ECLI:NL:RBNHO:2024:6813

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
15/278492-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beïnvloeding van getuige in strafzaak met dreigende en dwingende communicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van beïnvloeding van een getuige, in strijd met artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte en zijn medeverdachte hebben in januari 2021 druk uitgeoefend op de getuige, [slachtoffer 1], door middel van dreigende communicatie en intimidatie. Dit gebeurde op twee verschillende momenten: op 20 januari 2021 werd de woning van de ouders van de getuige bezocht, waar tegen familieleden werd gezegd dat de getuige eerlijk moest zijn bij de rechtbank, met de impliciete dreiging dat er iets met hun spullen of gezondheid zou kunnen gebeuren. Op 31 januari 2021 werd een envelop met een telefoon en instructies voor de getuige achtergelaten, wat als een verdere drukmiddel werd gezien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich opzettelijk heeft geuit om de verklaringsvrijheid van de getuige te beïnvloeden, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 dagen, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende bewijs was van geestelijk letsel of aantasting in de persoon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/278492-21 (P)
Uitspraakdatum: 8 juli 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10, 11 en 24 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt, zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich in januari 2021, samen met een of meer anderen, op twee verschillende momenten heeft geuit met het doel om een getuige-verklaring van [slachtoffer 1] ten overstaan van een rechter te beïnvloeden. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot dwang om een getuige-verklaring aan te passen. Dit zou zijn gebeurd door:
  • Op 20 januari 2021 het huis van de ouders van de getuige in Koog aan de Zaan te bezoeken, waarbij tegen familieleden van de getuige is gezegd dat de getuige eerlijk moet zijn bij de rechtbank en het zonde zou zijn als er iets met hun spullen of gezondheid zou gebeuren;
  • Op 31 januari 2021 een envelop met daarin een telefoon te plaatsen bij het huis van de ouders van de getuige in Koog aan de Zaan, met daarin een instructie dat een telefoonnummer gebeld moest worden.
De volledige tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Uit het dossier leidt de rechtbank af dat er in januari 2021 een drietal incidenten heeft plaatsgevonden bij de woning van de [familie] , gelegen aan het [adres slachtoffers] .
  • Op 9 januari 2021 hebben twee personen met een bos bloemen een bezoek gebracht aan de woning aan het [adres slachtoffers] . Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volgt, zakelijk weergegeven, dat de man die aan de voordeur stond gezegd had dat er een rechtszaak aankwam, dat anders verklaard moest worden in de rechtbank, en dat ze ‘hem’ anders wel zouden weten te vinden. De andere man stond op een afstand van ongeveer drie meter.
  • Op 20 januari 2021 is de woning aan het [adres slachtoffers] bezocht door een man die door getuige [slachtoffer 4] wordt beschreven als een donkergekleurde man met een fors postuur en rond gezicht, die, zakelijk weergegeven, dwingend sprak dat ‘hij’ eerlijk moest zijn bij de rechtbank, en dat het zonde zou zijn als er iets met hun gezondheid zou gebeuren. De man is vervolgens weggereden in een taxi met kenteken [kenteken] .
