ECLI:NL:RBNHO:2024:6725

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
10342166 \ CV EXPL 23-1009
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de Dexia-zaak betreffende effectenleaseovereenkomst en vernietiging van de overeenkomst

In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een effectenleaseovereenkomst, de zogenaamde Winstverdriedubbelaar, die op of omstreeks 20 juni 2000 is gesloten. Dexia vordert een verklaring voor recht dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan en dat er geen verdere vorderingen van [gedaagde] openstaan. [gedaagde] heeft daarentegen een tegenvordering ingesteld, waarin hij onder andere stelt dat de overeenkomst tijdig is vernietigd en dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst inderdaad is vernietigd, en dat Dexia een bedrag van € 2.000,00 aan [gedaagde] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is Dexia veroordeeld om alle geregistreerde gegevens van [gedaagde] in het Centraal Krediet Informatiesysteem van de stichting BKR te verwijderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld en dat zij ieder hun eigen proceskosten moeten dragen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter A.H. Schotman op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10342166 \ CV EXPL 23-1009
Uitspraakdatum: 29 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verweerster in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: Dexia
gemachtigde: USG Legal Professionals
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
eiser in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. [betrokkene 2]

1.Het procesverloop

1.1.
Dexia heeft bij dagvaarding van 16 augustus 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingesteld.
1.2.
Dexia heeft zowel in de hoofdzaak als in de zaak van de tegenvordering schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] in beide zaken een schriftelijke reactie heeft gegeven. Dexia heeft tot slot in de zaak van de tegenvordering gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland N.V., op haar beurt rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., hierna alle te noemen: Dexia.
2.2.
Dexia en [gedaagde] hebben op of omstreeks 20 juni 2000 onder nummer [nummer] onder de naam Winstverdriedubbelaar een effectenleaseovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten, waarbij Dexia voor rekening en risico van [gedaagde] effecten heeft aangekocht, waarbij Dexia het aankoopbedrag aan [gedaagde] bij wijze van geldlening ter beschikking heeft gesteld. Op grond van de overeenkomst is [gedaagde] aan Dexia rente verschuldigd in 36 maandelijkse termijnen. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van 36 maanden. Het aankoopbedrag dient bij beëindiging van de overeenkomst te worden voldaan, eventueel uit de opbrengst van de verkoop van de effecten.
2.3.
De overeenkomst is beëindigd. Daarbij zijn de effecten verkocht. De opbrengst is niet voldoende gebleken om het aankoopbedrag geheel te kunnen voldoen. In verband daarmee heeft Dexia een eindafrekening opgemaakt die saldeert op € 13.651,52 door [gedaagde] te voldoen.
2.4.
Bij brieven van de gemachtigde van [gedaagde] 17 maart 2005 en 21 maart 2005 is Dexia namens [gedaagde] en zijn niet-handelende echtgenote mevrouw [betrokkene 1] aangeschreven en heeft de gemachtigde de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, dwaling en/of misleidende reclame.
2.5.
De overeenkomst valt naar haar aard onder de Duisenbergregeling. [gedaagde] heeft een opt-out verklaring uitgebracht.

3.De vordering in de hoofdzaak en de tegenvordering

3.1.
Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad :
- verklaring voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met [gedaagde] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] vordert (samengevat):
I. verklaring voor recht dat de overeenkomst Winstverdriedubbelaar nr. [nummer] tijdig is vernietigd;
II: veroordeling van Dexia tot betaling van € 1.064,30, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III: verklaring voor recht dat Dexia jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en toerekenbaar tekort is geschoten;
IV: verklaring voor recht dat Dexia gehouden is tot betaling aan [gedaagde] van zijn volledige schade, bestaande uit de volledige inleg/rente, kosten, aflossingen en (fictieve) restschulden;
V: verklaring voor recht dat Dexia jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten doordat Dexia in strijd met haar rechtsplichten nagelaten heeft tijdig en regelmatig aan de stichting BKR de gebruikelijke meldingen te doen;
VI: verklaring voor recht dat Dexia jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten doordat Dexia registraties van bijzonderheden in verband met de overeenkomst/ lening effectenlease in het Centraal Krediet Informatiesysteem van het BKR heeft gehandhaafd;
VII: veroordeling van Dexia om middels het doen van de daartoe gebruikelijke meldingen aan de stichting BKR, te bewerkstelling het (doen) verwijderen en (doen) verwijderd houden van alle in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de stichting BKR geregistreerde gegevens op naam van [gedaagde] in verband met de overeenkomst, op straffe van een dwangsom;
VIII: veroordeling van Dexia in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal bij de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in de hoofzaak en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De vordering in de hoofdzaak
Grondslag eis
4.2.
