ECLI:NL:RBNHO:2024:6537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/15/352245 / KG ZA 24-243
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen in kort geding inzake echtscheiding en voorlopige voorzieningen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, hebben partijen, een man en een vrouw, vorderingen in kort geding ingediend. De man vordert onder andere dat de vrouw meewerkt aan de verkoop van een nieuwbouwwoning en dat zij hem een voorschot betaalt voor advocaatkosten. De vrouw vordert in reconventie dat de man zich houdt aan een eerdere beschikking van de rechtbank en dat hij haar een voorschot betaalt. De rechtbank heeft op 28 juni 2024 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen in conventie, omdat hij over voldoende liquide middelen beschikt om de nieuwbouwwoning geschikt te maken voor bewoning. De vorderingen van de man worden dan ook afgewezen. In reconventie wordt de man veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis een bedrag van € 80.000,00 aan de vrouw te betalen en om binnen 24 uur de Mercedes B-klasse aan de vrouw af te geven. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. P.M. Wamsteker en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/352245 / KG ZA 24-243
Vonnis in kort geding van 28 juni 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.M. Vessies te Haarlem,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.W. Castelijns te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de uitgebrachte dagvaarding van 4 juni 2024 met 10 producties
  • de aanvullende (nagekomen) producties 11-16 van de man (waarvan de producties 14-16 niet digitaal in het geding zijn gebracht maar ter zitting zijn overgelegd)
  • de akte vermeerdering eis (deels voorwaardelijk) van de man
  • de conclusie van antwoord houdende eis in reconventie met 8 producties van de vrouw
  • de mondelinge behandeling op 14 juni 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn bijgehouden
  • de pleitnota van de man
  • de aanhouding ten behoeve van het beproeven van een minnelijke regeling
  • de mededelingen van partijen dat zij vonnis vragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in juli 1990 in Turkije met elkaar getrouwd en hebben tijdens hun huwelijk twee inmiddels meerderjarige kinderen gekregen.
2.2.
Sinds januari 2023 zijn partijen verwikkeld in een echtscheidingsprocedure die bij deze rechtbank loopt. In deze echtscheidingsprocedure strijden partijen onder meer over de vraag of Turks dan wel Nederlands recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensregime en over de vraag hoe hun huwelijksvermogen moet worden verdeeld. Tot het huwelijksvermogen van partijen behoren onder meer de woning aan de [adres 1] in [plaats] (hierna ook: de echtelijke woning) en de nieuwbouwwoning aan de [adres 2] [nummer 2] (voorheen genummerd als nummer [nummer 1]) in [plaats] (hierna ook: de Nieuwbouwwoning). Ook behoren tot het huwelijksvermogen onder meer een Mercedes B-klasse, kenteken [kenteken] (hierna ook: de Auto), een motor en een brommer.
2.3.
Tussen partijen staat vast dat gezamenlijke bewoning van de echtelijke woning niet langer houdbaar is. Op door partijen in de echtscheidingsprocedure over en weer gedane verzoeken voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank bij beschikking van 27 februari 2024 (hierna: de Beschikking) beslist dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen. In de Beschikking staat onder meer het volgende:
3.1.
Beide partijen verzoeken om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] te [plaats]. Zij stellen beiden dat zij hier meer belang bij hebben dan de ander.
(…)
3.3.
De rechtbank moet beoordelen wie van partijen er het grootste belang bij heeft om voorlopig in de woning te kunnen blijven wonen. Hierbij neemt de rechtbank allereest in ogenschouw of partijen vervangende woonruimte ter beschikking hebben. Partijen hebben een tweede woning aan de [adres 2] [nummer 1] te [plaats]. Beide partijen stellen dat de ander hier voorlopig in kan verblijven. De rechtbank ziet dit echter niet als een mogelijkheid, omdat beide partijen ook naar voren hebben gebracht dat deze woning kortgeleden casco is opgeleverd en nog geen badkamer en toilet heeft. (…) Naar het oordeel van de rechtbank hebben beide partijen, tegenover de betwisting door de andere partij, onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd dat de ander op dit moment vervangende woonruimte ter beschikking heeft. Dit is daarom niet komen vast te staan. Tot zover ziet de rechtbank daarom niet dat één partij een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan de ander.
