ECLI:NL:RBNHO:2024:661

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
15.332517.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en vrijheidsberoving

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere woningovervallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor onder meer diefstal met geweld, bedreiging met een vuurwapen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 19 oktober 2022 in Haarlem, waar de verdachte samen met medeverdachten gewapend een woning binnenging en onder bedreiging van geweld telefoons heeft afgenomen van de aanwezige slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van één feit waarvoor hij is vrijgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de overvallen. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 11 januari 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/332517-22 (P) en 09/155929-20 (vord tul)
Uitspraakdatum: 25 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te 's-Gravenhage,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres A]) te Haarlem in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) telefoon(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • voorzien van een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van die [slachtoffer 2] te zetten en/of
  • een vuurwapen; althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of
  • dit (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (wederom) tegen de nek van die [slachtoffer 2] te plaatsen en/of
  • (vervolgens) de telefoons van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, af te pakken en/of onder zich te houden;
Feit 2
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres A]) te Haarlem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van (een) telefoon(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde(n) door
- voorzien van een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van die [slachtoffer 2] te zetten en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of
- dit (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (wederom) tegen de nek van die [slachtoffer 2] te plaatsen en/of
- ( vervolgens) de telefoons van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te laten afstaan;
Feit 3
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres A]) te Haarlem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voorzien van een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en/of
  • tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • (vervolgens) de telefoons van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, af te pakken en/of te laten afstaan en/of
  • onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of door het creëren en/of in stand houden van een dreigende sfeer die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te beletten de woning, gelegen aan het [adres A], te verlaten;
Feit 4
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres B]) te Haarlem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een horloge en/of een ketting en/of een (Louis Vuitton) tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
  • voorzien van een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres B] is/zijn gegaan en/of
  • bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
  • (direct na het openen van de deur) een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of
  • (vervolgens) met die [slachtoffer 4] onder bedreiging van een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar boven is gelopen naar de (slaap)kamer van die [slachtoffer 5] (waar ook die [slachtoffer 6] aanwezig is) en/of
  • een vuurwapen, in elk geval (een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van die [slachtoffer 5] en/of (vervolgens)
  • met het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten tussen die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] in en/of
  • dreigend de woorden toe te voegen `geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 5
hij op of omstreeks 24 januari 2023 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk BBM/Bruni (model ‘Mod 92’) en/of bij dit pistool behorende munitie (te weten (knal)patronen van het kaliber 8mm (K)) voorhanden heeft gehad;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 2Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen wat de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De feiten zoals die bewezen kunnen worden verklaard kwalificeren niet als een afpersing.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsmotivering feit 1, feit 3 en feit 4
Vaststellingen
Op 19 oktober 2022 hebben aan het [geadresseerde plein] te Haarlem twee incidenten plaatsgevonden waarbij gewapende personen twee naast elkaar gelegen woningen (nummer [A] en nummer [B]) zijn binnengedrongen. In het politieonderzoek zijn vier verdachten in beeld gekomen: de verdachten [de verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk [de verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]). [medeverdachte 3] was ten tijde van de woningovervallen minderjarig en hij is bij vonnis van deze rechtbank van 14 december 2023 veroordeeld voor – kort gezegd – het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving ([adres A]) en diefstal met geweld in vereniging gepleegd ([adres B]).
Uit de verklaringen van de medeverdachten en de overige onderzoeksbevindingen in het procesdossier, zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis,, leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af.
[medeverdachte 2] kende het slachtoffer [slachtoffer 5] en wist dat hij woonde aan het [adres B] te Haarlem. Op enig moment zijn [de verdachte] en [medeverdachte 2], al dan niet via een derde persoon, in de veronderstelling gekomen dat bij het slachtoffer veel geld te halen was. Met deze informatie is het plan ontstaan [slachtoffer 5] geld afhandig te maken.
In de avond van 18 oktober 2022 is er een voorverkenning geweest van de omgeving van de woning aan het [adres B]. Die avond was [de verdachte] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de woning van [getuige 1] aan de [adres 2] te Haarlem, in de directe omgeving van het [geadresseerde plein]. [de verdachte] heeft toen ook [medeverdachte 2] gebeld met de vraag of hij de volgende dag drie jongens met zijn auto naar Haarlem kon rijden. [medeverdachte 2] heeft hiermee ingestemd.
In de ochtend van 19 oktober 2022 zijn [de verdachte] en [medeverdachte 2] met de auto van [medeverdachte 2] ([automerk] met kenteken [kenteken]) vertrokken vanuit Dordrecht. Onderweg naar Haarlem hebben zij [medeverdachte 3] opgehaald in Hoogvliet en [medeverdachte 2] op het station te Haarlem. Daarna zijn de vier verdachten (opnieuw) naar de woning aan de [adres 2] te Haarlem gegaan.
Aldaar zijn [de verdachte] en [medeverdachte 3], beiden met een zwarte bivakmuts op en gewapend met een op een vuurwapen lijkend alarmpistool (hierna ook kortweg: alarmpistool), op pad gegaan om het slachtoffer [slachtoffer 5] te beroven van zijn geld.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] zijn in de auto van [medeverdachte 2] blijven zitten die in de directe omgeving van het [geadresseerde plein] stond geparkeerd en hebben gewacht op [de verdachte] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] is vanuit de auto gedurende de overvallen door middel van een groepsgesprek telefonisch in contact gebleven met [de verdachte] en [medeverdachte 3]. Tijdens dit gesprek heeft [medeverdachte 2] instructies gegeven aan [de verdachte] en [medeverdachte 3], onder meer inhoudende waar in de woning gezocht moest worden naar de buit.
Klaarblijkelijk hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3] zich aanvankelijk vergist in het huisnummer, want zij zijn beiden eerst de woning aan het [adres A] binnengegaan. In die woning troffen zij drie bouwvakkers aan, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die daar aan het werk waren. In de woning hebben [de verdachte] en [medeverdachte 3], onder bedreiging met een alarmpistool, de telefoons van de slachtoffers afgepakt, zodat de politie niet kon worden gebeld. [de verdachte] heeft daarbij het alarmpistool doorgeladen en tegen de nek van het slachtoffer [slachtoffer 2] gezet.
[de verdachte] is daarop vertrokken en naar de woning aan het [adres B] gegaan. [medeverdachte 3] is in woning aan het [adres A] gebleven, heeft de afgepakte telefoons onder zich gehouden en de slachtoffers belet de woning te verlaten. [de verdachte] heeft aangeklopt bij de woning aan het [adres B] en is, nadat de deur door het slachtoffer [slachtoffer 4] werd geopend, deze woning binnengegaan en met deze [slachtoffer 4] de trap op gelopen naar de slaapkamer waar de slachtoffers [slachtoffer 5] en zijn vriendin [slachtoffer 6] op dat moment lagen te slapen. [de verdachte] heeft daarbij zijn wapen tegen het lichaam van [slachtoffer 4] gehouden. Aangekomen in de slaapkamer heeft [de verdachte] tegen [slachtoffer 5] geroepen dat hij € 40.000,00 kwam halen. [de verdachte] heeft daarbij het alarmpistool gericht op [slachtoffer 5] en heeft ook daadwerkelijk een schot gelost. Nadat duidelijk werd dat er geen geld te halen was, is [de verdachte] vertrokken en heeft hij uit de woning een (namaak) Cartier horloge en een Louis Vuitton tas meegenomen.
Hierna zijn alle verdachten in de auto van [medeverdachte 2] naar Rotterdam gereden.
De tas van [slachtoffer 5] en het alarmpistool waarmee het in de slaapkamer van het slachtoffer gevonden knalpatroon waarschijnlijk is verschoten, zijn in de woning van [de verdachte] aangetroffen. Het horloge van het slachtoffer lag in de woning van [medeverdachte 3].
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de overvallen ontkend en verklaard dat de medeverdachten de schuld in zijn schoenen willen schuiven. Hij heeft verklaard dat hij op 18 en 19 oktober 2022 niet in Haarlem is geweest. Als uitleg voor het feit dat uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van zijn telefoon volgt dat deze telefoon op het tijdstip van de voorverkenning op 18 oktober en gedurende de overvallen op 19 oktober aanstraalt in de nabijheid van het [geadresseerde plein] te Haarlem en dat deze telefoon de route van Dordrecht via Rotterdam naar Haarlem en terug volgt, heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon op die dagen had uitgeleend aan [medeverdachte 2]. De tas van het slachtoffer en het alarmpistool had de verdachte voor [medeverdachte 2] in bewaring.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De verklaring van de verdachte dat hij geen betrokkenheid had bij deze feiten, vindt geen steun in het dossier en acht de rechtbank ongeloofwaardig. De enkele en verder niet onderbouwde stelling van de verdachte dat hij zijn telefoon op 18 en 19 oktober 2022 aan de medeverdachte [medeverdachte 2] had uitgeleend acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen, eveneens niet geloofwaardig. Daarbij heeft de rechtbank met name in aanmerking genomen dat (1) medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij in de avond van 18 oktober 2022 is gebeld door verdachte, wiens telefoon op dat moment (net als de telefoons van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]) onder het bereik viel van zendmasten in de directe nabijheid van het [geadresseerde plein] en de [adres 2] in Haarlem, en (2) dat gedurende de overvallen de telefoon van verdachte in directe verbinding stond met die van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank betrokken geweest bij het maken van het plan, hij is aanwezig geweest bij de voorverkenning op 18 oktober en hij heeft zich schuldig gemaakt aan het daadwerkelijk gewapend binnenvallen van beide woningen aan het [geadresseerde plein] te Haarlem. De rol van de verdachte is dan ook van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan het [adres A] te Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen, telefoons die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en bivakmutsen, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van die [slachtoffer 1] en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van die [slachtoffer 2] te zetten en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en