Dexia heeft [gedaagde] in rechte betrokken teneinde een verklaring voor recht te verkrijgen dat (kort gezegd) inhoudt dat [gedaagde] in verband met de tussen hem en Dexia gesloten overeenkomst niets meer van Dexia te vorderen heeft. De achtergrond daarvan is dat de gemachtigde van [gedaagde] namens [gedaagde] daaromtrent bij herhaling iets anders heeft beweerd. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] verweren gevoerd van de strekking dat [gedaagde] (toch) nog een vordering op Dexia zou hebben in verband met de overeenkomst.
Verweer
4.3.
[gedaagde] is van opvatting dat er op de volgende gronden nog een vordering bestaat.:
- Er is sprake van een tijdige vernietiging van de overeenkomst als bedoeld in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto 1:89 BW;
- Er is sprake van een onaanvaardbaar financiële last op basis van het hofmodel;
- Dexia heeft verzuimd de registratie van de A-codering bij het BKR in verband met de overeenkomst te schrappen;
- Dexia heeft [gedaagde] niet of onvoldoende gewaarschuwd voor het risico van een restschuld.
4.4.
[gedaagde] meent dat Dexia op deze gronden nog bedragen aan hem verschuldigd is, hetgeen meebrengt dat de door Dexia gevorderde verklaring voor recht niet kan worden toegewezen.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat de vordering van Dexia toewijsbaar is, tenzij beoordeling van de hiervoor vermelde weren tot de slotsom leidt dat vooralsnog moet worden aangenomen dat [gedaagde] nog een vordering op Dexia heeft.
Slaagt het beroep op 1:88 juncto 1:89 BW?
4.6.
[gedaagde] stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig door zijn echtgenoot is vernietigd op grond van artikel 1:89 BW. Dexia heeft het voorgenoemde betwist en toegelicht dat zij nooit een vernietigingsbrief van de echtgenoot van [gedaagde] heeft mogen ontvangen. Ingevolge artikel 3:50 BW dient een buitengerechtelijke verklaring die een rechtshandeling vernietigt, door de inroepende partij worden gericht tegen de partij bij de rechtshandeling. Producties 1 en 2 bij conclusie van antwoord zijn brieven verstuurd door de heer [betrokkene 2], niet de inroepende partij. Gelet op het feit dat de volmacht die [gedaagde] en zijn echtgenoot verleenden dateert van 20 september 2022 is het volgens Dexia ook uitgesloten dat de gemachtigde van [gedaagde] gemachtigd was om bij brief van 17 maart 2005 dan wel 21 maart 2005 de vernietiging van de overeenkomsten namens de echtgenoot van [gedaagde] in te roepen. Dexia heeft anderszins ook geen verklaring van of namens de echtgenoot van [gedaagde] kunnen vinden waarin zij de vernietiging inroept (of deze bekrachtigt). De genoemde brieven hebben gezien het voorgaande dan ook geen rechtsgevolg teweeg gebracht nu deze geen geldige rechtshandelingen betreffen.
4.7.