3.4.
De man stelt dat van meet af aan het idee van partijen is geweest dat de man in de echtelijke woning zou blijven wonen en dat de vrouw gaat wonen in woning aan de [adres 2]. De vrouw voert aan dat het weliswaar haar wens is om in de laatstgenoemde woning te gaan wonen, maar zij er niet zeker van is of zij die woning kan betalen omdat de man zich, anders dan voorheen, op het standpunt stelt dat hij op grond van Turks recht gerechtigd is tot 75% van het vermogen van partijen. Zij wil daarom de echtelijke woning toegescheiden krijgen.
De rechtbank overweegt dat bij de vraag aan wie voorlopig het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning wordt toegekend, niet vooruit wordt gelopen op de huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling van de woningen van partijen. Dit geldt te meer nu partijen het niet eens zijn over het antwoord op de vraag wat er met de woningen moet gaan gebeuren in het kader van de verdeling/vereffening. Hierin ziet de rechtbank dus geen grond om te oordelen dat de man een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan de vrouw.
3.5.
Wat de rechtbank van doorslaggevend belang acht, is dat is gebleken dat de man veel liquide middelen ter beschikking heeft en de vrouw niet. Niet in geschil is namelijk dat de man als enige kan beschikken over een gestort hypotheekbedrag van € 200.000 dat verstrekt is voor de verbouwing van de woning aan de [adres 2], de verkoopopbrengst van een bedrijfspand in Turkije van € 437.500 en banksaldi van in totaal € 300.000 uit de nalatenschap van zijn moeder. De vrouw daarentegen heeft onweersproken gesteld dat zij geen vrij opneembaar geld ter beschikking heeft. De man stelt dat partijen de woning aan de [adres 2] kunnen verkopen en de vrouw (haar deel van) de verkoopopbrengst kan gebruiken om vervangende woonruimte te verkrijgen. Volgens de man heeft deze woning een waarde van zeker € 750.000. De rechtbank zal, zoals reeds overwogen, niet vooruitlopen op de verdeling/vereffening van de woningen van partijen en passeert daarom deze stelling van de man. Naar het oordeel van de rechtbank is de man daarom beter dan de vrouw in staat zich vervangende woonruimte te verschaffen voor de komende tijd door bijvoorbeeld een woning te huren in de vrije sector.
3.6.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning dan de man en zal op deze grond het verzoek van de vrouw toewijzen en het verzoek van de man afwijzen. Hierbij merkt de rechtbank op dat het de man vrij staat met de vrouw een regeling te treffen, die de instemming heeft van de vrouw, waarbij de vrouw de financiële ruimte wordt gegund om in de woning aan de [adres 2] te gaan wonen en de man weer in de echtelijke woning kan gaan wonen.
(…)
4 Beslissing
De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedelgoederen aan de [adres 1], te [postcode] [plaats] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
2.4.
Op 5 juni 2024 is de Beschikking aan de man betekend.
2.5.
