ECLI:NL:RBNHO:2024:6598

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
10968809 \ CV EXPL 24-622
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden en de oneerlijkheid van bedingen in huurcontracten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, ging het om een ambtshalve toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte, die op 1 januari 2015 in werking zijn getreden. De eisende partij, Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, had een vordering ingesteld tegen een onbekende gedaagde, die niet was verschenen. De rechtbank had eerder, op 17 april 2024, een tussenvonnis uitgesproken waarin de eisende partij werd uitgenodigd om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. In de akte die daarop volgde, stelde de eisende partij dat de verzuimbepalingen in de artikelen 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden niet in strijd waren met het boetebeding in artikel 15. De kantonrechter oordeelde echter dat de eisende partij hierin niet gevolgd kon worden, omdat het boetebeding ook betrekking had op betalingsverzuim, wat niet expliciet was uitgesloten.

De kantonrechter concludeerde verder dat indien een deel van de overeenkomst of de Algemene Huurvoorwaarden vernietigbaar is, dit de geldigheid van de overige artikelen niet aantast. De eisende partij had ook verwezen naar artikel 16.1 van de algemene voorwaarden, maar de kantonrechter oordeelde dat deze bepaling niet duidelijk was en niet kon leiden tot een wijziging van de overeenkomst. Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de artikelen 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden oneerlijk waren, met betrekking tot rente en buitengerechtelijke incassokosten, en deze werden vernietigd. De vordering van de eisende partij werd afgewezen, en het vonnis werd uitgesproken door mr. M. Woerdman op 19 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10968809 \ CV EXPL 24-622
Uitspraakdatum: 19 juni 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland
te Alkmaar
de eisende partij
gemachtigde: Huting & van der Mije Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
onbekende woon- of verblijfplaats
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 17 april 2024 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden [1] . Ter voldoening aan het tussenvonnis heeft de eisende partij een akte genomen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In de akte heeft de eisende partij gesteld dat de verzuimbepalingen in de artikelen 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden losstaan staan van het boetebeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden. Volgens de eisende partij heeft artikel 15 betrekking op feitelijke gedragsovertredingen, zoals bijvoorbeeld hennepteelt. De kantonrechter volgt de eisende partij hierin niet. Dat regulier betalingsverzuim niet valt onder artikel 15 volgt niet (duidelijk) uit dat beding. Daarin staat immers dat een boete is verschuldigd als huurder “
enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt.” Het op tijd betalen van de huur staat ook in een bepaling in de huurovereenkomst (artikel 6.1) en artikel 15 van de algemene voorwaarden bevat geen uitzondering ten aanzien van die verplichting van de huurder.
2.2.
Verder verwijst de eisende partij nog naar artikel 16.1 van de algemene voorwaarden (de reparatiebepaling). Ook daaraan gaat de kantonrechter voorbij. Dat artikel luidt: ‘
Indien een deel van de overeenkomst of van deze Algemene Huurvoorwaarden vernietigbaar is, dan laat dit de geldigheid van de overige artikelen onverlet. In plaats van het vernietigde of nietige deel geldt alsdan als overeengekomen hetgeen op wettelijk toelaatbare wijze het dichtst komt bij hetgeen partijen overeengekomen zouden zijn indien zij de nietigheid of vernietigbaarheid gekend zouden hebben.’ Deze bepaling is niet duidelijk. De consument zou dan kennelijk zelf moeten raden wat partijen zouden zijn overeengekomen als zij de vernietigbaarheid van een bepaald beding hadden gekend. Toepassing van dit beding zou bovendien leiden tot het omzeilen van consumentenbescherming en verstoring van het evenwicht tussen partijen. Ook deze bepaling is dus niet eerlijk en kan niet leiden tot het oordeel dat moet worden uitgegaan van een gewijzigd beding.
2.3.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de artikelen 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden oneerlijk zijn voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten en daarom worden deze vernietigd. Als gevolg daarvan zullen de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.

3.De verdere beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 1 januari 2015