  • Op 31 januari 2021 is voor de woning aan het [adres slachtoffers] een envelop aangetroffen, met daarin een telefoon en een lader. Op de envelop stond geschreven dat binnen 24 uur contact gemaakt moest worden met een telefoonnummer.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient worden vrijgesproken. Voor beide incidenten ontbreekt voldoende concreet en specifiek bewijs. Daarnaast is geen sprake van schending van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omdat alleen is gezegd dat de waarheid verklaard moest worden. Iemand verzoeken om als getuige de waarheid te verklaren, is niet strafbaar. Verder bestond bij de verdachte niet het vereiste opzet op beïnvloeding.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.2
Bewijsmotivering
Contact tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 9 januari 2021 en daarna
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] bij de politie volgt dat [medeverdachte 1] op zaterdag 9 januari 2021 de woning aan het [adres slachtoffers] heeft bezocht en dat [medeverdachte 2] daarbij aanwezig was. [medeverdachte 1] heeft tijdens dat bezoek tegen de bewoners (de [familie] ) onder andere gezegd
dat ze voor hun zoon komen,
dat er een rechtszaak zit aan te komenen
dat hij anders moet gaan verklaren. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat [medeverdachte 1] op 13 januari 2021 via whatsapp aan [medeverdachte 2] vraagt of hij een contact kan regelen. Het gaat om hetzelfde bezoek als dat zij zaterdag hadden (de rechtbank begrijpt: zaterdag 9 januari 2021) en dat er een kleine onkostenvergoeding tegenover staat. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens op 15 januari 2021 of
die vriend betrouwbaaris en zegt
benader hem en zet direct druk.Op 19 januari 2021 stuurt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] :
Broer morgen staat hè, en op 20 januari 2021, de dag van het tweede incident, stuurt [medeverdachte 1]
Succes zo met afspraak broer. Zorg voor foto, waarna [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] vraagt of het gelukt is. [medeverdachte 2] reageert hierop met
onderwegen
ontspan. Op 27 januari 2021, enkele dagen voordat de telefoon in de envelop bij het [adres slachtoffers] wordt gelegd, stuurt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1]
hij komt zo tels brengen. [medeverdachte 1] reageert met
gooit hij er daar meteen 1 afen
schrijf nummers goed op auben op 28 januari 2021:
gelukt met bezorgen? Vervolgens deelt [medeverdachte 1] op 6 februari 2021 een link met [medeverdachte 2] die verwijst naar een nieuwsbericht over het verdachte pakketje dat op 31 januari 2021 is neergelegd voor de woning aan het [adres slachtoffers] .
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 1] zich bezighoudt met de uitvoering van het vervolgbezoek op 20 januari 2021 en het achterlaten van de telefoon met instructie op 31 januari 2021 en daarvoor iemand inschakelt.
Inschakelen van de verdachte [verdachte] door [medeverdachte 2]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte [verdachte] door [medeverdachte 2] werd ingeschakeld voor het vervolgbezoek op 20 januari 2021 aan de woning op het [adres slachtoffers] . [medeverdachte 2] en [verdachte] kenden elkaar van eerdere werkzaamheden en het signalement van [verdachte] komt in belangrijke mate overeen met het signalement van de man die op 20 januari 2021 de woning aan het [adres slachtoffers] bezocht, zoals beschreven door getuige [slachtoffer 4] . De betrokkenheid van zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] volgt verder uit de ritgegevens van de taxi met kenteken [kenteken] , waaruit is gebleken dat de taxi op 20 januari 2021 zowel vóór als direct ná het incident achtereenvolgens naar (de directe nabijheid van) de woning van [verdachte] , naar (de directe nabijheid van) het huis van -de vriendin van- [medeverdachte 2] , naar het [adres slachtoffers] , en direct na het incident weer naar de verblijfplaatsen van achtereenvolgens [medeverdachte 2] en [verdachte] rijdt. Ook op 31 januari 2021 rijdt dezelfde taxi achtereenvolgens naar (de directe nabijheid van) de verblijfplaatsen van [verdachte] en [medeverdachte 2] om vervolgens naar het [adres slachtoffers] te gaan, waarna de taxi terugrijdt naar het huis van [verdachte] . De betrokkenheid van [verdachte] volgt bovendien uit verschillende vingerafdrukken van [verdachte] die zijn aangetroffen op het beschreven deel van de envelop die op 31 januari 2021 is achtergelaten bij de woning aan het [adres slachtoffers] . [verdachte] heeft geen verklaring kunnen geven over hoe zijn vingerafdrukken op de envelop in Koog aan de Zaan zijn beland. Deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, leiden tot de conclusie dat [verdachte] de persoon moet zijn geweest die door [medeverdachte 2] , op verzoek van [medeverdachte 1] , is ingeschakeld voor het bezoek van 20 januari 2021 en het achterlaten van de telefoon met instructie op 31 januari 2021.
Schending artikel 285a Sr?
