ECLI:NL:RBNHO:2024:6524

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
C/15/350650 / KG ZA 24-162
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verkoop van een schoolbus en achterstallige kinderalimentatie in kort geding tussen voormalig echtelieden

In deze zaak, die op 5 juli 2024 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, hebben partijen, voormalig echtelieden, een geschil over de verkoop van een schoolbus en de betaling van achterstallige kinderalimentatie. De man, eiser in conventie, vordert dat hij wordt gemachtigd om de schoolbus te verkopen en dat de vrouw, gedaagde in conventie, de bus en bijbehorende documenten aan hem afstaat. De vrouw, eiseres in reconventie, vordert voorwaardelijk dat zij het verkoopbedrijf voor de bus mag aanwijzen en dat de man bijdraagt aan de kosten van het verkoopklaar maken van de bus. De vrouw vordert ook onvoorwaardelijk betaling van achterstallige kinderalimentatie door de man.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2024 hebben partijen hun standpunten toegelicht. De man stelt dat de vrouw haar verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant niet nakomt, terwijl de vrouw betwist dat de man recht heeft op de verkoop van de bus. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen na de pro forma aanhouding afspraken hebben gemaakt over de schoolbus, waarbij de waarde van de bus is vastgesteld op € 11.500,-. De vrouw heeft erkend dat de man een bedrag van € 1.701,39 aan achterstallige kinderalimentatie heeft betaald, maar stelt dat de man over juni 2024 niet heeft betaald.

De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot betaling van kinderalimentatie, omdat zij niet heeft aangetoond dat het noodzakelijk is om de uitkomst van de bodemprocedure af te wachten. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/350650 / KG ZA 24-162
Vonnis in kort geding van 5 juli 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. L.C. Griffioen-Wennekers te Utrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. B. Kochheim-Bossink te Aerdenhout.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van eis in reconventie met producties
  • de nadere producties van de zijde van de man
  • een aanvullende productie van de zijde van de man
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 7 mei 2024 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Griffioen voornoemd en de vrouw, bijgestaan door mr. Kochheim voornoemd.
1.3.
Nadat partijen over en weer het woord hebben gevoerd is de verdere behandeling van de zaak voor twee weken pro forma aangehouden in afwachting van nader bericht van partijen.
Partijen hebben na ommekomst van deze termijn laten weten dat zij een taxateur opdracht hebben gegeven om de hieronder te noemen bus te taxeren en hebben verzocht om een nadere aanhouding.
Deze nadere aanhouding is verleend.
1.4.
Vervolgens hebben partijen het taxatierapport van de bus overgelegd en ieder in een brief de laatste stand van zaken meegedeeld. Zij hebben vonnis gevraagd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Tussen partijen waren huwelijkse voorwaarden van kracht. Het huwelijk is ontbonden op 3 december 2019 door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen hebben over de gevolgen van hun echtscheiding afspraken gemaakt in een echtscheidingsconvenant, welk convenant in een notariële akte van 24 december 2019 is vastgelegd. Dit convenant houdt voor zover hier relevant het volgende in:
(…)
4.12.
Tot de eigendom van man behoort een schoolbus van het merk Intemational, type S1854, met kenteken [kenteken]. Partijen kennen aan deze bus een waarde toe van € 20.000 (twintigduizend euro). Voor deze waarde zal de bus aan de vrouw worden toegescheiden. De man zal er op eerste verzoek van de vrouw aan meewerken dat het kenteken van de schoolbus met kenteken [kenteken] wordt gesteld op naam van de vrouw. Levering vindt plaats door feitelijke bezitsverschaffing die wordt geacht plaats te hebben gevonden per datum inschrijving echtscheidingsbeschikking, alsmede voor zover nodig wijziging tenaamstelling.
De man kan gedurende een periode van 11 (elf) jaar, gedurende elk kalenderjaar 21 (een en twintig) dagen, naar eigen en eerste keuze, gebruik maken van de bus, zonder enige vorm van huurvergoeding aan de vrouw. De man zal uiterlijk op één februari van elk jaar aan de vrouw schriftelijk kenbaar maken gedurende welke data in het betreffende jaar de man van de bus gebruik wil maken. Indien de vrouw een boekingsaanvraag krijgt vóór één februari van elk Jaar en deze aanvraag valt in een schoolvakantie waarbij, de kinderen bij de man zijn, dan overlegt de vrouw deze aanvraag met de man of zij de aanvraag kan accepteren. Als de man niet binnen een dag reageert is de vrouw vrij de boeking te accepteren. De vrouw draagt er zorg voor dat de bus in goede staat en rijklaar aan de man wordt afgeleverd, zoals gebruikelijk bij verhuur via Goboony.