Bij e-mail van 6 juni 2024 heeft de man aan de vrouw onder meer het volgende geschreven:
Ik heb de b-klasse bij jou voor de deur weggehaald omdat je mij niet op een normale manier mijn spullen laat pakken.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert – na wijziging van eis, waartegen de vrouw geen bezwaar heeft gemaakt – om bij vonnis in kort geding voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
De vrouw te bevelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, mee te werken aan het feitelijk verkooptraject van de woning aan de [adres 2] [nummer 2] in [plaats], door (mede) ondertekening van de verkoopopdracht aan makelaarskantoor Mooijekind en Vleut, gevestigd en kantoorhoudende te Haarlem, aan de Gedempte Oude Gracht 124, 2011 GX, dan wel de verkoopopdracht aan makelaarskantoor Vlieg gevestigd en kantoorhoudende te Haarlem, aan de Freddie Oversteegenstraat 269, 2033 MV, dan wel de verkoopopdracht aan makelaarskantoor Prismaat, gevestigd en kantoorhoudende te Haarlem aan de Koude Horn 3, 1941 KA;
De vrouw te bevelen om de sleutel van de onroerende zaak [adres 2] [nummer 2] te [plaats] aan de makelaar aan wie de opdracht is verleend af te geven, de makelaar toegang te verlenen tot de woning, alsmede aan de door de makelaar in te zetten fotograaf en aan geïnteresseerde kopers, alsmede het dulden van een door de makelaar te plaatsen verkoopbord en overige activiteiten gericht tot verkoop, door het ongehinderd verschaffen van toegang aan de makelaar en geïnteresseerde kopers op de momenten dat de makelaar dit noodzakelijk en redelijk acht, subsidiair, het niet zonder redelijke grond weigeren van deze toegang, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per keer en per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
De vrouw te veroordelen zich te voegen naar de bindende verkoopadviezen van de makelaar inzake de woning aan de [adres 2] [nummer 2] te [plaats], waaronder meer, maar niet uitsluitend, het vaststellen en eventueel aanpassen van de vraagprijs, het verrichten van (onderhoud)werkzaamheden aan de woning, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per keer en per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
De vrouw te veroordelen zich te onthouden van handelingen die de taxaties en verkoop van de woning aan de [adres 2] [nummer 2] te [plaats] tegenwerken, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per keer en per dag dat gedaagde in gebreke blijft haar medewerking te verlenen, één ander te beoordelen door de makelaar(s);
Te bepalen dat, indien partijen, nadat door een potentiële koper een aanbod is gedaan, het binnen drie dagen na dat aanbod niet eens kunnen worden over de aanvaardbaarheid van het aanbod, de verkopende makelaar bindend de verkoopprijs bepaalt, waarbij wordt uitgegaan van een spoedige verkooptermijn van drie maanden;
Te bepalen dat indien de verkoopprijs bindend is vastgesteld door partijen of de makelaar en koper(s), de vrouw dient mee te werken aan de totstandkoming van de schriftelijke koopovereenkomst en het notariële transport aan koper(s);
Te bepalen dat indien de vrouw weigert mee te werken aan de totstandkoming van een koopovereenkomst en/of de notariële levering van de woning aan koper(s) het in deze te wijzen vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, in de plaats treedt van de ontbrekende wilsverklaring van de vrouw benodigd voor totstandkoming van de koopovereenkomst en/of de notariële levering van de woning aan koper(s);
Te bepalen dat de man uit de netto verkoopopbrengst van de woning voorlopig een bedrag toegedeeld krijgt van € 450.000,00;
Te bepalen dat de netto verkoopopbrengst van de woning minus het bedrag van € 450.000,00, in depot blijft bij de notaris die belast is met de levering van de woning aan koper(s), totdat partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de verdeling daarvan, dan wel er sprake is van onherroepelijke of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak door een bevoegde rechter inzake deze verdeling.
De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man, binnen twee dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis, van een bedrag van € 6.768,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024 over € 5.785,94 en vanaf 14 juni 2024 over € 982,89, zulks tot aan de dag der algehele voldoening.
De vrouw te veroordelen tot betaling aan de man, binnen twee dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis, van een bedrag van € 1.304,17 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vrouw te veroordelen om maandelijks aan de man te betalen de helft van diverse lasten van partijen te weten:a. Rehemeha B.V., de helft van € 141,55 per maand = € 70,78 per maand;
b. Centraal Beheer Achmea (hypotheek) de helft van € 185,00 = € 92,50 per maand;
c. de gemeente [plaats] (WOZ), de helft van € 178,59 = € 89,30 per maand;
d. Odido, de helft van € 28,54 = € 14,27 per maand;
voor a t/m d te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop de maandelijkse termijn betrekking heeft, tot aan de dag der algehele voldoening;
13.
