ECLI:NL:RBNHO:2024:6700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
C/15/352553 / JU RK 24-734
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met beoordeling perspectiefbesluit

Op 5 juni 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzocht heeft om deze verlengingen voor een periode van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt, die berust in deze uitspraak. De kinderen verblijven sinds 27 mei 2024 in een pleeggezin, waar zij de mogelijkheid hebben om samen op te groeien tot hun achttiende. De moeder heeft tijdens eerdere ondertoezichtstellingen niet aangetoond in staat te zijn om de opvoeding van de kinderen adequaat te verzorgen, ondanks intensieve begeleiding in een moeder-kindhuis. De vader heeft geen contact meer met de kinderen en zijn standpunt is onbekend gebleven. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk geacht om de hulp en de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/352553 / JU RK 24-734
Datum uitspraak: 5 juni 2002
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. E.J. Coxon, kantoorhoudende te Utrecht,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen ontvangen op 16 mei 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De vader is juist opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
De kinderen verblijven sinds 27 mei 2024 in een pleeggezin waar zij eventueel verder kunnen opgroeien. Daarvoor verbleven zij in een crisispleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige 1] en de toen nog ongeboren [de minderjarige 2] bij beschikking van 6 juni 2023 onder toezicht gesteld tot 6 juni 2024.
2.4.
Verder heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking van 19 juli 2023 machtiging verleend om [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Deze machtiging is bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 16 januari 2024 verlengd voor een accommodatie jeugdhulpaanbieder en voorziening voor pleegzorg en duurt nu nog tot 6 juni 2024.
2.5.
Bij beschikking van 16 januari 2024 heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland machtiging verleend om [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder en voorziening voor pleegzorg tot 6 juni 2024.
2.6.
Bij beschikking van 14 mei 2024 van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden is genoemde beschikking van 16 januari 2024 bekrachtigd.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van beide kinderen in een voorziening voor pleegzorg te verlengen met een jaar. De GI heeft de rechtbank verzocht zich daarbij uit te laten over het perspectiefbesluit.
Tot slot heeft de GI verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI het volgende naar voren gebracht. De thuissituatie was toen de ouders nog samenwoonden onveilig. Na de verbreking van de relatie is er veel veranderd voor [de minderjarige 1] en is zij met de moeder bij de broer van moeder gaan wonen. Deze oom is veroordeeld voor seksueel grensoverschrijdend gedrag bij de halfbroer van de kinderen.
De moeder kan de opvoeding van de kinderen niet aan. Tijdens de eerdere ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] is gebleken dat de moeder niet of nauwelijks leerbaar is met betrekking tot opvoedvaardigheden. Dit is weer gebleken tijdens haar verblijf in het moeder-kindhuis [moeder-kindhuis] waar zij in de periode juli 2023 - februari 2024 met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heeft gewoond. In die periode is gewerkt aan het aanleren van dag structuur en leiding nemen. De moeder heeft geen inzicht in wat de kinderen nodig hebben, het lukt haar niet om hen emotionele veiligheid te bieden, instructies beklijven niet en zij kan de kinderen niet begrenzen. Daardoor gedraagt [de minderjarige 1] zich zelfbepalend en wordt agressief als zij haar zin niet krijgt. De moeder wil de strijd dan niet aangaan en geeft [de minderjarige 1] haar zin. Dit gebeurde ook bij het tandenpoetsen, met als gevolg dat [de minderjarige 1] ernstige gebitsproblemen heeft. De moeder liet bij [moeder-kindhuis] hetzelfde patroon zien bij [de minderjarige 2] . Bij [moeder-kindhuis] is niet meer toegekomen aan verbetering van meer complexe opvoedvaardigheden, zoals sensitief en responsief reageren, stimuleren van de ontwikkeling, de kinderen positief bekrachtigen en hen niet belasten met volwassenzaken. [moeder-kindhuis] heeft geconcludeerd dat de moeder aan haar plafond zit qua opvoedvaardigheden.
Verder heeft de moeder geen inzicht in de gevolgen van haar (partner)keuzes op de kinderen, waardoor zij in onveilige situaties belanden. Er is geen betrouwbaar steunend netwerk, waardoor de moeder een beperkte draagkracht heeft.
Daarnaast heeft de moeder geen vaste woon- of verblijfplaats. Zij woont nu nog bij haar broer.
Verder is het niet gelukt om stabiel contact met de vader op te bouwen. Van maart tot september 2023 was er helemaal geen contact tussen de vader en [de minderjarige 1] . Na enkele weken met onregelmatige belmomenten, is er sinds november 2023 helemaal geen contact meer met hem geweest. De vader heeft afspraken afgezegd en negeert alle contacten vanuit de GI, waardoor er geen samenwerking tussen hen is ontstaan.
De kinderen laten sinds de uithuisplaatsing allebei een positieve ontwikkeling zien. Ze zijn in mei 2024 in hetzelfde perspectiefbiedende pleeggezin geplaatst, waar zij samen tot hun achttiende kunnen opgroeien. Het opgroeiperspectief van beide kinderen ligt volgens de GI bij een pleeggezin en niet bij de ouders
.Ondanks de zeer intensieve, continue begeleiding vanuit het moeder-kindhuis is de moeder niet leerbaar gebleken. De verwachting is dat meer of andere hulp hier geen verandering in zal brengen.
De komende periode van de ondertoezichtstelling wil de GI werken aan de relatie tussen de moeder en de kinderen, en eventueel tussen de vader en de kinderen.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is naar voren gebracht dat zij berust in de uitspraak van het gerechtshof van 14 mei 2024 en ook in het perspectiefbesluit. Zij heeft zich voor de beslissing op de verzoeken gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Zij wil inzetten op meer contact met de kinderen. Zij hoopt dat de plaatsing in het pleeggezin in de toekomst in het vrijwillige kader voortgezet kan worden.
4.2.
Het standpunt van de vader is onbekend gebleven.

