ECLI:NL:RBNHO:2024:6698

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
C/15/353324 / JU RK 24-849
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinshuis

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juni 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats. De kinderrechter oordeelde dat deze uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de problematiek van de ouders en de gedragsproblemen van de minderjarige zelf. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar door hun persoonlijke problematiek zijn zij niet in staat om een veilige opvoedomgeving te bieden. De minderjarige is eerder onder toezicht gesteld en heeft al verschillende tijdelijke verblijven gehad, waaronder een meeleefgezin en een gezinshuis.

De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft op 11 juni 2024 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis, gespecialiseerd in traumasensitief werken. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 20 juni 2024 gehouden, waarbij zowel de moeder als de vader instemden met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de overgang naar het gezinshuis goed is verlopen en dat de minderjarige daar de nodige stabiliteit en behandeling zal ontvangen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 22 februari 2025, met de nadruk op het belang van rust en continuïteit voor de minderjarige.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de gecertificeerde instelling verantwoordelijk is voor het waarborgen van de hulp en het contact met de ouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/353324 / JU RK 24-849
Datum uitspraak: 20 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoek met bijlagen van de GI van 11 juni 2024, ingekomen bij de griffie op 11 juni 2024;
  • de beschikking van de kinderrechter van 11 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en [begeleider] , begeleider bij Esdégé Reigersdaal;
  • [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 februari 2024 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 februari 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 februari 2024 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 22 augustus 2024. Vervolgens heeft de kinderrechter bij beschikking van 11 juni 2024 een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken.
2.4.
Op basis van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een gezinshuis.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Er is een machtiging uithuisplaatsing nodig, zodat [de minderjarige] kan worden geplaatst bij gezinshuis [gezinshuis] van Get ready for Life. Het gezinshuis is gespecialiseerd in traumasensitief werken en zij kunnen goed omgaan met kinderen die gedragsproblemen laten zien. Hier zal [de minderjarige] niet afgewezen worden maar ondersteund worden in wat er bij haar speelt en hoe zij hierin haar emotie leert reguleren. De GI heeft om een spoedmachtiging verzocht omdat [de minderjarige] per 7 juni 2024 niet meer welkom is bij het meeleefgezin van Esdégé Reigersdaal. Hierdoor heeft zij een extra nacht geslapen bij de zorgboerderij en daarna twee nachten bij de vader geslapen. Dat is geen duurzame plek. Tevens heeft de moeder op 10 juni 2024 bij de regiomanager aangegeven naar Duitsland te gaan met de kinderen. [de minderjarige] zegt dat zij spoedig ergens anders wil wonen. Zij wil wonen bij haar ouders of een ander meeleefgezin/pleeggezin/gezinshuis. De mogelijkheid van een terugkeer naar de vader of de moeder wordt uitgesloten door de GI, omdat zij op dit moment niet in staat worden geacht een stabiele basis te kunnen bieden aan [de minderjarige] . Bij de moeder thuis is er geen ruimte vanwege de beperkte ruimte in huis en de gedragsproblemen kunnen door de moeder en de vader niet worden gedragen. Eerder is aangegeven dat het meeleefgezin niet langer een volledige opvang kan bieden voor [de minderjarige] en dat de plek bij Get ready for Life komt te vervallen. In het belang van [de minderjarige] zal er dan nu ook ingezet moeten worden op een overstap naar een andere professionele woonsetting. Daar zal zij meer structuur krijgen en zal zij eindelijk de duidelijkheid krijgen waar zij zo'n behoefte aan heeft. Bij ouders is de complexe echtscheidingsproblematiek nu voorliggend wat de veiligheid belemmert.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat [de minderjarige] bij het gezinshuis [gezinshuis] goed is ontvangen. De omgang met beide ouders zal rustig worden opgebouwd zodat [de minderjarige] de rust krijgt die zij nodig heeft na een tijd van veel onrust en onduidelijkheid. Ook is [de minderjarige] aangemeld voor diagnostiek en behandeling bij de GGZ.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het verzoek. Ter zitting is namens de moeder naar voren gebracht dat er volgens de moeder tijdens de ondertoezichtstelling nog niet effectief gewerkt is aan de problematiek van [de minderjarige] of aan het contactherstel tussen [de minderjarige] en de moeder. De moeder staat open voor de hulpverlening, maar heeft weinig vertrouwen in de huidige GI. Wel heeft de moeder een goede indruk van het gezinshuis en kan zij achter de plaatsing van [de minderjarige] in het gezinshuis staan. De advocaat van de moeder suggereert de toewijzing van het verzoek voor een kortere termijn dan verzocht, maar refereert zich hierbij aan het oordeel van de kinderrechter.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek. Ter zitting is door en namens de vader naar voren gebracht dat hij een goed gevoel heeft over het gezinshuis waar [de minderjarige] is geplaatst. De vader ziet dat [de minderjarige] hier beter op haar plek is. Wel vindt de vader het belangrijk dat er voldoende aandacht blijft voor het contact tussen [de minderjarige] en haar ouders.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter gebleken dat zowel de moeder als de vader door hun persoonlijke problematiek en de gedragsproblematiek van [de minderjarige] onvoldoende in zijn staat een veilige opvoedomgeving te bieden. Als gevolg hiervan is [de minderjarige] in februari 2024 uit huis geplaatst in een meeleefgezin, omdat ze daar de rust, zorg en veiligheid zou krijgen waar zij behoefte aan heeft. Vanaf 7 juni 2024 kon [de minderjarige] niet langer in het meeleefgezin verblijven. Vervolgens is [de minderjarige] , op basis van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, overgeplaatst naar het gezinshuis [gezinshuis] van de hulpverleningsorganisatie Get ready for Life. Het is de kinderrechter gebleken dat de overgang naar het gezinshuis goed is verlopen en dat [de minderjarige] hier haar plek lijkt te hebben gevonden. Om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] grip krijgt op haar emoties en minder in conflict komt met haar omgeving, is het van belang dat zij behandeling en stabiliteit krijgt. In het gezinshuis zal [de minderjarige] specialistische, intensieve behandeling en dagelijkse begeleiding ontvangen. De kinderrechter acht het positief dat beide ouders achter de plaatsing in het gezinshuis staan. Voorts zal er in het gezinshuis worden ingezet op contactherstel met de ouders. De GI dient er zorg voor te dragen dat [de minderjarige] de hulp krijgt die zij nodig heeft en dat het contact met haar ouders op regelmatige basis plaatsvindt. De GI zal, in overleg met de ouders en de gezinshuisouders, de frequentie waarmee en de manier waarop de omgang plaatsvindt zodanig vorm dienen te geven dat dit in het belang van [de minderjarige] is. Gelet op de aanwezige problematiek en het belang van [de minderjarige] bij rust en continuïteit, acht de kinderrechter een verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van een termijn voor de duur van de ondertoezichtstelling passend.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 februari 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2024 door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.