Voorwaardelijk, namelijk indien uw rechtbank de vordering van de man tot verkoop van de woning afwijst, vordert de man dat uw rechtbank de vrouw veroordeelt om binnen 3 maanden na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de woning aan de [adres 2] [nummer 2] te betrekken, althans te bepalen dat de man het uitsluitend gebruiksrecht van de woning aan de [adres 1] toekomt, vanaf het moment dat drie maanden verstreken zijn na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis, met het bevel dat de vrouw de woning [adres 1] dient te verlaten en deze niet verder mag betreden.
13.
De vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt de man –samengevat – het volgende ten grondslag. Als gevolg van de Beschikking beschikt de man niet meer over woonruimte. Op basis van zijn inkomen is de man niet in staat om een woning in de vrije sector te huren, hij komt niet in aanmerking voor een sociale huurwoning en hij kan geen toereikende hypothecaire geldlening aangaan. De Nieuwbouwwoning is casco opgeleverd en kan in de huidige staat niet goed bewoond worden; daarvoor is een aanzienlijke investering nodig. Omdat volgens de man Turks recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, kan de vrouw de Nieuwbouwwoning ook niet overnemen. De man kan dat voorafgaand aan de verdeling van het huwelijksvermogen evenmin, omdat het geld van partijen ‘vastzit’ in de twee woningen en in de ondernemingen van partijen. Bovendien wil de man niet in de Nieuwbouwwoning gaan wonen omdat hij die te groot en te duur vindt. Om die reden heeft hij dus recht op en een spoedeisend belang bij verkoop van de Nieuwbouwwoning. Verder vindt de man dat hij recht en belang heeft bij betaling door de vrouw van de helft van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding omdat de man deze kosten vanaf 19 januari 2023 tot 27 februari 2024 heeft voldaan en ook daarna nog betalingen heeft gedaan die mede aan de vrouw ten goede komen, aldus de man.
3.3.
De vrouw voert tot haar verweer in conventie – kort gezegd – aan dat niet Turks maar Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen, zodat het gehele vermogen bij helfte moet worden verdeeld en zij daarna wél in staat zal zijn om de Nieuwbouwwoning over te nemen, wat zij uiteindelijk ook wenst. Omdat de man met zijn vordering in conventie (in feite) verdeling van een deel van het huwelijksvermogen wenst terwijl daarover al een bodemprocedure aanhangig is, is de zaak naar zijn aard niet geschikt voor behandeling in kort geding. Nergens uit blijkt dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht. Bovendien is juist in dit geval de zaak te ingewikkeld om in kort geding beoordeeld te worden vanwege de internationale aspecten die de rechtbank ambtshalve moet toetsen. De man beschikt bovendien over voldoende liquide middelen om een woning te huren, althans om de Nieuwbouwwoning geschikt te maken voor bewoning, zodat hij ook geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Ook betwist de vrouw de vordering van de man tot betaling van de helft van de door de man betaalde kosten (gemeenschappelijke) huishouding. De man heeft – gelet op de liquide middelen waarover hij beschikt – geen belang bij deze vordering die naar zijn aard niet geschikt is voor kort geding, aldus de vrouw.
3.4.
Op de stellingen van partijen gaat de voorzieningenrechter hierna, voor zover van belang, nader in.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert in reconventie om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
De man te veroordelen tot nakoming beschikking voorlopige voorzieningen op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke keer dat hij de beschikking overtreedt;
II.
Een straatverbod voor de [adres 1] te [plaats] van de man jegens de vrouw uit te spreken voor de duur van de echtscheidingsprocedure op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke keer dat hij de beschikking overtreedt, althans een zodanig straatverbod in uw goede justitie te bepalen;
III.
De man te veroordelen tot voldoening van een voorschot van € 80.000,00 aan de vrouw binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een zodanig voorschot in uw goede justitie te bepalen;
IV.
De man te veroordelen tot afgifte van de Mercedes B-klasse met kenteken [kenteken] inclusief alle sleutels aan de vrouw binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag dat hij de auto te laat afgeeft, althans een zodanige beslissing en dwangsom in goede justitie te bepalen;
V.