5.De beoordeling

1.
Het perspectiefbesluit
1.1.
De rechter zal een perspectiefbesluit onder meer moeten beoordelen als dit noodzakelijk is in verband met een beslissing op verzoeken die samenhangen met het standpunt van de GI over het opgroeiperspectief van de kinderen. Nu de moeder ter zitting te kennen heeft gegeven dat zij zich neer legt bij het perspectiefbesluit van de GI is dat niet meer nodig. De kinderrechter neemt daarom hierna als uitgangspunt dat het perspectief van de kinderen bij hun pleeggezin ligt.
5.2 Het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden heeft kort geleden in zijn beschikking van 14 mei 2024 geoordeeld dat de moeder de kinderen niet de opvoedsituatie kan bieden die zij nodig hebben. Niet gebleken is dat die situatie is veranderd. De kinderrechter neemt daarom dat oordeel van het gerechtshof over. Gebleken is dat het de moeder, ook na inzet van intensieve hulpverlening, niet lukt om de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich te nemen. Zij heeft met de kinderen ruim zeven maanden in een moeder-kindhuis van [moeder-kindhuis] gewoond en daar in een rustige en veilige situatie aan de doelen kunnen werken. Ondanks de begeleiding en ondersteuning van de professionals van [moeder-kindhuis] , is zij niet in staat gebleken hun adviezen over de opvoeding op te volgen. Het lukt de moeder daarom nog steeds niet de kinderen te begrenzen en hen de nodige structuur te bieden. Om die reden kunnen de kinderen niet meer bij de moeder thuis wonen en is een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk om de hulp en de plaatsing van de kinderen in het pleeggezin te waarborgen. De kinderrechter zal die beide maatregelen daarom zoals verzocht verlengen met een jaar.
3. De kinderrechter begrijpt dat het voor de moeder een heel ingrijpende en pijnlijke beslissing is om zich neer te leggen bij het perspectiefbesluit. Het is knap dat de moeder dat in het belang van de kinderen doet. Dat betekent dat de aandacht in de komende periode kan uitgaan naar de mogelijkheden van uitbreiding van het contact tussen de moeder en de kinderen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]van 6 juni 2024 tot 6 juni 2024
;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]in een voorziening voor pleegzorg van 6 juni 2024 tot 6 juni 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2002 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.