  • dit doorgeladen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van die [slachtoffer 2] te plaatsen en
  • vervolgens de telefoons van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, af te pakken en onder zich te houden;
Feit 3
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan het [adres A] te Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en bivakmutsen naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en
  • tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", en
  • vervolgens de telefoons van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp af te pakken en
  • onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en door het creëren en in stand houden van een dreigende sfeer die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te beletten de woning, gelegen aan het [adres A], te verlaten;
Feit 4
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan het [adres B] te Haarlem,
tezamen en in vereniging met anderen, een horloge en een Louis Vuitton tas, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een bivakmuts naar de woning gelegen aan het [adres B] is gegaan en
  • bij deze woning heeft aangebeld en
  • na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft gezet en gehouden en
  • vervolgens met die [slachtoffer 4] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp naar boven is gelopen naar de slaapkamer van die [slachtoffer 5] (waar ook die [slachtoffer 6] aanwezig was) en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op die [slachtoffer 5] en
  • met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten en
  • dreigend de woorden toe te voegen ‘geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt’;
Feit 5
hij op 24 januari 2023 te Rotterdam, een wapen van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk BBM/Bruni (model ‘Mod 92’) en bij dit pistool behorende munitie (te weten (knal)patronen van het kaliber 8mm (K)) voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 4
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een gevangenisstraf op te leggen van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen twee gewapende woningovervallen gepleegd. Hij heeft samen met zijn medeverdachten een plan gemaakt om het slachtoffer [slachtoffer 5] te overvallen om hem een geldbedrag afhandig te maken. De verdachte is samen met een van de medeverdachten gewapend en met bivakmuts op naar de woning gegaan. Aanvankelijk hebben de verdachten zich vergist in de woning en zijn zij bij de buren van [slachtoffer 5] naar binnen gegaan. Daar hebben zij drie nietsvermoedende bouwvakkers die aan het werk waren bedreigd met een alarmpistool en hun telefoons afgenomen. De verdachte heeft daarbij het wapen doorgeladen en dit tegen de nek van een van de bouwvakkers gezet. Vervolgens is de verdachte naar de woning van [slachtoffer 5] gegaan en is de medeverdachte enige tijd bij de bouwvakkers gebleven, waardoor hij hen heeft belet de woning te verlaten.
De deur van de woning van [slachtoffer 5] werd opengedaan door [slachtoffer 4], de moeder van [slachtoffer 5]. De verdachte heeft het wapen op [slachtoffer 4] gericht en haar gesommeerd hem naar haar zoon te brengen. Aangekomen in de slaapkamer van [slachtoffer 5], die daar samen met [slachtoffer 6] lag te slapen, heeft de verdachte geroepen dat hij geld kwam halen. De verdachte heeft daarbij het wapen op [slachtoffer 5] gericht en er is ook (per ongeluk) daadwerkelijk een schot gelost. De verdachte heeft een horloge en een tas weggenomen uit de woning. Al die tijd had verdachte telefonisch contact met twee van de medeverdachten, waarvan één in de auto buiten wachtte en instructies gaf.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich met hun handelen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. De slachtoffers in beide woningen hebben hevige gevoelens van angst moeten doorstaan en zullen wellicht nog lang de psychische gevolgen moeten dragen van de gebeurtenissen op 19 oktober 2022. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] blijkt welke impact dit handelen op hen heeft gehad.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie thuis voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend is.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 1 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld en hij nog in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 27 december 2023.
Dit advies houdt in het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat, kort gezegd, toepassing van het wegingskader adolescentenstrafrecht geen aanwijzingen heeft opgeleverd om over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en neemt dit over.
De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met meerdere bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod en locatiegebod met elektronische monitoring, op te leggen.
De reclassering heeft geadviseerd de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten een gevangenisstraf moet worden opgelegd van vier jaren. De rechtbank zal echter bepalen dat één jaar vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden verbinden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Contactverbod
  • Dagbesteding
  • Meewerken aan schuldhulpverlening
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf en de termijn waarop de verdachte vermoedelijk in vrijheid zal worden gesteld ziet de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot oplegging van een locatieverbod en locatiegebod, en evenmin tot het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone (PL1100-2022217793-G1450277), dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen iPhone (PL1100-2022217793-G1450272) moet worden bewaard ten behoeve van de waarheidsvinding, omdat het nog niet is gelukt deze telefoon uit te lezen en deze nog wordt gekraakt door de politie.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een iPhone (PL1100-2022217793-G1450272), dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.281,40 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bedraagt € 781,40 en bestaat uit (niet vergoede) kosten voor diagnostiek door een klinisch (neuro)psycholoog en (niet vergoede) kosten voor de daaruit voortgekomen behandeling (EMDR-therapie). De gestelde immateriële schade bedraagt € 7.500,00 en bestaat uit smartengeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, omdat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat de rechtbank daarover een weloverwogen beslissing kan nemen. Ook de gevorderde materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. Subsidiair heeft de raadsman bepleit bij toewijzing van enige immateriële schade, het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 2.000,00, conform het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 3].
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade genoegzaam is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 3] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.781,40 vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade vanaf 19 oktober 2022 en over de toegewezen materiële schade vanaf 11 januari 2024 (de dag van de terechtzitting) nu geen eerdere datum voor het ontstaan van die schade/berekenen van die rente bekend is geworden. De wettelijke rente wordt berekend tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit smartengeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, omdat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat de rechtbank daarover een weloverwogen beslissing kan nemen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit bij toewijzing van enige immateriële schade, het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 2.000,00, conform het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 3].
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 3] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
In de toelichting op de vordering tot schadevergoeding is evenwel verzocht op dit moment een bedrag van € 5.000,00 toe te wijzen op grond van geleden psychische schade. Ten aanzien van het overige deel van de vordering van € 15.000,00 is verzocht dit niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe is aangevoerd dat de benadeelde partij kort na het incident een van haar twee ongeboren kindjes heeft verloren. Het causale verband met het incident is nog niet onderzocht. Indien hoger beroep wordt ingesteld, ontstaat op die manier de ruimte om dit causale verband te onderzoeken en eventueel geleden schade alsnog bij het gerechtshof te kunnen vorderen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering zoals gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, omdat de vordering niet zodanig eenvoudig van aard is dat de rechtbank daarover een weloverwogen beslissing kan nemen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit bij toewijzing van enige immateriële schade, het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 3] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij op tegenspraak gewezen vonnis van 27 december 2021 in de zaak met parketnummer 09/155929-20 heeft de kinderrechter in de rechtbank te Gelderland, locatie Zutphen, de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 80 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 19 januari 2022 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 januari 2022 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank is bevoegd over de vordering te oordelen en de officier van justitie is daarin ontvankelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte zich in de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal de jeugddetentie omzetten in een gevangenisstraf van 80 dagen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 282, 312 van het Wetboek van Strafrecht,
26, 55 Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich meldt op de werkdag volgend op zijn vrijlating tussen 9.00 en 12.00 uur bij de bureaudienst van Reclassering Nederland, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088-8041302. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • de veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering. De behandeling start vanaf het moment van aanmelding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de betreffende instantie geeft voor de behandeling.
  • Indien het verblijf bij de vader van veroordeelde niet naar wens verloopt, dan werkt de veroordeelde mee aan een aanmelding bij een begeleid wonen traject. De veroordeelde verblijft in dat geval bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start vanaf het moment dat er een geschikte plek gevonden is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met:
o [medeverdachte 1], geboren op 29 september 2003,
o [medeverdachte 2], geboren op 6 januari 2004,
o [medeverdachte 3], geboren op 1 juli 2005,
o [slachtoffer 5], geboren op 24 mei 1998,
o [slachtoffer 4], geboren op 8 november 1967,
o [slachtoffer 6], geboren op 25 juli 2003,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk of het volgen van een opleiding, met een vaste structuur.
  • de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van € 2.781,40, als vergoeding voor de materiële en immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade vanaf 19 oktober 2022 en over de toegewezen materiële schade vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.781,40, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.000,00 (immateriële schade) vanaf 19 oktober 2022 en over een bedrag van € 781,40 (materiële schade) vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart verbeurd:
1 STK Telefoontoestel (Apple iPhone) PL1100-2022217793-G1450277, bijz.h. VOLLEDIG STUK ACHTER EN VOORZIJDE.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Telefoontoestel (Apple iPhone) PL1100-2022217793-G1450272, Bijz.h, SCHERM VOOR EN ACHTER STUK.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/155929-20 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, d.d. 27 december 2021.
Gelast dat deze jeugddetentie zal worden omgezet in een gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.E. Allegro en J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2024.
Mr. Allegro is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.