Indien gedurende deze periode van 11 (elf) jaren de vrouw de schoolbus niet beschikbaar kan stellen, dan wel wil stellen, voor verhuur aan de man zal de schoolbus verkocht worden en komt de helft van de verkoopopbrengst de man toe.
(…)
Artikel 5. TOTALE VERREKENVORVORDERING
(…)
Op grond van artikel 4 bestaat het te verrekenen vermogen uit:
(…)
- € 20.000 (twintigduizend euro) bus (artikel 4.12);
De totaal te verrekenen waarde bedraagt derhalve € 218.250 (tweehonderdachttienduizend tweehonderd vijftig euro). Van dit bedrag komt de vrouw een bedrag toe van € 94.184 (vier en negentigduizend eenhonderd vier en tachtig euro). Daarnaast zal de vrouw de bus genoemd in artikel 4.12 toegescheiden krijgen.
(…)
Artikel 8. Kwijting en vrijwaring
8.1
Partijen verklaren hierbij dat door uitvoering van de in dit convenant omschreven afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling van de aan hen in eenvoudige mede-eigendom toebehorende goederen, met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, aan de op hen rustende verplichtingen hebben voldaan.
Zij verklaren tevens dan ook dat zij, behoudens met betrekking tot de rechten en plichten genoemd in dit convenant, niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen.
(…)
2.3.
Er zijn de afgelopen jaren veel gebreken geweest aan de schoolbus. Als gevolg daarvan heeft de vrouw de bus niet aan de man ter beschikking kunnen stellen.
2.4.
Op dit moment is de schoolbus ook niet beschikbaar omdat de motor vervangen moet worden.
2.5.
Op 31 mei 2024 is de schoolbus getaxeerd door CED Nederland. De waarde van de schoolbus is vastgesteld op € 11.500,- en de waarde van de accessoires op € 500,-. Als opmerking is in het rapport vermeld dat het voertuig al 4 jaar met een defecte motor staat en dat de apk keuring is verlopen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man zal machtigen om de bus te verkopen en te leveren aan derden en dat hij de vrouw zal veroordelen de bus met bijbehorende kentekenbewijzen, onderhoudsboekjes, reserve sleutels en andere toebehoren af te geven, binnen een week na de datum van het vonnis op straffe van een dwangsom en met bepaling dat de kosten van de machtiging voor rekening van de vrouw komen en dat partijen de verkoopopbrengst bij helfte zullen delen. Verder vordert de man veroordeling van de vrouw om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan verkoop van de bus door medewerking te verlenen aan alle instructies van een door de man aan te wijzen verkoopbedrijf en door ondertekening van de benodigde volmachten c.q. stukken, binnen een week na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom. Tot slot vordert de man dat de vrouw wordt veroordeeld de kosten van de verkoop en eventuele kosten van de levering te dragen, alles met veroordeling van de vrouw in de werkelijke proceskosten van de man binnen 24 uur na de datum van het vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw haar verplichtingen uit het convenant niet nakomt. Hij stelt dat de vrouw de bus niet aan hem ter beschikking heeft gesteld. Verder stelt hij dat de vrouw, doordat zij haar medewerking aan verkoop van de bus weigert te verlenen, dit kort geding noodzakelijk heeft gemaakt en dat een proceskostenveroordeling in de werkelijk door hem gemaakte proceskosten daarom op zijn plaats is.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert voorwaardelijk, voor het geval de vorderingen van de man in conventie (onder I en II) geheel of gedeeltelijk worden toegewezen samengevat –dat zij het verkoopbedrijf voor de bus mag aanwijzen en dat de man wordt veroordeeld om de helft te betalen van alle kosten voor het rij- en verkoopklaar maken van de bus en van de verkoopkosten. Verder vordert zij dat na verkoop uit de verkoopopbrengst eerst de door haar gedane investeringen (zijnde vernieuwingen) in de bus worden vergoed en dat de daarna eventueel resterende overwaarde bij helfte moet worden gedeeld.
3.6.
Onvoorwaardelijk vordert de vrouw dat de man wordt veroordeeld om de achterstallige kinderalimentatie te betalen op straffe van een dwangsom.
Alles met veroordeling van de man de werkelijk door de vrouw gemaakte kosten voor rechtsbijstand.
3.7.
De man voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen van partijen in conventie en in reconventie zullen de vorderingen gezamenlijk worden beoordeeld en beslist.
De schoolbus
4.2.
