ECLI:NL:RBNHO:2024:6519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
C/15/351515 / JU RK 24-602
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 5 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder van de minderjarige, die onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft regelmatig verslavingszorg en opvoedondersteuning ontvangen. De minderjarige verblijft sinds eind maart 2024 vrijwel volledig bij de moeder, die sinds juli 2023 geen alcohol meer gebruikt. Ondanks de zorgen over de opvoedsituatie in het verleden, heeft de moeder positieve stappen gezet en is er toezicht vanuit de kinderopvang en een pleeggezin. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat deze verlenging niet noodzakelijk is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder gemotiveerd is om de hulp voort te zetten en dat de thuissituatie van de minderjarige is verbeterd. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, omdat er twijfels bestonden over de effectiviteit van het toezicht en de betrokkenheid van de vader bij de zorg voor de minderjarige. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen drie maanden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351515 / JU RK 24-602
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. M. van Espen, kantoorhoudende te Hoorn.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 16 april 2024;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder van 27 mei 2024;
- het e-mailbericht van de vader van 3 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de GI.
Als toehoorder was aanwezig [begeleider] , begeleider van de moeder van Stichting De Linde.
1.3.
De vader heeft laten weten niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 25 juni 2021 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, waarna de ondertoezichtstelling definitief is uitgesproken. De ondertoezichtstelling is telkens verlengd en duurt nu nog tot 8 juni 2024.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 25 juni 2021 is ook machtiging verleend [de minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin voor de duur van vier weken. Deze machtiging is vervolgens verlengd tot 6 augustus 2021. Bij beschikking van de kinderrechter van 3 augustus 2021 is het verzoek tot uithuisplaatsing van de Raad voor de Kinderbescherming voor het overige afgewezen en is het verzoek van de ouders tot onmiddellijke beëindiging van de machtiging uithuisplaatsing ook afgewezen.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 1 mei 2023 weer een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin tot 29 mei 2023. Bij beschikking van 9 mei 2023 is die spoeduithuisplaatsing bekrachtigd. Daarna is de machtiging tot uithuisplaatsing steeds verlengd tot 8 april 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] woont sinds 31 maart 2024, na een opbouw, (vrijwel) volledig bij zijn moeder. Hij is nog om het weekend bij zijn eerdere pleeggezin, tot er een deeltijdpleeggezin is gevonden. De moeder heeft hard gewerkt aan de voorwaarden die de GI heeft gesteld. SIG geeft de moeder nu ambulante opvoedondersteuning. De moeder gebruikt sinds juli 2023 geen alcohol meer, heeft begeleiding van de Brijder, ook bij medicatie inname en in juli 2024 wordt afbouw van de medicatie bekeken. Sindsdien heeft de moeder geen terugval gehad, ook niet na een recent incident met de vader die haar bedreigde. Gelet op het patroon in het verleden is er wel een risico op terugval in alcoholgebruik als de moeder overbelast of overvraagd wordt, of als er spanningen zijn tussen de ouders. Daarom is het nodig dat er hulpverlening is voor de moeder om tijdig te signaleren als de moeder weer stress ondervindt. Hiervoor is het belangrijk dat er regelmatig multidisciplinaire overleggen plaatsvinden.
Het doel van een veilige opvoedsituatie bij de moeder is daarom grotendeels behaald. De thuisplaatsing is echter nog zeer pril en daarom is voortzetting van het toezicht nodig.
Er zijn meerdere pogingen gedaan om de vader te betrekken bij het leven van [de minderjarige] , maar na één begeleid omgangsmoment in december 2023 heeft de vader bij herhaling laten weten dat hij zich uit het contact wilde terugtrekken. Dit betekent dat er geen structureel contact is tussen de vader en [de minderjarige] en dat de vader dus niet een deel van de zorg op zich kan nemen.
Of de ouders nog contact hebben en of [de minderjarige] daarmee nog last heeft van mogelijke spanningen en ruzies is niet duidelijk. Op 14 april 2024 heeft de moeder nog contact gezocht met de GI omdat zij het bij haar niet veilig vond genoeg voor [de minderjarige] , omdat de vader zeer dreigend naar haar was. Er zijn dus nog steeds spanningen in de relatie tussen de ouders, en er moet voorkomen worden dat [de minderjarige] hiermee wordt belast.
Het komende jaar moet ingezet worden op het waarborgen van de veiligheid van [de minderjarige] bij de moeder. De hulp van de Brijder en SIG moet doorgaan en [de minderjarige] moet ook om het weekend naar het deeltijdpleeggezin blijven gaan. De GI wil ook de overgang naar een nieuw deeltijdpleeggezin begeleiden. Ook wil de GI werken aan herstel van het contact tussen [de minderjarige] en de vader en meer zicht krijgen op de relatie tussen de ouders en de daarmee samenhangende risico’s.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is primair gepleit voor afwijzing van het verzoek en subsidiair voor verlenging van de ondertoezichtstelling met zes maanden.
De moeder accepteert voortzetting van de hulp van Stichting De Linde, Brijder en SIG, maar ziet geen meerwaarde in de ondertoezichtstelling. Er is namelijk al maanden geen contact met de jeugdbeschermer, die zelfs niet op huisbezoek is geweest sinds [de minderjarige] bij de moeder is teruggeplaatst. Verder is de zelfredzaamheid van de moeder toegenomen. Zij heeft laten zien nu te weten hoe zij moet handelen in moeilijke situaties door na de bedreigingen van de vader contact op te nemen met de GI. De moeder is al een jaar nuchter, dus de ontwikkelingen zijn minder kwetsbaar dan de GI stelt. Daarnaast hebben er al een aantal maanden geen multidisciplinaire overleggen plaatsgevonden, zodat het de vraag is waarom de GI die nu wel nodig vindt.
Over het herstel van het contact tussen [de minderjarige] en de vader merkt de moeder op dat de vader gericht is op het contact met de moeder en [de minderjarige] alleen wil zien als de ouders contact hebben. Sinds de bedreiging in april 2024 is er geen contact meer tussen de ouders. De moeder overweegt om een verzoek in te dienen om alleen met het gezag over [de minderjarige] te worden belast. De moeder staat wel open voor omgang, maar dit moet wel veilig en bestendig zijn.
4.2.
De vader heeft in zijn e-mailbericht laten weten dat hij tijdens de ondertoezichtstelling het gevoel heeft gekregen belachelijk gemaakt te worden en dat zijn gezag steeds gepasseerd wordt. Hij staat open voor contact met zijn zoon, maar het voelt of de vader nooit het juiste voor [de minderjarige] kan doen.

5.De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de opvoedsituatie van [de minderjarige] in het verleden zeer zorgelijk was omdat de ouders onvoldoende beschikbaar waren door hun persoonlijke problemen. De moeder had beperkte draagkracht en gebruikte overmatig alcohol, terwijl de relatie tussen de ouders werd gekenmerkt door veel ruzies en spanningen.
De relatie tussen de ouders is volgens de moeder geëindigd en er is sinds april 2024 geen contact meer tussen hen na een telefonische bedreiging van moeder door de vader. De moeder heeft toen zelf aan de bel getrokken bij de GI met de vraag hoe zij hiermee om moest gaan.
Inmiddels zijn er veel positieve ontwikkelingen geweest in de situatie bij de moeder. Zij gebruikt al een jaar geen alcohol meer en [de minderjarige] verblijft na een opbouw sinds eind maart 2024 vrijwel volledig weer bij haar. Ondanks dat de GI de afgelopen periode niet of nauwelijks actieve regie en toezicht uitoefende, heeft de stijgende lijn zich doorgezet en is de moeder niet teruggevallen in alcoholgebruik, ook niet toen zij onder stress kwam te staan na het incident met de vader. De moeder werkt mee aan verschillende vormen van hulp, waaronder regelmatige verslavingszorg van de Brijder, twee keer per week opvoedondersteuning van het SIG, en begeleiding van Stichting De Linde. [de minderjarige] is inmiddels bijna drie jaar en gaat nu drie keer per week naar de kinderopvang en is om het weekend in een pleeggezin. Dit maakt dat de thuissituatie van [de minderjarige] nu verbeterd is ten opzichte van de situatie waarin hij onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst werd.
Vanwege de zorgen die in het verleden hebben gespeeld, heeft de GI gewezen op het risico op terugval van de moeder in het alcoholgebruik en daarmee op een onveilige opvoedsituatie voor [de minderjarige] . Dit risico lijkt op dit moment echter aanvaardbaar omdat de moeder inmiddels al langere tijd de nodige hulp aanvaardt en zich gemotiveerd toont deze hulp – ook in het vrijwillige kader – voort te zetten. Daarbij komt dat er ook toezicht blijft op de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] via het pleeggezin en de kinderopvang. De ontwikkelingsbedreiging is daarmee weliswaar niet helemaal weggenomen, maar toch in ernst fors afgenomen.
Onder deze omstandigheden is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk. Daar komt bij dat twijfelachtig is of er bij een verlenging daadwerkelijk toezicht uitgeoefend wordt, nu gebleken is dat de laatste maanden vanuit de GI er niet of nauwelijks contact of overleg is geweest met de moeder en de positieve ontwikkelingen toen wel door gingen. Tot slot is ook niet duidelijk geworden hoe de GI zich in geval van een verlenging voorstelt het contact met de vader te herstellen. Het verzoek van de GI zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.