3.3.2Vrijspraak feit 4
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het onder 4 ten laste gelegde, kort gezegd: medeplegen van het voorhanden hebben dan wel ter beschikking stellen van meerdere wapens waaronder een AK 47, een Scorpion en een stroomstootwapen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
AK 47 en Scorpion
Het dossier bevat verschillende chats tussen de verdachte en andere EncroChat gebruikers waarin foto’s worden verstuurd van voorwerpen, waarvan de politie vermoedt dat het een Kalasjnikov AK47 en een Scorpion betreft. Zo de rechtbank er al vanuit kan gaan dat het hier om vuurwapens in de zin van de Wet wapens en munitie gaat, kan uit de chats noch uit de overige inhoud van het dossier worden afgeleid wanneer de betreffende foto’s zijn genomen. Het feit dat de foto’s in de ten laste gelegde periode zijn verstuurd, betekent niet noodzakelijkerwijs dat de verdachte in deze periode tevens de beschikkingsmacht over deze wapens had.
Hetzelfde geldt voor het chatgesprek op 27 juli 2020 tussen de verdachte en de gebruiker van het Sky ECC account [accountnummer A], waarin door de verdachte wordt gezegd “oké, hoe pak ik de wapens? Zal ik de “deur” breken?” Uit dit chatbericht blijkt allereerst niet over wat voor wapens er wordt gesproken. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of het hier wapens betreft als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II en/of III van de Wet Wapens en munitie, zoals is ten laste gelegd. Voorts blijkt uit het dossier onvoldoende dat de verdachte in de ten laste gelegde periode de beschikkingsmacht over “de wapens” heeft gehad. Dit geldt temeer nu hij in het chatbericht vraagt hoe hij “de wapens” kan pakken en niet duidelijk wordt of hij dit ook daadwerkelijk heeft gedaan. Het dossier bevat tot slot onvoldoende concrete informatie om aan te nemen dat de verdachte deze wapens anderszins ter beschikking zou hebben gesteld.
Stroomstootwapen
Op 7 december 2020 is in de woning van de verdachte een stroomstootwapen aangetroffen. De verdachte woonde hier samen met zijn moeder en zus. In het relaas van het zaakdossier Liza staat vermeld dat het stroomstootwapen in de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen. De rechtbank heeft echter geen proces-verbaal in het dossier aangetroffen waarin wordt gerelateerd dat dit stroomstootwapen daadwerkelijk in die slaapkamer is aangetroffen en in beslag is genomen, ook niet op de door de officier van justitie en de raadsman genoemde vindplaatsen in het dossier. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat de verdachte de beschikkingsmacht over het aangetroffen stroomstootwapen heeft gehad.
Dit betekent dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht wat de verdachte onder 4 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.5Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen vermeld in de bijlage van dit vonnis en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 29 januari 2020 om 08:22 uur werd [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) in Denemarken aangehouden. Kort daarvoor was hij Denemarken binnengekomen via een onbewaakte grensovergang tussen Duitsland en Denemarken. Hij reed in een in Nederland geregistreerde Mercedes-Benz R350 met kenteken [kenteken]. In zijn auto werden door de Deense politie verdovende middelen aangetroffen in een verborgen ruimte onder de bestuurdersplaats.
De Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] is onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat de binnenzijde van de verborgen ruimte was toegedekt met isolatiefolie en bladlood. Verder is gebleken dat de aangetroffen verdovende middelen waren verpakt in eenzelfde soort bladlood.
Op 4 mei 2020 werd tijdens een doorzoeking in de garage aan de [adres 2] in Hoofddorp vergelijkbaar isolatiefolie en bladlood aangetroffen. Uit het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het
zeer veel waarschijnlijkeris wanneer het in de Mercedes-Benz aangetroffen isolatiefolie en bladlood afkomstig is van de referentierollen uit de garage aan de [adres 2] dan wanneer het afkomstig is van willekeurige andere rollen isolatiefolie en bladlood. Ook ten aanzien van het aangetroffen verpakkingsmateriaal trekt het Nederlands Forensisch Instituut de conclusie dat het
zeer veel waarschijnlijker isdat de verpakking afkomstig is van de referentierol bladlood uit de garage dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere rol bladlood.
Betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting (onder meer) het navolgende af met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij dit transport naar Denemarken.
Aanschaf van de Mercedes-Benz
De politie heeft de telefoon van de verdachte enige tijd afgeluisterd. Op 10 januari 2020 belde een zekere [voornaam A] met de telefoon van de verdachte naar een telefoonnummer op naam van [naam B]. [voornaam A] zegt geïnteresseerd te zijn in een Mercedes R350. De vader van de verdachte, [medeverdachte 2], nam vervolgens dit gesprek over en zei dat ze de auto voor zijn zoon gaan kopen. Op 12 januari 2020 vraagt de verdachte aan zijn vader of hij de sleutel van de auto kan regelen, want de verdachte heeft al iemand gevonden die gaat rijden. Op dezelfde dag ziet een observatieteam om 21:15 uur de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] bij het bedrijf [bedrijfsnaam] aan de [adres 2] in Hoofddorp staan. Uit de telefoongegevens van de verdachte is gebleken dat zijn telefoon die dag om 18:30 uur een mast heeft aangestraald die dekking geeft aan de [adres 2] in Hoofddorp.
Overschrijving van de Mercedes-Benz
Op 28 januari 2020 werd de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] overgeschreven op naam van [naam C] (hierna: [naam C]). Op de beschikbare camerabeelden van het RDW werd de verdachte samen met [naam C] en [medeverdachte 4] herkend. Ook heeft [naam C] verklaard dat hij samen met [medeverdachte 4] en iemand met de naam [voornaam verdachte] naar het RDW is gegaan om de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] op zijn naam over te schrijven.
Observatie Mercedes-Benz
Op 29 januari 2020 werd om 00:30 uur door het observatieteam van de Nederlandse politie waargenomen dat een Opel Vectra in gebruik bij [medeverdachte 4] de [adres 2] in Hoofddorp kwam uitrijden. Daarachter reed een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken]. Zij zagen de twee voertuigen achter elkaar aanrijden naar Amersfoort. Om 01:40 uur zag de politie de Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] voorbij rijden, komende uit de richting van de woning van de verdachte. Dit keer reed de Mercedes-Benz samen met een witte BMW. Door verbalisanten werd gezien dat de twee voertuigen achter elkaar aan reden in de richting van Apeldoorn. Om 03:00 uur zagen zij de Mercedes-Benz de Nederlandse-Duitse grens overgaan bij Bad Bentheim. De BMW nam op dat moment de afslag richting Enschede en reed terug in de richting van Amersfoort.
Uit telefoongegevens is gebleken dat de telefoon van de verdachte op 28 januari 2020 om 22:24 uur een mast heeft aangestraald in de omgeving van de [adres 2] in Hoofddorp. Tevens is uit telefoongegevens gebleken dat de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 4] zich gedurende de gehele route van Hoofddorp tot Amersfoort in de omgeving van de Opel Vectra en de Mercedes-Benz bevonden. Daarnaast is uit de telefoongegevens gebleken dat hun telefoons zich de gehele de route van Amersfoort tot aan de Duitse grens in de omgeving van de Mercedes-Benz en de BMW bevonden.
In een politieverhoor op 28 oktober 2021 verklaarde getuige [getuige 1] dat hij op 29 januari 2020 samen met de verdachte in een BMW achter een Mercedes is aangereden totdat de verdachte zei dat hij terug kon rijden.