De man te veroordelen in de daadwerkelijk kosten van deze procedure inclusief deurwaarderskosten betekening beschikking voorlopige voorzieningen, althans een zodanige proceskostenveroordeling als de voorzieningenrechter juist acht.
4.2.
Aan haar vorderingen in reconventie legt de vrouw – kort gezegd – ten grondslag dat de man weigert uitvoering te geven aan de Beschikking. Verder heeft de man eigenrichting gepleegd door de Auto die de vrouw sinds jaar en dag in gebruik heeft, waarvoor zij ook de verzekering en de wegenbelasting betaalt en die ook op haar naam staat, zonder haar instemming bij haar weg te halen. Tot slot heeft de vrouw recht op en belang bij een voorschot op de verdeling, teneinde haar advocaatkosten te kunnen (blijven) betalen in de lopende procedures, aldus de vrouw.
4.3.
De man voert tot zijn verweer – kort gezegd – aan dat hij zich sinds de betekening van de Beschikking daaraan houdt, zodat er geen reden is een dwangsom te verbinden aan de tenuitvoerlegging van de Beschikking. Mede daarom is er volgens de man ook geen reden om hem een ingrijpend straatverbod op te leggen. Voor het betalen van het gevorderde voorschot van € 80.000,00 bestaat volgens de man geen noodzaak, omdat de vrouw over aanzienlijke liquide middelen beschikt. Bovendien beschikt de man privé niet over een bedrag van € 80.000,00. De Auto is de gezinsauto en staat op de parkeerplaats bij de Nieuwbouwwoning. De Auto kan zowel door de man als door de vrouw worden gebruikt, aldus de man.
4.4.
Op de stellingen van partijen gaat de voorzieningenrechter hierna, voor zover van belang, nader in.

5.De beoordeling in conventie

Geen spoedeisend belang bij de vorderingen die strekken tot het meewerken aan de verkoop van de Nieuwbouwwoning

5.1.
Met de vrouw is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen in conventie die strekken tot meewerken aan verkoop van de Nieuwbouwwoning (vorderingen 1 tot en met 9), zodat die vorderingen niet toewijsbaar zijn. Gelet op hetgeen partijen (ook de man zelf) en hun advocaten ter zitting hebben verklaard, is namelijk aannemelijk geworden dat de man over de nodige liquide middelen kán beschikken om de Nieuwbouwwoning die hij nu provisorisch bewoont voor langdurige(r) bewoning geschikt te maken (bijvoorbeeld door het laten installeren van een keuken en badkamer). Dat hij dat liever niet wil omdat op dit moment niet voldoende duidelijk is hoe het huwelijksvermogen – waarvan zowel de Nieuwbouwwoning als de liquide middelen onderdeel uitmaken – definitief verdeeld moet worden, is weliswaar begrijpelijk, maar niet doorslaggevend. De bodemrechter zal in het kader van de uiteindelijke huwelijksvermogensrechtelijke afwikkeling moeten beslissen wat de consequenties zijn van eventuele investeringen vanuit de beschikbare liquide middelen voor de verdeling/vereffening. Het is dus – anders dan de man betoogt – niet zo dat de man als gevolg van de Beschikking niet meer over woonruimte kan beschikken. De financiële middelen
zíjner immers wel en de man kan er ook over beschikken.
Ook geen spoedeisend belang bij de vorderingen tot betaling van de helft van de door de man betaalde kosten (gemeenschappelijke) huishouding
5.2.
Ook bij de vorderingen 10 tot en met 12, die gericht zijn op betaling door de vrouw van de helft van de door de man betaalde kosten (gemeenschappelijke) huishouding, heeft de man geen spoedeisend belang. Uitgangspunt is dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.3.
De man heeft voor zijn vorderingen geen (zelfstandig) spoedeisend belang gesteld, noch is dit gebleken. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat deze vorderingen – mede gelet op de relatief beperkte hoogte hiervan en voornoemde aannemelijkheid dat de man over voldoende liquide middelen kan beschikken – niet zodanig spoedeisend zijn dat een beslissing hierover in de lopende bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Ook deze vorderingen zal de voorzieningenrechter daarom afwijzen.
Afwijzing van de voorwaardelijke vordering tot veroordeling van de vrouw om de Nieuwbouwwoning te betrekken
5.4.
De voorwaardelijke vordering van de man onder 13, die ertoe strekt dat de voorzieningenrechter de vrouw veroordeelt de Nieuwbouwwoning te betrekken, althans te bepalen dat de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toekomt, zal de voorzieningenrechter afwijzen op grond van het volgende. Ter zitting is gebleken dat de grondslag voor deze voorwaardelijke vordering er met name in is gelegen, dat de man het praktischer zou vinden als beide partijen nú alvast zouden gaan handelen naar wat kennelijk de wens van de vrouw is. Dan kan de vrouw ook zelf voor de Nieuwbouwwoning de keuken en het sanitair uitkiezen die zij mooi vindt, aldus de man. Afgewogen tegen het gegeven dat de uitkomst van de bodemprocedure, en daarmee het antwoord op de vraag of de vrouw de Nieuwbouwwoning toegedeeld zal kunnen krijgen, onzeker is, levert dit evenwel geen voldoende spoedeisend belang op. Dit geldt, zoals ook in de Beschikking is overwogen, temeer nu partijen het niet eens zijn over het antwoord op de vraag wat er met de woningen moet gaan gebeuren in het kader van de verdeling/vereffening. De man heeft niet voldoende gesteld en onderbouwd waarom nú zou moeten worden vooruitgelopen op een definitieve beslissing hierover in het kader van de verdeling.
Het antwoord op de vraag welk recht van toepassing is kan in dit kort geding in het midden blijven
5.5.
Het antwoord op de vraag welk recht op de verdeling van toepassing is, maakt het voorgaande niet anders en kan daarom in het midden blijven.
Ieder draagt de eigen proceskosten
5.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

Afwijzing van de vordering tot veroordeling tot nakoming van de Beschikking op straffe van een dwangsom

6.1.
De vrouw vordert in reconventie in de eerste plaats dat de voorzieningenrechter de man veroordeelt om de Beschikking na te komen op straffe van een dwangsom. De voorzieningenrechter ziet evenwel onvoldoende aanleiding om de Beschikking door middel van dit kort geding te versterken met een dwangsom en zal deze vordering dan ook afwijzen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
6.2.
Met de Beschikking heeft de vrouw al een executoriale titel op zak. Dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij een aan deze veroordeling te verbinden dwangsom, heeft zij in het licht van de stellingen van de man onvoldoende onderbouwd. De man heeft immers onbetwist gesteld dat partijen nadat de Beschikking was afgegeven nog geruime tijd in goede harmonie met elkaar hebben samengeleefd, dat de relatie van partijen een grillig karakter heeft en dat de man zich vanaf de betekening van de Beschikking aan de Beschikking heeft gehouden. Gelet op deze feiten en omstandigheden valt niet in te zien welk spoedeisend belang de vrouw heeft bij versterking van de Beschikking met een dwangsom.
Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat de man plotseling met een zaag in de hand in de tuin stond en een dreigend gebaar maakte, zodat wel degelijk een dwangsom nodig is. Afgezien van het feit dat als onbetwist vast staat dat de man de Beschikking na betekening daarvan niet heeft overtreden, merkt de voorzieningenrechter op dat in deze procedure weliswaar aannemelijk is geworden dat de man met een zaag in de tuin van de echtelijke woning heeft gestaan, maar dat niet aannemelijk is geworden dat hij zich hierbij in woord of gebaar dreigend heeft uitgelaten. De man heeft ter zitting namelijk verklaard dat hij de zaag nodig had voor werkzaamheden en dat hij deze bij gebrek aan communicatiemiddelen met de vrouw (zij had hem op allerlei manieren geblokkeerd) niet anders kon verkrijgen dan door deze zelf uit de schuur van de echtelijke woning te halen. De door de vrouw ter zitting op haar telefoon getoonde foto geeft bovendien geen steun aan haar stelling dat de man een dreigend gebaar heeft gemaakt.
Afwijzing straatverbod
6.3.
Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen onder 6.1 en 6.2 heeft de vrouw geen spoedeisend belang bij het door haar gevorderde straatverbod, zodat de voorzieningenrechter deze vordering ook zal afwijzen bij gebrek aan spoedeisend belang.
De man moet de vrouw een voorschot betalen
6.4.
In de derde plaats vordert de vrouw betaling van een voorschot aan haar van € 80.000,00. Dit geld heeft zij nodig om haar advocaatkosten in de lopende procedures te kunnen betalen, aldus de vrouw. Met betrekking tot de maatstaf die geldt voor een geldvordering in kort geding verwijst de voorzieningenrechter naar hetgeen zij daarover in 5.2 heeft overwogen.
6.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw haar vordering en het spoedeisend belang dat zij daarbij heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt, terwijl de man daartegen onvoldoende verweer heeft gevoerd en er geen restitutierisico bestaat. De stelling van de man dat de vrouw over € 30.000,00 kan beschikken, heeft de vrouw ter zitting gemotiveerd weersproken. Nu de man daarop niet meer inhoudelijk heeft gereageerd, gaat de voorzieningenrechter voorbij aan deze stelling van de man. Een voorschot ten behoeve van advocaatkosten acht de voorzieningenrechter ook niet onredelijk. Tussen partijen is verder niet in geschil dat onderdeel van het huwelijksvermogen is de opbrengst van de verkoop van het bedrijfspand in Turkije en dat dit een bedrag van € 437.500,00 is, waar de vrouw niet bij kan. Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw – ook in het geval dat niet Nederlands maar Turks recht van toepassing zou zijn op de verdeling en de vrouw dientengevolge mogelijk recht heeft op slechts 25% van het huwelijksvermogen (in plaats van 50 %) – in ieder geval
minimaalaanspraak kan maken op een kwart van dat bedrag van € 437.500,00, hetgeen de gevorderde € 80.000,00 overstijgt. De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook toewijzen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter – gelet op het feit dat het geld in Turkije op een bankrekening staat en om executieproblemen te voorkomen – de termijn waarbinnen de man dit voorschot moet betalen zal stellen op twee weken na betekening van dit vonnis. Verder zullen partijen de bodemrechter op de hoogte moeten brengen van dit vonnis, opdat het op grond van dit vonnis door de man aan de vrouw te betalen voorschot kan worden meegenomen in de uiteindelijke verdeling.
De man moet de Auto aan de vrouw afgeven
6.6.
In de vierde plaats heeft de vrouw afgifte van de Auto en de daarbij behorende sleutels gevorderd. De voorzieningenrechter acht voorshands voldoende aannemelijk dat het – gelet op de door de vrouw geschetste feiten en omstandigheden (aangehaald onder 4.2) – steeds de bedoeling van partijen is geweest dat de vrouw de Auto zou gebruiken, en de man de bedrijfsauto, de motorfiets en de brommer. Gelet op de geëscaleerde relatie tussen partijen acht de voorzieningenrechter een situatie waarin beide partijen de Auto kunnen gebruiken, zoals door de man voorgesteld niet werkbaar. De voorzieningenrechter zal de vordering tot afgifte van de Auto en de sleutels door de man aan de vrouw dan ook toewijzen. Tegen de termijn waarbinnen de man de Auto en de sleutels moet afgeven heeft de man geen verweer gevoerd en deze termijn komt de voorzieningenrechter ook niet onredelijk voor. Om executieproblemen te voorkomen, zal de voorzieningenrechter de termijn stellen op 24 uur na betekening van dit vonnis.
Compenseren proceskosten
6.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
veroordeelt de man om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de vrouw te betalen een bedrag van € 80.000,00 (tachtig duizend euro),
7.4.
veroordeelt de man om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan de vrouw af te geven de Mercedes B-klasse met kenteken [kenteken] en alle bij deze auto horende sleutels;
7.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.M.P. Langeveld op 28 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 936