Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- Op 9 en 20 januari 2021 het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan te bezoeken, waarbij tegen familieleden van de getuige is gezegd dat de getuige in een lopende strafzaak de waarheid moest gaan vertellen en er anders vervelende dingen kunnen gaan gebeuren;
- Op 31 januari 2021 een envelop met daarin een telefoon te plaatsen bij het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan, met daarin een instructie dat een telefoonnummer gebeld moest worden.
- Op 5 juni 2021 een vuurwerkbom te laten ontploffen bij het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan;
- Op 21 juni 2021 een auto in brand te steken die geparkeerd stond voor het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan;
- Op 9 juli 2021 zwaar vuurwerk te laten ontploffen achter het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan;
- Op 2 augustus 2021 zwaar vuurwerk te laten ontploffen achter het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan;
- Op 15 augustus 2021 een auto in brand te steken die geparkeerd stond voor het huis van de ouders van de getuige te Koog aan de Zaan.
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
Ja, hij ruikt onraad die bitch. Op 9 januari 2021 appt [medeverdachte 1] aan de verdachte:
Today bijltjesdag. Op 9 januari 2021 belt de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 4] en wordt het langsgaan door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de woning aan het [adres slachtoffers] besproken waarbij [medeverdachte 4] zegt, zakelijk weergegeven, dat hij gewoon moet zeggen dat de derde keer niet meer aangeklopt zal worden en waarbij de verdachte zegt: dat in ieder geval het begin is gemaakt. In de periode na 9 januari 2021 vraagt [medeverdachte 1] via appberichten aan [medeverdachte 2] of hij iemand kan regelen die op 20 januari 2021 bij de woning aan het [adres slachtoffers] kan langsgaan. Op 20 januari 2021, voordat [medeverdachte 3] bij de woning is langsgegaan, heeft de verdachte contact met [medeverdachte 4] en vertelt hem
van dat gesprekkie, dat gaat ie vanavond durven. Op 31 januari 2021, in hetzelfde tijdsbestek als waarin de Nokia telefoon voor de deur van de woning aan het [adres slachtoffers] is aangetroffen, hebben [medeverdachte 1] en de verdachte via appberichten contact waarbij [medeverdachte 1] appt dat ‘ze goed hebben geïnvesteerd in grote ogen’ waarmee de inmiddels bij woning bevestigde camera’s worden bedoeld en appt de verdachte:
Nr of tel achtergelaten?
grote ogen). De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden een gezamenlijk plan af van in ieder geval de verdachte en [medeverdachte 1] om door middel van het meermalen langsgaan bij de woning op het [adres slachtoffers] en het achterlaten van de Nokia telefoon bij die woning, [slachtoffer 1] te bewegen om de, in de visie van de verdachte, onjuiste verklaringen die waren afgelegd in de strafzaak, recht te zetten.
door jou onzin verhaal 2x vol met leugens ben ik onnodig lang weggeweest en heb je me goed genaaiden
Weet je wat het ergste is en waarop ik ben veroordeeld - Dat je zegt - Ik wist niet dat hij [naam slachtoffer 1] werd genoemden
ik heb me straf onnodig en lang uitgezeten door jou onzin vooral dat je niet wist dat ik [naam slachtoffer 1] genoemd werd etc die domme leugens zijn in het vonnis meegenomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er na mei 2020 geen berichten meer zijn gekomen.
ze hem anders wel wisten te vinden. Ook [slachtoffer 3] heeft op 5 augustus 2021 verklaard dat de taal op een gegeven moment dreigend werd op 9 januari 2021 en dat er gezegd werd dat
zijn zoon het gewoon moest doen omdat er anders vervelende dingen konden gebeuren. Uit de verklaring die [slachtoffer 4] op 2 juli 2021 heeft afgelegd blijkt eveneens dat er met dreigende toon is gesproken en dat zijn moeder en hijzelf dreigend werden aangekeken. Ook zou daarbij gezegd zijn dat
het zonde zou zijn als er iets met onze spullen of iets met onze gezondheid zou gebeuren. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er op intimiderende en dreigende toon is gesproken op 9 januari 2021 en op 20 januari 2021. Het neerleggen van een telefoon met daarbij de tekst dat er binnen 24 uur gebeld moet worden zoals op 31 januari 2021 is gebeurd, kan, te meer gelet op hetgeen daaraan vooraf is gegaan, eveneens intimiderend overkomen.
Bro, vanavond he, is heel belangrijk, reken erop. Hierop antwoordt [medeverdachte 6] dat het goed komt. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 6] heeft ingeschakeld voor de brandstichting op 5 juni 2021 en dat [medeverdachte 5] via [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] daarbij betrokken is als uitvoerder. Op 5 juni 2021 om 20.22 uur, het moment dat [medeverdachte 1] appt naar [medeverdachte 6] , is de verdachte in het gezelschap van [medeverdachte 1] . De volgende dag appt [medeverdachte 1] naar de verdachte en vraagt of hij nog wat gelezen heeft, waarop de verdachte zegt:
nadaen [medeverdachte 1] vervolgens aangeeft dat hij ermee verder gaat.
met al jou vrienden ook goedis. [naam] verzekert hem dat dit het geval is en dat hij
die vriendnet heeft gesproken. Direct hierna reageert [medeverdachte 1] naar de verdachte als volgt:
hahaha ik wordt steeds gelukkiger. De rechtbank begrijpt deze berichten aldus dat [medeverdachte 1] , gealarmeerd over het bericht dat iemand was aangehouden, checkt of de aangehouden persoon diegene is die [medeverdachte 1] direct of indirect voor het uitvoeren van de autobrand had ingeschakeld. Wanneer dat niet het geval blijkt laat hij dit op versluierde wijze aan de verdachte weten als reactie op het doorsturen van het nieuwsbericht door de verdachte naar [medeverdachte 1] . De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat de verdachte (in ieder geval) op de hoogte is geweest van de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de drie genoemde incidenten in de zomer van 2021.
hun willen hem nog niet gijzelen, nu dus lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank leidt hieruit af dat het motief van de verdachte dat tot de incidenten in januari 2021 heeft geleid, ook in de zomer van 2021 nog onverminderd aanwezig was.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
medeplegen van opzettelijk mondeling/door gebaren/bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
46 maanden.
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum]
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum]
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
€ 3.500,00, bestaande uit € 3.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade en € 500,00 als vergoeding voor de materiele schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.500,00, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 45 dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 27.224,02, bestaande uit € 21.224,02 als vergoeding voor de materiële schade en € 6.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 27.224,02, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
171 dagenen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 6.000,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 6.000,00, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
65 dagenen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 6.000,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 5]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 6.000,00, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
65 dagenen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
€ 234,70 (tweehonderd vierendertig euro en zeventig cent), als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 6]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 234,70, bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
4 (vier) dagenen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 augustus 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.