Gesprekken tussen de verdachte en Sky-gebruiker [accountnummer A]
Uit de ontsleutelde chatgesprekken is gebleken dat de verdachte op 24 juni 2020 tegen gebruiker [accountnummer A] zegt dat de Syriër naar zijn broer heeft geschreven “dat er iemand TAKE tegen hem heeft gedaan” en “van de politie van Nederland naar de politie van Denemarken”. Gebruiker [accountnummer A] zegt vervolgens tegen de verdachte “zeg tegen hem, jij ezel, gek. Als wij zo iets doen, als wij dan onze spullen zetten, dan verliezen wij de auto en het geld dat bij jullie ligt en dan moeten wij jou geld betalen en vandaag veel verlies lijden door jullie”. Daarop zegt de verdachte dat in de brief staat dat er, één dag voordat de auto op naam van de broer van de Syriër werd gezet, een anonieme melding bij de politie is binnengekomen met het kenteken en de beschrijving van de auto en dat er cocaïne in de auto zat. Vervolgens zegt de verdachte tegen gebruiker [accountnummer A] “Duitsland wist van niets en Denemarken heeft de auto gesignaleerd en aangehouden. Zo is het gegaan” en “iemand heeft een melding gedaan over [naam D]”.
Op 2 en 5 juli 2020 spraken de verdachte en gebruiker [accountnummer A] elkaar opnieuw. [accountnummer A] zegt dan dat de rechtszitting nog niet is geweest en zij die afwachten. Vervolgens zegt hij “wij bieden hulp aan de Syriër, zijn vrouw en kinderen. Wat zijn broer betreft, hij heeft twee voeten en twee handen. Zeg tegen hem of hij denkt dat wij een bank zijn die geld uitkeert. Wij hebben veel verlies gemaakt” en “de hulp blijft altijd, totdat hij vrijkomt en ook nadat hij vrijkomt”.
Uit het onderzoek volgt dat [medeverdachte 4] is geboren in Syrië en dat hij wordt aangesproken met ‘[naam D]’.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte betrokken is geweest bij de aanschaf van de auto waarin de cocaïne is vervoerd, het overschrijven van de auto op naam van [naam C] en het overbrengen van de auto naar de garage aan de [adres 2] in Hoofddorp waar de verborgen ruimte werd ingebouwd met het aangetroffen isolatiefolie en bladlood. Daar komt bij dat de verdachte kort voor het transport naar Denemarken aanwezig was in de garage aan de [adres 2] en hij vervolgens het transport vanaf Hoofddorp tot aan de Duitse grens heeft begeleid, waarbij hij een korte tussenstop nabij zijn woning in Amersfoort heeft gemaakt. Ten slotte heeft de verdachte enkele maanden na het transport gesprekken gevoerd die onmiskenbaar gaan over het transport van [medeverdachte 4] naar Denemarken, waaruit blijkt dat hij zich verantwoordelijk voelt voor [medeverdachte 4] en zijn vrouw en kinderen nu [medeverdachte 4] vast zit.
Voorgaande omstandigheden laten in onderling verband en samenhang bezien geen andere conclusie toe dan dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij het transport naar Denemarken.
Cocaïne
Door de Deense politie wordt in het rechtshulpverzoek aan Nederland vermeld dat zij in de Mercedes-Benz 5,2 kilogram cocaïne hebben aangetroffen. De rechtbank heeft in het dossier geen rapport aangetroffen waarin wordt beschreven dat de in de auto aangetroffen verdovende middelen getest zijn en inderdaad cocaïne bevatten. De rechtbank is desondanks van oordeel dat het, gelet op de wijze waarop het voertuig is geprepareerd en het transport is georganiseerd en uitgevoerd, niet anders kan zijn dan dat de aangetroffen verdovende middelen ook daadwerkelijk cocaïne betreffen en heeft geen redenen om te twijfelen aan hetgeen de Deense politie in het rechtshulpverzoek heeft beschreven. Daar komt bij dat [medeverdachte 4] in Denemarken voor dit transport is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar.
Medeplegen
Tot slot is de vraag of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als medeplegen. De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien vast is komen te staan dat bij het handelen sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders. Die samenwerking moet dan gericht zijn op het voltooien van het delict.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de rol die de verdachte heeft vervuld bij dit transport van zodanig gewicht is geweest dat daarmee kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en anderen, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 samen met anderen 5,2 kilogram cocaïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.