Na de pro forma aanhouding van deze zaak hebben partijen afgesproken dat de schoolbus aan de vrouw wordt toebedeeld tegen de door CED bepaalde taxatiewaarde van € 11.500,- , te vermeerderen met een bedrag van € 500,- voor de accessoires. Omdat partijen hebben afgesproken dat zij de kosten van de taxatie ieder voor de helft zullen dragen moeten zij ieder een bedrag van € 85,15 betalen Per saldo zal de vrouw aan de man dan ook een bedrag van (€ 6.000 - € 85,15=) € 5.914,85 betalen voor zijn aandeel in de schoolbus.
Daarmee komt ook de aanspraak van de man uit het convenant om de bus jaarlijks drie weken te mogen gebruiken te vervallen.
De kinderalimentatie
4.3.
De vrouw heeft gevorderd dat de man wordt veroordeeld om aan haar een bedrag van € 6.870,80 te betalen als voorschot op achterstallige kinderalimentatie. De man heeft verweer gevoerd en gesteld dat de vrouw uitgaat van een te hoog bedrag aan kinderalimentatie omdat de zorgregeling voor de kinderen in die zin is gewijzigd dat [minderjarige 1] niet meer bij de vrouw woont en dat [minderjarige 2] meer dagen per week bij hem verblijft. Hij heeft verklaard dat hij om die reden een wijzigingsverzoek heeft ingediend bij de rechtbank en dat hij het bedrag aan kinderalimentatie intussen naar rato heeft aangepast. Hij heeft erkend dat er wel dat een achterstand was ontstaan, maar heeft verklaard dat hij eind april het door hem erkende achterstallige bedrag van € 1.701,39 aan de vrouw heeft betaald.
4.4.
Na aanhouding van de zaak voor de taxatie van de schoolbus heeft de vrouw aan de man voorgesteld om het bedrag dat zij aan hem moet betalen als overbedelingssom voor de schoolbus te verrekenen met de achterstallige kinderalimentatie. Zij stelt op 13 juni 2024 dat de man over de maand juni 2024 in het geheel geen alimentatie heeft betaald zodat de achterstand alleen maar is opgelopen tot een bedrag van € 6.739,80 en dat zij ermee kan instemmen om, als het bedrag dat zij voor de schoolbus aan de man verschuldigd is in mindering strekt op die achterstand, verder de uitkomst van de beslissing van de alimentatierechter af te wachten.
De man heeft dit voorstel van de vrouw van de hand gewezen. Hij heeft verklaard dat voor verrekening volgens hem geen grondslag bestaat en dat de vrouw ook geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat het de man niet vrij staat om eenzijdig het bedrag aan kinderalimentatie aan te passen dat partijen in de notariële akte overeengekomen zijn. Uitgangspunt is dat dit vastgelegde bedrag ongewijzigd blijft (behoudens indexatie) totdat partijen in onderling overleg anders afspreken of totdat een rechter in een bodemprocedure anders heeft geoordeeld.
Het betreft hier echter een geldvordering in kort geding en die vordering is in kort geding alleen toewijsbaar als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk geworden zijn en daarnaast sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat thans uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is, terwijl in de afweging van belangen van partijen mede betrokken dient te worden het risico van onmogelijkheid tot terugbetaling.
4.6.
De vrouw heeft erkend dat zij eind april 2024 een bedrag van € 1.701,39 aan achterstallige kinderalimentatie van de man heeft ontvangen. Weliswaar heeft zij op 13 juni 2024 verklaard dat de man over de maand juni in het geheel nog geen alimentatie heeft betaald, maar hieruit kan hooguit worden afgeleid dat de man de kinderalimentatie over die maand niet tijdig heeft voldaan. Bij die stand van zaken wordt geoordeeld dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang heeft bij toewijzing van dit deel van haar vordering. De vrouw heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat van haar niet kan worden gevergd de uitkomst van de aanhangige bodemprocedure af te wachten. Dit deel van de vordering van de vrouw wordt afgewezen.
Proceskosten
4.7.
Partijen vorderen over en weer een veroordeling van de wederpartij in de werkelijk gemaakte proceskosten. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om over te gaan tot een proceskostenveroordeling op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Niet is voldoende gesteld of aannemelijk gemaakt dat een van partijen zich zodanig heeft gedragen dat geoordeeld kan worden dat sprake is van misbruik van recht, dat een proceskostenveroordeling op basis van de werkelijk gemaakte kosten zou rechtvaardigen. De proceskosten zullen dus overeenkomstig de hoofdregel tussen partijen als voormalig echtelieden worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt vast dat partijen over de schoolbus de afspraak hebben gemaakt als weergegeven in r.o. 4.1,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 5 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155