In reactie op deze stellingname heeft [gedaagde] bij conclusie van dupliek een door het echtpaar [gedaagde] getekende verklaring overgelegd, die onder meer het volgende inhoudt:
“Wij, ondergetekenden, zijn samen op 17 maart 2005 bij mr. [betrokkene 2] op kantoor in Amsterdam geweest, hebben bij die gelegenheid met mr. [betrokkene 2] overleg gehad over onze rechtsverhouding met Bank Labouchere N.V. en met Dexia Bank Nederland N.V. in verband met de overeenkomst WinstVerDriedubbelaar nr. [nummer], hebben bij die gelegenheid aan mr. [betrokkene 2] het verzoek gedaan en mondeling opdracht gegeven onze belangen te behartigen in verband met die rechtsverhouding met Bank Labouchere N.V. en met Dexia Bank Nederland N.V., en hebben bij die gelegenheid aan mr. [betrokkene 2] uitdrukkelijk mondeling volmacht gegeven daartoe alle rechtshandelingen en alle feitelijke handelingen te verrichten die mr.. [betrokkene 2] daartoe nodig, nuttig of wenselijk oordeelt. Ook hebben wij met mr. [betrokkene 2] besproken de vernietiging van de overeenkomst wegens afwezigheid toestemming van mevrouw [betrokkene 1], en hebben uitdrukkelijk en mondeling mr. [betrokkene 2] opdracht gegeven namens ons Dexia Bank Nederland aan te schrijven, met in dat schrijven door mr. [betrokkene 2] namens ons vernietigen van de effectenleaseovereenkomst wegens ontbreken van de toestemming voor de overeenkomst van mw. [betrokkene 1]. De heer mr. [betrokkene 2] heeft ons later kopie toegezonden van de brieven van 17 maart 2005 en 21 maart 2005 en hun inhoud hebben wij toen gelezen, en zijn conform onze opdracht aan mr. [betrokkene 2] en conform onze aan hem op 17 maart 2005 uitdrukkelijk mondeling gegeven volmacht de overeenkomst namens ons te vernietigen wens afwezigheid van die toestemming. (…)”
4.8.
De brief waarbij de overeenkomst is vernietigd is door mr. [betrokkene 2] geschreven in zijn hoedanigheid van advocaat van (onder meer) mevrouw [gedaagde]. Dexia heeft niet betwist dat de hiervoor geciteerde verklaring echt is en de handtekening van mevrouw [gedaagde] draagt. Dat brengt mee dat de principaal zelf heeft laten weten dat zij de advocaat die namens haar schriftelijk de vernietiging heeft ingeroepen voor die inroeping destijds toereikende volmacht had. Ook kan de verklaring als een bekrachtiging worden gelezen. Een bekrachtiging werkt terug tot de datum van de rechtshandeling. Dexia’s verweer slaagt dan ook niet.
4.9.
Dexia heeft niet betwist dat, indien de overeenkomst is vernietigd, [gedaagde] in ieder geval een vordering van € 1.064,30 met rente heeft uit onverschuldigde betaling.
Dat brengt op zichzelf reeds mee dat Dexia’s vordering hooguit voorwaardelijk kan worden toegewezen.
4.10.
Het beroep op onaanvaardbaar zware last en onvoldoende waarschuwing was klaarblijkelijk subsidiair en kan na het voorgaande onbesproken blijven.
In de zaak van de tegenvordering
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep op vernietiging slaagt. Dat betekent dat de tegenvorderingen sub 2 en 3 toewijsbaar zijn.
4.12.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord (sub 24) gesteld dat de vordering uit onverschuldigde betaling vermeerderd met wettelijke rente (op de datum van die conclusie) zo’n € 2.000 bedraagt. Dexia heeft op die schatting niet gereageerd. De kantonrechter zal die volgen en zal responderend op tegenvordering sub 3 een bedrag van € 2.000 toewijzen met wettelijke rente vanaf de datum van die conclusie tot aan de dag van voldoening.
De overige vorderingen
4.13.
De vorderingen zijn alle gestoeld op hetzelfde verwijt. Dexia heeft jarenlang onterecht een schuld gepretendeerd en heeft op basis van die pretentie de desbetreffende registratie bij BKR jaren lang doen voortduren. Dat heeft ertoe geleid dat [gedaagde] en zijn gezin jarenlang zijn gehinderd in het krijgen van leningen, waardoor hun levens in belangrijke mate zijn ontwricht althans ontregeld.
4.14.
Voor zover deze vorderingen strekken tot het verkrijgen van toegang tot de schadestaatprocedure en (daarin) vaststelling van schadevergoeding, worden zij afgewezen. De aard van het verwijt in relatie tot het tijdverloop sinds de sluiting van de overeenkomst brengt mee dat van [gedaagde] had mogen worden verwacht dat hij dit zeer algemeen gestelde verwijt feitelijk had aangekleed met concrete vermelding:
- waarin de hinder heeft bestaan,
- welke schade dat heeft opgeleverd,
- wat hij heeft gedaan om die schadelijke gevolgen te voorkomen of te mitigeren,
- of en hoe hij Dexia daarvan op de hoogte heeft gesteld,
- op welke wijze hij naar aanleiding van die hinder heeft gepoogd de verhouding met Dexia tot afwikkeling te brengen,
en dit een en ander te onderbouwen met voor de hand liggende stukken: financieringsaanvragen en de afwijzing daarvan en correspondentie daaromtrent.
4.15.
Er wordt bij conclusie van repliek verwezen naar een onvoorziene, plotse en forse daling van hun gemeenschappelijke inkomen die heeft geleid tot gedwongen verkoop van een woning in 2013 en een resterende forse restschuld op een hypothecaire lening, waardoor het echtpaar [gedaagde] in de schuldsanering zijn gekomen. Er wordt echter niet uitgelegd wat het verband is met (het nog niet afgewikkeld zijn van het geschil omtrent) de effectenleaseovereenkomst, terwijl dit verband, mede gelet op relatief geringe omvang van de hiervoor besproken vordering op zichzelf ook geenszins aannemelijk is.
4.16.
Aan de stelplicht is aldus volstrekt onvoldoende voldaan, zodat er geen aanleiding is voor een getuigenverhoor en, na schriftelijke standpuntenwissel tot en met dupliek in reconventie, evenmin voor een mondelinge behandeling.
4.17.
Resteert nog de voorwaardelijke tegenvordering sub 10. Die is wel toewijsbaar; achteraf gezien was voor melding bij het BKR immers geen aanleiding. Ook is de gevorderde dwangsom toewijsbaar, omdat dit een stimulans is tot nakoming van het hiervoor genoemde. De kantonrechter zal deze wel beperken tot een bedrag van € 200,00 per dag met een maximum van € 10.000,00.
4.18.
Dexia wordt veroordeeld aan de Stichting BKR door te geven dat BKR alle in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CK) van de stichting BKR geregistreerde gegevens op naam van [gedaagde] in verband met de overeenkomst zal verwijderen en verwijderd houdt.
In de hoofdzaak verder
4.19.
De rechtbank zal de vordering van Dexia toewijzen door te bepalen dat Dexia na voldoening aan de geldelijke veroordelingen die in dit vonnis tegen haar zijn uitgesproken en overlegging van deugdelijk bewijs daarvan aan mr. [betrokkene 2] met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomst van effectenlease met nummer [nummer] aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is.
4.20.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de hoofdzaak en de tegenvordering
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst Winstverdriedubbelaar met nummer [nummer] is vernietigd;
5.2.
veroordeelt Dexia tot betaling aan [gedaagde] van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Dexia om middels het doen van de daartoe gebruikelijke meldingen aan de stichting BKR, te bewerkstelligen het (doen) verwijderen en (doen) verwijderd houden van alle in het centraal Krediet Informatiesysteem van de stichting BKR geregistreerde gegevens op naam van [gedaagde] in verband met de overeenkomst;
5.4.
verklaart voor recht dat Dexia - als zij aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 heeft voldaan - dat zij aan al haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft voldaan en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is;
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 200,00, voor iedere dag dat zij niet aan de in 5.3 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van
€ 10.000,00 is bereikt,
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter