ECLI:NL:RBNHO:2024:653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
15.334779.22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met bedreiging met geweld in vereniging en medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee gewapende woningovervallen op 19 oktober 2022. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats in Haarlem, waar de verdachte samen met medeverdachten een plan had gemaakt om het slachtoffer [slachtoffer 5] te beroven van een groot geldbedrag. Tijdens de overvallen werden de slachtoffers bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en hun telefoons werden afgenomen om te voorkomen dat zij de politie konden waarschuwen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een organiserende rol had gespeeld en dat zijn betrokkenheid bij de overvallen voldoende bewijs opleverde voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaren op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/334779-22 (P)
Uitspraakdatum: 25 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres A]) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van [slachtoffer 1] en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van [slachtoffer 2] te zetten en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of
- dit doorgeladen vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (wederom) tegen de nek van [slachtoffer 2] te plaatsen en/of
- de telefoons van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te laten afstaan;
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres A]) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van [slachtoffer 1] en/of
  • tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van [slachtoffer 2] te zetten en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of
  • dit doorgeladen vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (wederom) tegen de nek van [slachtoffer 2] te plaatsen en/ of
  • de telefoons van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, af te laten staan
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 19 oktober 2022 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • als inzittende van een voertuig met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] naar de omgeving van de woning, gelegen aan het [adres A], te rijden en/of
  • gedurende de wederrechtelijke vrijheidsberoving telefonisch in verbinding te staan met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
  • in de nabijheid van de woning op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te wachten en/of op de uitkijk te staan en/of
  • als inzittende van een voertuig na de wederrechtelijke vrijheidsberoving met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] van de woning weg te rijden en/of de vlucht mogelijk te maken;
Feit 2
primair
hij op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres B]) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een ketting en/of een (Louis Vuitton) tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
- voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres B] is/zijn gegaan en/of
- bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
- ( direct na het openen van de deur) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of
- met [slachtoffer 4] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar boven is gelopen naar de (slaap)kamer van [slachtoffer 5] (waar ook [slachtoffer 6] aanwezig is) en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van [slachtoffer 5] en/of
- met het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten tussen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] in en/of
- dreigend de woorden toe te voegen 'geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen op of omstreeks 19 oktober 2022 (in de woning gelegen aan het [adres B]) te Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een horloge en/of een ketting en/of een (Louis Vuitton) tas, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/ of [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde personen en/of hun mededaders,
  • voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of bivakmuts(en), althans enige vorm van gezichtsbedekking, naar de woning gelegen aan het [adres B] is/zijn gegaan en/of
  • bij deze woning heeft/hebben aangebeld en/of
  • (direct na het openen van de deur) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/in de richting van het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben gericht en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of gehouden en/of
  • met [slachtoffer 4] onder bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar boven is gelopen naar de (slaap)kamer van [slachtoffer 5] (waar ook [slachtoffer 6] aanwezig is) en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op het hoofd van [slachtoffer 5] en/of
  • met het vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten tussen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] in en/of
  • dreigend de woorden toe te voegen 'geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 19 oktober 2022 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
  • als inzittende van een voertuig met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] naar de omgeving van de woning, gelegen aan het [adres B], te rijden en/of
  • gedurende de diefstal met geweld telefonisch in verbinding te staan met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
  • in de nabijheid van de woning op [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te wachten en/of op de uitkijk te staan en/of
  • als inzittende van een voertuig na de diefstal met geweld met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] van de woning weg te rijden en/of de vlucht mogelijk te maken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2, primair en subsidiair, ten laste gelegde feiten. De gevoerde verweren worden voor zover van belang hierna besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Vaststellingen
Op 19 oktober 2022 hebben aan het [geadresseerde plein] te Haarlem twee incidenten plaatsgevonden waarbij gewapende personen twee naast elkaar gelegen woningen (nummer [A] en nummer [B]) zijn binnengedrongen. Door het politieonderzoek zijn vier verdachten in beeld gekomen: de verdachten [medeverdachte 1], [de verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (hierna respectievelijk [medeverdachte 1], [de verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]). [medeverdachte 2] was ten tijde van de woningovervallen minderjarig en hij is bij vonnis van deze rechtbank van 14 december 2023 veroordeeld voor – kort gezegd – het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving ([adres A]) en diefstal met geweld in vereniging gepleegd ([adres B]).
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten en de overige onderzoeksbevindingen in het procesdossier, zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af.
[de verdachte] kende het slachtoffer [slachtoffer 5] en wist dat hij woonde aan het [adres B] te Haarlem. Op enig moment zijn [medeverdachte 1] en [de verdachte], al dan niet via een derde persoon, in de veronderstelling gekomen dat bij het slachtoffer veel geld te halen was. Met deze informatie is het plan ontstaan [slachtoffer 5] geld afhandig te maken.
In de avond van 18 oktober 2022 is er een voorverkenning geweest van de omgeving van de woning aan het [adres B]. Die avond was [medeverdachte 1] samen met [de verdachte] en [medeverdachte 2] in de woning van [getuige 1] aan de [adres 2] te Haarlem, in de directe omgeving van het [geadresseerde plein]. [medeverdachte 1] heeft toen ook [medeverdachte 3] gebeld met de vraag of hij de volgende dag drie jongens met zijn auto naar Haarlem kon rijden. [medeverdachte 3] heeft hiermee ingestemd.
In de ochtend van 19 oktober 2022 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto van [medeverdachte 3] ([automerk] met kenteken [kenteken 1]) vertrokken vanuit Dordrecht. Onderweg naar Haarlem hebben zij [medeverdachte 2] opgehaald in Hoogvliet en [de verdachte] op het station te Haarlem. Daarna zijn de vier verdachten (opnieuw) naar de woning aan de [adres 2] te Haarlem gegaan.
Aldaar zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], beiden met een zwarte bivakmuts op en gewapend met een op een vuurwapen gelijkend alarmpistool (hierna ook kortweg: alarmpistool), op pad gegaan om het slachtoffer [slachtoffer 5] te beroven van zijn geld.
[de verdachte] en [medeverdachte 3] zijn in de auto van [medeverdachte 3] blijven zitten die in de directe omgeving van het [geadresseerde plein] stond geparkeerd en hebben gewacht op [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [de verdachte] is vanuit de auto gedurende de overvallen door middel van een groepsgesprek telefonisch in contact gebleven met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Tijdens dit gesprek heeft [de verdachte] instructies gegeven aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], onder meer inhoudende waar in de woning gezocht moest worden naar de buit.
Klaarblijkelijk hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich aanvankelijk vergist in het huisnummer, want zij zijn beiden eerst de woning aan het [adres A] binnengegaan. In die woning troffen zij drie bouwvakkers aan, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die daar aan het werk waren. In de woning hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], onder bedreiging met een alarmpistool, de telefoons van de slachtoffers afgepakt, zodat de politie niet kon worden gebeld. [medeverdachte 1] heeft daarbij het alarmpistool doorgeladen en tegen de nek van het slachtoffer [slachtoffer 2] gezet.
[medeverdachte 1] is daarop vertrokken en naar de woning aan het [adres B] gegaan. [medeverdachte 2] is in woning aan het [adres A] gebleven, heeft de afgepakte telefoons onder zich gehouden en de slachtoffers belet de woning te verlaten. [medeverdachte 1] heeft aangeklopt bij de woning aan het [adres B] en is, nadat de deur door het slachtoffer [slachtoffer 4] werd geopend, deze woning binnengegaan en met deze [slachtoffer 4] de trap op gelopen naar de slaapkamer waar de slachtoffers [slachtoffer 5] en zijn vriendin [slachtoffer 6] op dat moment lagen te slapen. [medeverdachte 1] heeft daarbij zijn wapen tegen het lichaam van [slachtoffer 4] gehouden. Aangekomen in de slaapkamer heeft [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer 5] geroepen dat hij € 40.000,00 kwam halen. [medeverdachte 1] heeft daarbij het alarmpistool gericht op [slachtoffer 5] en heeft ook daadwerkelijk een schot gelost. Nadat duidelijk werd dat er geen geld te halen was, is [medeverdachte 1] vertrokken en heeft hij uit de woning een (namaak) Cartier horloge en een Louis Vuitton tas meegenomen.
Hierna zijn alle verdachten in de auto van [medeverdachte 3] naar Rotterdam gereden.
De tas van [slachtoffer 5] en het alarmpistool waarmee het in de slaapkamer van het slachtoffer gevonden knalpatroon waarschijnlijk is verschoten, zijn in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen. Het horloge van het slachtoffer lag in de woning van [medeverdachte 2].
De verklaring van de verdachte
De verklaring van de verdachte komt kort gezegd op het volgende neer. De verdachte was aanwezig toen de tip werd gegeven dat in de woning van [slachtoffer 5] een groot geldbedrag aanwezig was. Eén van de jongens die daar ook was en die later ook de overval heeft gepleegd, kwam op het idee om de woning te overvallen. Dat heeft de verdachte (tevergeefs) geprobeerd uit zijn hoofd te praten. In de avond van 18 oktober 2022 was de verdachte, samen met twee van zijn medeverdachten, aanwezig in de woning aan de [adres 2] te Haarlem en ook op 19 oktober 2022 was hij aanwezig in Haarlem. De verdachte ontkent echter een actieve bijdrage te hebben geleverd aan wat heeft plaatsgevonden. Hij ontkent een rol te hebben gespeeld in het maken van het plan [slachtoffer 5] te overvallen en bij het uitvoeren van de woningovervallen. Op het moment dat de woningovervallen werden gepleegd zat de verdachte in de auto van [medeverdachte 3] en heeft hij alleen gewacht op de medeverdachten zonder dat hij wist wat er gaande was. De verdachte ontkent dat hij vanuit de auto heeft deelgenomen aan een telefonisch groepsgesprek met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Hij stelt dat hij weliswaar is gebeld door de overvaller maar dat hij zijn telefoon aan [medeverdachte 3] heeft gegeven, die vijf minuten met de overvaller heeft gesproken. Daarna werd de verdachte gebeld door [getuige 1].
Oordeel van de rechtbank
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 2]
De raadsman heeft aangevoerd dat aan de verklaring die de medeverdachte [medeverdachte 2] ter terechtzitting in zijn eigen zaak heeft afgelegd, geen of minder bewijswaarde kan worden
toegekend in de zaak tegen de verdachte. De waarborgen waaronder een dergelijke verklaring tot stand komt zijn immers anders dan een verklaring die een persoon als getuige aflegt, aldus de raadsman. De rechtbank oordeelt als volgt. De medeverdachte [medeverdachte 2] is op 14 december 2023 veroordeeld door de kinderrechter voor dezelfde incidenten als waarvan de verdachte wordt verdacht. De verklaring die [medeverdachte 2] ter zitting in zijn eigen zaak heeft afgelegd, is opgenomen in het schriftelijk vonnis. Dit vonnis is gevoegd in het procesdossier van de verdachte en maakt daarvan deel uit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze verklaring van [medeverdachte 2] kan worden gebruikt voor het bewijs in de zaak van de verdachte.
Rol van de verdachte
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. De verklaring van de verdachte dat hij geen betrokkenheid had bij de gebeurtenissen in voorbereiding op en tijdens de woningovervallen, staat op zichzelf en vindt geen steun in het dossier. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte aanwezig was bij het maken van het plan en dat hij vanuit de auto van [medeverdachte 3] telefonisch contact had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedurende beide overvallen en hen daarbij instructies gaf. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit onderzoek van historische telecomverkeersgegeven is gebleken dat de verdachte, anders dan hij zelf verklaart, op het tijdstip waarop de woningovervallen plaatsvonden in het geheel geen contact heeft gehad met [getuige 1]. Dit volgt ook uit onderzoek van de telefoon van Akin.
De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank betrokken geweest bij het maken van het plan [slachtoffer 5] te beroven, hij is aanwezig geweest bij de voorverkenning op 18 oktober en hij heeft vanuit de auto continu telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] toen deze de woningen aan het [geadresseerde plein] te Haarlem gewapend binnenvielen. Verdachte heeft hen bovendien al bellend instructies gegeven waar te zoeken naar de buit. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de rol van de verdachte van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken.
De rechtbank kwalificeert de gang van zaken in de woning aan het [adres A], zoals hierboven uiteen is gezet, als wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
primair
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan het [adres A] te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en bivakmutsen naar de woning gelegen aan het [adres A] te gaan en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op het gezicht van [slachtoffer 1] en
  • tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (op gebiedende en intimiderende toon) te zeggen "telefoons, jullie telefoons” en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van [slachtoffer 2] te zetten en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en
  • dit doorgeladen op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de nek van [slachtoffer 2] te plaatsen en
  • de telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te laten afstaan;
Feit 2
primair
hij op 19 oktober 2022 in de woning gelegen aan het [adres B] te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een horloge en een Louis Vuitton tas, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader,
  • voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en bivakmuts naar de woning gelegen aan het [adres B] is gegaan en
  • bij deze woning heeft aangebeld en
  • direct na het openen van de deur een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het lichaam van [slachtoffer 4] heeft gezet en gehouden en
  • met [slachtoffer 4] onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, naar boven is gelopen naar de slaapkamer van [slachtoffer 5] (waar ook [slachtoffer 6] aanwezig was) en
  • een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te richten op [slachtoffer 5] en
  • met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp te schieten en
  • dreigend de woorden toe te voegen ‘geld geld, ik weet dat je 40.000 euro hebt’.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte, met het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, met verdachtes blanco strafblad en met het feit dat bij de verdachte ADHD is gediagnostiseerd. De raadsman heeft verzocht, bij een bewezenverklaring, een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen twee gewapende woningovervallen gepleegd. Hij heeft samen met zijn medeverdachten een plan gemaakt om het slachtoffer [slachtoffer 5] te overvallen om hem een geldbedrag afhandig te maken. De verdachte is achtergebleven in de vluchtauto en stond telefonisch in contact met zijn medeverdachten op het moment dat zij de woningovervallen pleegden. De verdachte heeft daarbij instructies gegeven waar te zoeken naar de buit.
Twee medeverdachten zijn gewapend en met bivakmuts op naar de woning gegaan. Aanvankelijk hebben zij zich vergist in de woning en zijn zij bij de buren van [slachtoffer 5] naar binnen gegaan. Daar hebben zij drie nietsvermoedende bouwvakkers die aan het werk waren bedreigd met een alarmpistool en hun telefoons afgenomen. Een van de medeverdachten heeft daarbij het wapen doorgeladen en dit tegen de nek van een van de bouwvakkers gezet. Vervolgens is die medeverdachte naar de woning van [slachtoffer 5] gegaan en is de andere medeverdachte enige tijd bij de bouwvakkers gebleven, waardoor hij hen heeft belet de woning te verlaten.
De deur van de woning van [slachtoffer 5] werd opengedaan door [slachtoffer 4], de moeder van [slachtoffer 5]. De medeverdachte heeft het wapen op [slachtoffer 4] gericht en haar gesommeerd hem naar haar zoon te brengen. Aangekomen in de slaapkamer van [slachtoffer 5], die daar samen met [slachtoffer 6] lag te slapen, heeft de medeverdachte geroepen dat hij geld kwam halen. De medeverdachte heeft daarbij het wapen op [slachtoffer 5] gericht en er is ook (per ongeluk) daadwerkelijk een schot gelost. De medeverdachte heeft een horloge en een tas weggenomen uit de woning. Al die tijd hadden de twee medeverdachten telefonisch contact met de verdachte, die in de auto buiten wachtte en instructies gaf.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich met hun handelen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. De slachtoffers in beide woningen hebben hevige gevoelens van angst moeten doorstaan en zullen wellicht nog lang de psychische gevolgen moeten dragen van de gebeurtenissen op 19 oktober 2022. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] blijkt welke impact dit handelen op hen heeft gehad.
Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf passend is.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank heeft acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van Reclassering Nederland van 26 januari 2023, 6 februari 2023, 21 maart 2023 en 15 augustus 2023.
In het laatste rapport heeft de reclassering, in tegenstelling tot haar advies in eerdere rapporten, geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen (ASR). De reclassering wijst erop dat de verdachte erg jong is, een blanco strafblad heeft en zijn leven niet zelfstandig kan organiseren. Naar de mening van de reclassering kan de verdachte de gevolgen van zijn gedrag nog niet overzien en lijkt hij negatief te zijn beïnvloed door zijn sociale netwerk. De reclassering heeft evenwel opgemerkt dat de verdachte niet beïnvloedbaar lijkt door volwassenen en zijn eigen plan trekt. Desondanks slaat de weegschaal volgens de reclassering uit naar het jeugdstrafrecht.
De rechtbank komt tot een ander oordeel dan de reclassering en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat bij een meerderjarige verdachte het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. De rechtbank kan bij wijze van uitzondering op de hoofdregel op grond van artikel 77c Sr, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De verdachte is een negentien jarige man die samen met anderen ernstige strafbare feiten heeft gepleegd. Uit het dossier volgt dat de verdachte daarin een organiserende dan wel coördinerende rol heeft gehad. Van een impulsieve daad en meeloopgedrag is volgens de rechtbank geen sprake. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid van (pedagogische) beïnvloeding bij de verdachte onvoldoende aanwezig is. Uit het rapport van de reclassering blijkt eveneens dat (ook) zij bij de verdachte geen mogelijkheden zien met interventies of toezicht de risico’s te beperken dan wel zijn gedrag te veranderen.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdere contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal daarom niet afwijken van het eerder genoemde uitgangspunt dat een jongvolwassen verdachte volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 6 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De reclassering heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Zoals hiervoor overwogen ziet de reclassering geen mogelijkheden risico’s te beperken en het gedrag van de verdachte te veranderen. Ook gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich onvoldoende aan afspraken met de reclassering gehouden of informatie gegeven.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten een gevangenisstraf moet worden opgelegd van drie jaren.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een gaspistool, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Dit voorwerp behoort de verdachte toe en is aangetroffen bij het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een horloge en een USB-stick, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
9.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 8.281,40 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bedraagt € 781,40 en bestaat uit (niet vergoede) kosten voor diagnostiek door een klinisch (neuro)psycholoog en (niet vergoede) kosten voor de daaruit voortgekomen behandeling (EMDR-therapie). De gestelde immateriële schade bedraagt € 7.500,00 en bestaat uit smartengeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd de immateriële schade te matigen tot een bedrag van ten hoogste € 2.000,00 conform het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2]. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is geworden waarom de kosten niet worden vergoed door de ziektekostenverzekering. Opheldering van dit punt zou een onevenredige belasting opleveren van het strafproces en daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de materiële schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade genoegzaam is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 primair bewezen verklaarde feit.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.781,40 vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade vanaf 19 oktober 2022 en over de toegewezen materiële schade vanaf 11 januari 2024 (de dag van de terechtzitting) nu geen eerdere datum voor het ontstaan van die schade/berekenen van die rente bekend is geworden. De wettelijke rente wordt berekend tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit smartengeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit bij toewijzing van enige immateriële schade, het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 2.000,00, conform het vonnis bij de medeverdachte [medeverdachte 2].
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
In de toelichting op de vordering tot schadevergoeding is evenwel verzocht op dit moment een bedrag van € 5.000,00 toe te wijzen op grond van geleden psychische schade. Ten aanzien van het overige deel van de vordering van € 15.000,00 is verzocht dit niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe is aangevoerd dat de benadeelde partij kort na het incident een van haar twee ongeboren kindjes heeft verloren. Het causale verband met het incident is nog niet onderzocht. Indien hoger beroep wordt ingesteld, ontstaat op die manier de ruimte om dit causale verband te onderzoeken en eventueel geleden schade alsnog bij het gerechtshof te kunnen vorderen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering zoals gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de immateriële schade, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit bij toewijzing van enige immateriële schade, het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 2.000,00, conform het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte 2].
Oordeel van de rechtbank
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank ziet, gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegekend en de omstandigheid dat in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] de immateriële schade van de benadeelde partij is begroot op een bedrag van € 2.000,00, evenwel aanleiding om de gevorderde immateriële schade ook in deze zaak te matigen tot een bedrag van € 2.000,00.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36d, 36f, 47, 57, 282, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van € 2.781,40, als vergoeding voor de materiële en immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade vanaf 19 oktober 2022 en over de toegewezen materiële schade vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.781,40, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 37 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.000,00 (immateriële schade) vanaf 19 oktober 2022 en over een bedrag van € 781,40 (materiële schade) vanaf 11 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Onttrekt aan het verkeer:
1 STK Wapen (Omschrijving: G: 1450261 Gaspistool, Zwart, merk: Umarex Xbg)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
  • 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: PL1100-2022217793-1450269, grijs, merk: Kingston)
  • 1 STK Horloge (Omschrijving: PL1100-2022217793-1451175, zilverkl., merk: Rolex Oyster)
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. van Mierlo, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. M.E. Allegro en J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2024.
Mr. Allegro is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.