In artikel 285a Sr is strafbaar gesteld het zich opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding uiten jegens een persoon kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden. In zijn arrest van 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2908 heeft de Hoge Raad het volgende overwogen: “De strafbaarstelling van artikel 285a, eerste lid, Sr strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen. Anders dan de raadsman heeft betoogd is dus van ‘beïnvloeden’ in de zin van artikel 285a, eerste lid, Sr sprake indien de in deze bepaling omschreven uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden zonder dat wordt vereist dat die kennelijke bedoeling ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid.”
Opzet
De vraag is of [verdachte] met zijn bezoek aan de woning van de [familie] op 20 januari 2021 en het achterlaten van de telefoon met instructie op 31 januari 2021 de bedoeling heeft gehad om de vrijheid van [slachtoffer 1] om onbelemmerd tegenover een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] volgt dat hen bij de bezoeken op 9 en op 20 januari 2021 te kennen is gegeven -samengevat- dat [slachtoffer 1] in de rechtbank anders moet gaan verklaren, dat hij de waarheid moet gaan vertellen en eerlijk moet zijn bij de rechtbank, anders zouden ze hem wel weten te vinden. Hierbij werd op een intimiderende en dreigende manier gesproken. Vervolgens werd op 31 januari 2021 de telefoon met de boodschap dat binnen 24 uur contact moest worden opgenomen, bij de woning achtergelaten. Dit laatste kan worden opgevat als het uitoefenen van -extra- druk gericht op de op 9 en 20 januari 2021 overgebrachte boodschap. Deze boodschap kan, gelet op deze context, aldus worden begrepen dat [slachtoffer 1] niet naar eigen geweten en inzicht moest gaan verklaren maar dat hij -wat betreft de inhoud van zijn verklaring- werd gemaand anders te verklaren, te weten conform wat op 9 en 20 januari 2021 werd aangeduid als ‘de waarheid’. Dit blijkt uit de mededeling dat hij ‘anders’ moest gaan verklaren. Daarnaast leidt de rechtbank dit af uit de intimidatie waarmee de boodschap werd overgebracht, welke nog werd versterkt door het achterlaten van de telefoon met instructie op 31 januari 2021.
Aldus zijn de drie incidenten in januari 2021 erop gericht geweest om de vrijheid van [slachtoffer 1] om onbelemmerd voor een rechter of ambtenaar te verklaren, te beïnvloeden.
Deze bedoeling om de verklaringsvrijheid van [slachtoffer 1] aldus te beïnvloeden moet, bij het bezoek van 20 januari 2021 en daarna, voor [medeverdachte 2] duidelijk zijn geweest. [medeverdachte 2] stond op gehoorsafstand van [medeverdachte 1] toen die bij hun bezoek van 9 januari 2021 het woord voerde. Hij moet toen, gezien de door [medeverdachte 1] -ook met stemverheffing- gebruikte dwingende en dreigende woorden, hebben begrepen wat de boodschap en de bedoeling van het bezoek was. [medeverdachte 1] benadert [medeverdachte 2] vervolgens enkele dagen later met de vraag of hij een contact wil regelen, waarbij het gaat om hetzelfde bezoek als zij zaterdag hadden. Ook dit wijst erop dat [medeverdachte 2] heeft begrepen wat de bedoeling was van de nieuwe af te leggen bezoeken. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 2] bij het inschakelen van [verdachte] hem over de over te brengen boodschap en bedoeling van het bezoek heeft geïnstrueerd zodat deze bedoeling -en daarmee het opzet- ook voor [verdachte] duidelijk was. De rechtbank ziet de bevestiging hiervan in het feit dat [verdachte] vervolgens op 20 januari 2021 op dwingende wijze heeft gezegd dat hij
eerlijk moest zijn bij de rechtbank,gevolgd door het achterlaten van de telefoon met instructie op 31 januari 2021. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich op 20 januari 2021 en op 31 januari 2021 heeft geuit met het opzet om de vrijheid van [slachtoffer 1] om tegenover een rechter of ambtenaar te verklaren, te beïnvloeden.
Medeplegen
[verdachte] heeft als uitvoerder van de incidenten van 20 januari 2021 en 31 januari 2021, een essentiële rol gespeeld en heeft hiertoe intensief samen gewerkt met [medeverdachte 2] . De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] moet worden aangemerkt als medepleger van deze incidenten.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
primair:
hij in de periode van 20 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 te Koog aan de Zaan, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift, zich al dan niet indirect via andere personen jegens [slachtoffer 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door:
- op 20 januari 2021 naar de woning aan het [adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te gaan en aldaar bewoonster [slachtoffer 2] (moeder van [slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 4] (broer van [slachtoffer 1] ) aan te spreken en daarbij op dreigende en dwingende toon te zeggen “Is dit nummer [nummer] ?” en “Betalen. Betalen. Hij gaat betalen” en “Hij moet eerlijk zijn bij de rechtbank” en “Er moet betaald worden” en “We krijgen nog geld, er moet geld komen” en “Geef het eerlijk toe bij justitie” en “Het zou zonde zijn als er iets met jullie spullen of gezondheid zou gebeuren” en
- op 31 januari 2021 een enveloppe/stuk papier voor de deur van de woning aan het [adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te leggen met in die enveloppe/dat stuk papier een Nokia telefoon en een oplader, waarbij op het stuk papier de tekst/instructie stond vermeld: “Binnen 24 uur contact maken on this number He needs to call Thank you".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk mondeling/door gebaren/bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en zijn naaste familieleden voor de duur van vijf jaar met een vervangende hechtenis van één week per overtreding en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte heeft zijn voorarrest als zwaar ervaren en is de afgelopen jaren niet in aanraking gekomen met politie en/of justitie. Onder verwijzing naar de LOVS-oriëntatiepunten voor artikel 285 Sr heeft de verdediging verzocht een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan beïnvloeding van de getuige [slachtoffer 1] . In de strafzaak tegen een medeverdachte heeft [slachtoffer 1] een getuige-verklaring afgelegd. In 2017 is die medeverdachte door de rechtbank veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. In aanloop naar het hoger beroep in deze strafzaak waarin [slachtoffer 1] opnieuw als getuige een verklaring heeft afgelegd, hebben de verdachte en zijn medeverdachte er via de familieleden van [slachtoffer 1] op aangedrongen dat [slachtoffer 1] zijn eerder afgelegde verklaring zou aanpassen. Hiertoe is de verdachte op twee verschillende momenten naar de woning van de ouders en broers van [slachtoffer 1] gegaan. Bij het eerste bezoek op 20 januari 2021 heeft de verdachte op dwingende en dreigende toon tegen de moeder en broer van [slachtoffer 1] gezegd dat [slachtoffer 1] eerlijk moet zijn bij de rechtbank en dat het zonde zou zijn als er iets met hun spullen of gezondheid zou gebeuren. Op 31 januari 2021 is de verdachte opnieuw naar de woning gegaan en is er een envelop met telefoon en oplader achter gelaten met een handgeschreven instructie om binnen 24 uur een telefoonnummer te bellen. Dit is een ernstig strafbaar feit waardoor zowel [slachtoffer 1] als zijn familieleden zich ernstig bedreigd hebben gevoeld. Dat getuigen in vrijheid en onbelemmerd ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring kunnen afleggen, acht de rechtbank van cruciaal belang voor een goede en zorgvuldige rechtspleging. Beperkingen van de verklaringsvrijheid, van welke aard ook, ondermijnen de rechtsorde. De verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in het laakbare van zijn handelen en in de strafwaardigheid daarvan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld, maar niet in de afgelopen vijf jaren. De rechtbank weegt deze omstandigheid niet ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 2 november 2021, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld en daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nu het eindvonnis op 8 juli 2024 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van acht maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank zal in plaats van de door haar overwogen gevangenisstraf van 60 dagen, een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 43 dagen moet worden opgelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod ex artikel 38v Sr op te leggen, nu naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan de in artikel 38v Sr genoemde voorwaarden hiervoor.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet kan worden toegewezen omdat de verdachte moet worden vrijgesproken en omdat onvoldoende duidelijk is of er schade is geleden door de benadeelde partij.
De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze. In de onderhavige zaak heeft het bewezenverklaarde niet geleid tot lichamelijk letsel of aantasting in de eer of goede naam van de benadeelde partij. Uit vaste rechtspraak blijkt dat van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de nadelige gevolgen die hij van het bewezenverklaarde ondervindt met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. In dit geval heeft de benadeelde partij niet met concrete gegevens onderbouwd dat hij als gevolg van het bewezenverklaarde psychisch letsel heeft opgelopen. Er is immers niet bijvoorbeeld een verklaring van een arts of therapeut ingebracht waaruit dit zou kunnen blijken. Hoewel de rechtbank het bezoek op 20 januari 2021 en het neerleggen van de telefoon op 31 januari 2021 bij de ouderlijke woning van de benadeelde partij als bijzonder kwalijk en beangstigend aanmerkt, kan niet worden vastgesteld dat de aard en de ernst van de normschending dusdanig zijn dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zodanig voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Dit betekent dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:106 BW. De vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 285a van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
43 dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juli 2024.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 te Koog aan de Zaan en/of (elders in) Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding, zich (al dan niet indirect via één of meer andere perso(o)n(en)) jegens [slachtoffer 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door:
- op 20 januari 2021 naar de woning aan het [adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te gaan en/of (aldaar bewoonster) [slachtoffer 2] (moeder van [slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 4] (broer van [slachtoffer 1] ) aan te spreken en/of (daarbij op dreigende en/of dwingende toon) te zeggen “Is dit nummer [nummer] ?” en/of “Betalen. Betalen. Hij gaat betalen” en/of “Hij moet eerlijk zijn bij de rechtbank” en/of “Er moet betaald worden” en/of “We krijgen nog geld, er moet geld komen” en/of “Geef het eerlijk toe bij justitie” en/of “Het zou zonde zijn als er iets met jullie spullen of gezondheid zou gebeuren”, althans woorden en/of daden van gelijke aard/strekking, en/of
- op 31 januari 2021 een enveloppe/stuk papier voor de deur van de woning aan het [adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te plaatsen/leggen met in die enveloppe/dat stuk papier een Nokia telefoon en een oplader, waarbij op/in de enveloppe/het stuk papier de tekst/instructie stond vermeld: “Binnen 24 uur contact maken on this number He needs to call Thank you";
subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeksde periode van 20 januari 2021 tot en met 31 januari 2021 teKoog aan de Zaan en/of (elders in) Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of (indirect via) één of meerdere van diens familielid/leden, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het intrekken en/of aanpassen van zijn verklaring (afgelegd in een andere strafzaak) en/of
- tijdens de aanloop naar de behandeling van het hoger beroep in voornoemde andere strafzaak zijn verklaring als getuige aan te passen, door
- op 20 januari 2021 naar de woning aan het [adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te gaan en/of (aldaar bewoonster) [slachtoffer 2] (moeder van [slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 4] (broer van [slachtoffer 1] ) aan te spreken en/of (daarbij op dreigende en/of dwingende toon) te zeggen “Is dit nummer [nummer] ?” en/of “Betalen. Betalen. Hij gaat betalen” en/of “Hij moet eerlijk zijn bij de rechtbank” en/of “Er moet betaald worden” en/of “We krijgen nog geld, er moet geld komen” en/of “Geef het eerlijk toe bij justitie” en/of “Het zou zonde zijn als er iets met jullie spullen of gezondheid zou gebeuren”, althans woorden en/of daden van gelijke aard/strekking, en/of
- op 31 januari 2021 een enveloppe/stuk papier voor de deur van de woning aan het
[adres slachtoffers] te Koog aan de Zaan te plaatsen/leggen met in die enveloppe/dat stuk papier een Nokia telefoon en een oplader, waarbij op/in de enveloppe/het stuk papier de tekst/instructie stond vermeld: “Binnen 24 uur contact maken on this number He needs to call Thank you",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.