ECLI:NL:RBNHO:2024:6707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
10892271 BM VERZ 24-169 en 10892272 BM VERZ 24-170 NVDM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens aanhoudende noodzaak tot bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind dat op 22 maart 2021 was ingesteld over de goederen van de verzoekers. De verzoekers, geboren in 1998 en 1996, hebben het verzoek ingediend omdat zij ontevreden zijn over de uitvoering van het bewind door hun bewindvoerder, Fidinda CBM BV. Ze gaven aan dat de bewindvoerder traag handelt, de communicatie slecht is, en dat zij verkeerd zijn geïnformeerd over de duur van het bewind. De verzoekers willen overstappen naar budgetbeheer van de Kredietbank, omdat zij menen dat hun budget stabiel is en dat grote uitgaven alleen worden gedaan wanneer dat noodzakelijk is.

De bewindvoerder heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat opheffing van het bewind niet verstandig is. Volgens de bewindvoerder is budgetbeheer te vrijblijvend voor de verzoekers, die nog steeds problematische schulden hebben. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de noodzaak tot het bewind nog steeds bestaat. De kantonrechter benadrukte het belang van het schuldentraject en dat het bewind onmisbaar is om dit succesvol af te ronden. De kantonrechter was van mening dat de verzoekers een bewindvoerder nodig hebben die hen kan begeleiden en indien nodig kan ingrijpen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, omdat de problematische schulden van de verzoekers nog steeds aanwezig zijn en het bewind noodzakelijk blijft. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 10892271 BM VERZ 24-169 en 10892272 BM VERZ 24-170 NVDM
Uitspraakdatum: 2 juli 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
en
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
van wie beiden het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoekers,
van wie de bewindvoerder is:
Fidinda CBM BV,
gevestigd te Gorinchem.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 19 januari 2024;
  • de reactie van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 21 februari 2024;
  • de brief van verzoekers, ter griffie ingekomen op 29 maart 2024
  • een akkoordverklaring van de bewindvoerder.
Op 19 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 22 maart 2021 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoekers (zullen) toebehoren.
Verzoekers geven aan graag te willen overstappen naar budgetbeheer van de Kredietbank. Verzoekers zijn ontevreden over de wijze waarop het bewind wordt uitgevoerd. De bewindvoerder handelt traag en de communicatie is slecht. Al is dit wel verbeterd sinds verzoekers een nieuwe contactpersoon hebben. Verder heeft de bewindvoerder verzoekers verkeerd geïnformeerd over de duur van het bewind. De bewindvoerder heeft namelijk gezegd dat het maximaal 36 maanden zou duren. Tot slot stellen verzoekers dat het budget stabiel is en dat er alleen grote uitgaven worden gedaan als dat noodzakelijk is.
De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en stelt dat opheffing van het bewind niet verstandig is. Budgetbeheer is te vrijblijvend voor verzoekers. De bewindvoerder moet geregeld op de rem trappen en dat kan een budgetbeheerder niet. Bovendien krijgen verzoekers bijzondere bijstand voor de kosten van het bewind, terwijl zij de kosten voor budgetbeheer zelf moeten betalen. Hiervoor is geen budget. Er blijft iedere maand slechts € 40 over. Verzoekers hebben onvoldoende inzicht in hun financiële situatie. Er worden soms onrealistische bedragen aangevraagd.
Verder herkent de bewindvoerder zich niet in de stelling van verzoekers dat de communicatie slecht is. Het bewind loopt goed. Ook kan de bewindvoerder zich niet voorstellen dat zou zijn gezegd dat het bewind maximaal 36 maanden duurt. Dit is namelijk de duur van het schuldentraject en dat kon pas worden opgestart toen de financiële situatie stabiel was.
De kantonrechter moet beoordelen of de noodzaak tot het bewind nog bestaat. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit het geval. Het bewind is ingesteld vanwege de problematische schulden van verzoekers en die zijn er nog steeds. Het is van groot belang dat het schuldentraject tot een goed einde wordt gebracht en de kantonrechter is van oordeel dat het bewind daarvoor onmisbaar is. Budgetbeheer is geen optie gelet op het krappe budget. Bovendien is de kantonrechter het met de bewindvoerder eens dat budgetbeheer te vrijblijvend is. Verzoekers hebben een bewindvoerder nodig die op de rem kan trappen als dat nodig is. Dat het bewind langer duurt dan verzoekers hadden gedacht is vervelend, maar dit neemt niet weg dat de noodzaak tot het bewind nog bestaat. Tot slot is gebleken dat de communicatie met de bewindvoerder, in ieder geval sinds de aanstelling van de nieuwe contactpersoon, goed loopt.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het verzoek afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter