van de Awb luidt: Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 3:46 van de Awb luidt: Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 6:5, eerste lid aanhef en onder d van de Awb luidt: Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: d. de gronden van het bezwaar of beroep.
Artikel 8:69a van de Awb luidt: De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo luidt: Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijke bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste van de Wabo luidt: Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
1. met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking;
2. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke ordening bevat.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 6.6, eerste lid luidt: Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de wet wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, (…).
Artikel 6.6, derde lid luidt: De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Artikel 3.16, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening luidt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:1 en artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS: 2021:786)
3.Beleidsregels Afwijken van bestemmingsplannen en beheersverordeningen Wabo Zaanstad 2010
4.Dit volgt uit het Parapluplan Parkeren Zaanstad